weids als de Atlantische Oceaan.
Want als er één constante valt aan te wijzen in de kritieken die Verhoeven in al die jaren ten deel zijn gevallen, is het wel de spanning tussen een Nederlandse en een Amerikaanse manier van denken over, kijken naar, en beoordelen van cinematografische kunst. De Volkskrant herkent in Verhoeven al ten tijde van Soldaat van Oranje een filmer voor wie Nederland (als thuisbasis, maar ook als thema) eigenlijk te klein en te beperkt is. Diezelfde film wordt niet toevallig in de VS als een ‘voortreffelijk epos ... barstensvol met karakter, avontuur, morele dilemma's, en spitse humor’ verwelkomd, terwijl men in Nederland vooral schimpt dat Verhoeven ‘bewust [heeft] gekozen voor de voorkeur van het grootste deel van het tegenwoordige bioscooppubliek’, en dat zijn regie ‘voorspelbaar’ zou zijn. Ook zijn daaropvolgende film Spetters wist zich in Nederland verzekerd van felle kritiek, in termen als ‘zinloos geweld’ en ‘fascistoïde aandoend ... amusement’. De New York Times echter zag er een ‘actualisering van de Nederlandse cinema’ in, en de Herald Examiner sprak van ‘Holland's One Man Wave’.
Met de ‘parade van grofheden’ die Verhoeven ons liet zien in Flesh + Blood werd de tegenstelling tussen Nederland en de VS dieper en dieper: alleen het NRC Handelsblad erkende dat de film de ‘beperkingen van het Hollands binnenkamerdrama [had] overschreden’, trok parallellen met Brian DePalma en George Romero en prees het ‘vernuft’ en de ‘intelligentie’ van de rolprent. Alle overige recensies waren vernietigend. Het werd zijn laatste in Europa gemaakte film; de tijd was gekomen om te verhuizen naar Amerika, waar de kranten bol hadden gestaan van de loftuitingen (‘mythische schoonheid’, ‘rauwe, instinctieve kracht’) en hij al in de traditie van legendes als John Ford en Akira Kurosawa was geplaatst.
Het was de afstand die Nederland van de VS scheidde die hem hier, als waaghals boven het maaiveld, was opgebroken. Het was diezelfde afstand die nodig zou zijn voor filmkijkend Nederland om hem uiteindelijk op waarde te schatten, naar precies dezelfde maatstaven die men hanteerde voor films van Amerikaanse makelij. Verhoevens overzeese debuut, RoboCop, kon hier rekenen op een verrassend warm onthaal: ‘voortreffelijk gemaakt (...) zeer Amerikaans’, een ‘vitale uiting van wat Hollywood nog steeds vermag’. En: ‘door het geweld heen kan Verhoeven, sterker dan voorheen, de gevoeligheid kwijt waarop hij altijd zo graag wijst’.