bestond uit niet veel meer dan de instructie: Maak van een gestelde opmerking een vraag. Zo wist Weizenbaum, die destijds aan het MIT doceerde, hordes proefpersonen er van te overtuigen dat ze middels een computer met een psycholoog converseerden. Zelfs toen het experiment al lang was afgelopen, slopen er 's avonds nog studenten het lab in om een goed gesprek met Eliza te voeren, ook al bleek zo 'n gesprek niet veel meer te omvatten dan de vraag ‘Waarom voel je je slecht?’ als antwoord op de opmerking ‘Ik voel me slecht’.
Intelligentie is een nogal subjectief begrip, vandaar dat de wet van Turing ook geen objectieve maatstaf hanteert om te constateren of en wanneer er sprake is van een machinale vorm van denken. Als een apparaat in staat is ons er van te overtuigen dat het geen apparaat is, dan spreken we van machinale intelligentie.
Gevoelens, een veel betere maatstaf voor de mate waarin machines op ons lijken, liggen moeilijker. Hoewel wij op een hoogst antropomorfe wijze naar het dierenrijk kijken en dieren makkelijk gevoelens aanrekenen, zonder dat daarvoor ook maar de geringste aanleiding is, doen we zoiets niet met machines. Wat vreemd is. De meeste dieren behandelen we niet veel anders dan machines. De meeste dieren reageren niet veel anders dan machines. En toch zien we ze, in tegenstelling tot de apparaten die ons omringen, als voelende entiteiten. Ja, we praten tegen machines (‘kutcomputer’), we strelen ze (‘Toe nou, schatje, dit stuk moet morgen af’) en soms slaan we ze zelfs (‘Was af! Was af!’), maar we geloven niet echt dat het helpt. Daarentegen zijn er hordes die denken dat het loont om tegen een Ficus Benjamini te praten of die geloven dat Miep de poes hoort wat je zegt als je haar over haar buikje aait en murmelt dat ze een lieve poes is.
Het dilemma van de voelende machine is ooit vrij goed uitgewerkt in een niet al te beste sciencefiction film. In Cherry 2000 komt een man 's avonds thuis om daar zijn prachtige, in kort latex rokje gehulde, curvenrijke blondine van een vrouw in de keuken aan te treffen. Ze omhelzen elkaar, zeggen wat zoete woordjes en dan krijgt de vrouw, Cherry, kortsluiting.
Ze is een robot, een ‘pleasure bot’, gemaakt om het leven van de vrijgezel wat aangenamer te maken. Cherry klopt, zuigt en veegt en doet verder alles wat in de internetnieuwsgroep alt.sex.fetish.robots wordt bedacht.
De hoofdpersoon van de film gaat naar de leverancier en informeert naar een nieuwe chip, die er niet blijkt te zijn.
‘U had een nog werkende Cherry 2000? Man, hoe oud was dat ding wel niet? Dat model heb ik in geen jaren gezien. Nee, daar zijn geen onderdelen meer voor verkrijgbaar. Er zijn veel betere nieuwe modellen uit.’
Maar die wil de eigenaar van deze Cherry niet. Hij wil ‘zijn’ Cherry. Ze zijn al lang bij elkaar, ze kennen elkaars eigenaardigheden. Hij houdt van haar.
Eigenlijk is dat helemaal geen vreemde gedachte. Per slot van rekening leren mensen die lang bij elkaar zijn elkaar ook zo goed kennen dat de verhouding zich volgens emotionele algoritmes lijkt te voltrekken. Zo beschouwd zou het heel goed mogelijk moeten zijn om een robot te bouwen die heel goed als volwaardig levensgezel zou kunnen functioneren, gesteld dat we ze zo antropomorf kunnen maken dat ze de vergelijking met een echte man of vrouw kunnen doorstaan. Net zoals ik, tijdens het spelen van Myth, ineens ‘Stomme dwerg’ kan roepen naar een figuurtje op mijn scherm dat niet meer is dan de representatie in pixels van een paar regels code, zo zul je ook een overtuigend vormgegeven robot op den duur als, op zijn minst, menselijk gaan beschouwen.
Een voorafspiegeling daarvan is al te zien bij de tevreden klanten van Real Doll Inc., een Amerikaans bedrijf dat levensechte sekspoppen maakt. En als ik schrijf ‘levensecht’ dan bedoel ik dat.
Voor pakweg $5000 heb je zo'n pop thuis, keurig afgeleverd in een krat. Wie zo'n krat uitpakt zal zich een ongeluk schrikken. Wat er uit komt lijkt meer op een echte vrouw (en sinds enige tijd ook man) dan menige mede-tramreiziger.
En dat inclusief het door de koper opgegeven aantal anatomisch-correcte lichaamsopeningen, borstgroottes die variëren van nauwelijks tot heel veel, en haar (ja, ook ‘daar beneden’) in elke gewenste kleur en krul. Enthousiaste gebruikers hebben internetsites opgezet waarop ze verslag doen van de avonturen die ze met hun poppen beleven, poppen die zonder uitzondering exotische namen als Marisa en Kayleigh hebben gekregen.
Er is niet zoveel voor nodig om de mens, en misschien wel in het bijzonder: de man, er van te overtuigen dat ‘iets’ menselijk is. Per slot van rekening zijn de meeste mannen niet of nauwelijks in staat siliconenborsten te onderscheiden van echte of vals haar van een natuurlijke bos.