Passionate. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Said el HajiEen tijdje terug werd de schrijver Hafid Bouazza uitgenodigd om aan de Universiteit Leiden het college ‘Literaire canon onder invloed van migranten-literatuur’ af te sluiten. Voor wie niet weten wie Bouazza is, hij geldt als een van de grootste talenten van de afgelopen jaren. Hij schreef onder meer De voeten van Abdullah en Salomon, en bewerkte toneelklassiekers als De slachting in Parijs en Otello voor het vermaarde Toneelgroep Amsterdam. Afgelopen zomer was hij zomergast bij Zwagerman, en heel recentelijk kwam hij met de lovend ontvangen roman Paravion. Reeds na vijf of wat minuten wilde Bouazza niets meer van het woord ‘migrantenliteratuur’ weten. ‘Zo'n etiket belemmert de schrijver in zijn vrijheid,’ zei hij. ‘Mensen gaan je dan vreemd aankijken wanneer je een werk schrijft waarin géén migranten voorkomen.’ Klinkt redelijk, maar is eigenlijk een rookgordijn voor 's mans dorst naar roem en eer. Als men van een voetballer verwacht dat hij ze er in schopt omdat hij dat altijd doet, weerhoudt hem dat er toch niet van om de bal er ook eens in te koppen als dat beter uitkomt? Niemand die hem zo'n verrassing kwalijk zal nemen. Dat een filmmaker erom bekendstaat romantische komedies te maken, weerhoudt hem er toch niet van om eens het thrillergenre of welk ander genre dan ook te beproeven? En wat doet het ertoe of de mensen je vreemd aankijken wanneer je zoiets doet? Mensen kijken op van alles. Trouwens, over hoeveel mensen hebben we het? Zoveel lezers heeft Bouazza niet. Nu ja, de werkelijke reden is natuurlijk dat meneer niet in het vage hokje van ‘de schrijver tussen twee culturen’ gepropt wil worden. En dat is zijn goed recht. Iedereen wil origineel zijn, zich onderscheiden van anderen, en het liefst als enige. Op een hoop gegooid worden is niet inspirerend. En nu die hele vermoeiende discussie over de schrijver tussen twee culturen weer een beetje weggeëbd is, komt Bouazza met een roman over Marokkaanse migranten in Amsterdam: Paravion. Het is een spel, een ritueel: hoe genereer je roem en eer? In deze context moeten we Bouazza's rookgordijn zien, als een schaamlap voor eerzucht. De docente zat er wat beteuterd bij en de studenten wisten het ook niet meer. Tja, waar moesten ze het dan over hebben? Wel gek, dat je als docente juist de schrijver uitnodigt die nooit van een verbinding tussen werk en afkomst wil horen. Want daar staat Bouazza bekend om. Iedereen die zijn Boekenweekessay Beer in bontjas heeft gelezen, weet dat. Maar de docente koos voor Bouazza, omdat hij in de beeldvorming wellicht de enige was die er zo'n uitgesproken mening over had. Maar waarom zou je als Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst überhaupt literatuur maken waarin géén migranten voorkomen? Boeken over Nederlanders, die zijn er genoeg, die schrijven de Nederlanders zelf. Bovendien is migratie een van de belangrijkste thema's van onze tijd, dus ook de autochtone schrijver zou er eens naar moeten kijken. Een schrijver kan wel goede literatuur maken, tijdloze en universele verhalen over liefde, eenzaamheid en dood, maar dat sluit niets uit. Belangrijke literatuur wordt gemaakt door de tijd, en onze tijd heeft behoefte aan migrantenliteratuur. Dat betekent literatuur met heel veel Marokkanen, Turken, Antillianen en Somaliërs erin. Wil je ingrediënten als liefde, eenzaamheid en een snufje dood toevoegen, dan kan dat. Migranten krijgen in hun leven ook met liefde, eenzaamheid en dood te maken. Waarom zou | |
[pagina 37]
| |
je er laatdunkend over doen? Wat eens Couperus, Daum en Multatuli deden met Nederlands-Indië, en Mulisch en Hermans en nog vele anderen met de Tweede Wereldoorlog, zullen nu schrijvers doen met de multiculturele samenleving. Zoals Abdelkader Benali met zijn roman De langverwachte. Hij kan er nu prat op gaan niet alleen de jongste maar ook de eerste Marokkaanse Libriswinnaar te zijn. Want daar gaat het om: het geld is leuk, maar het is de roem en de eer die je doen zweven. Wat een Marokkaan ook zegt over zijn afkomst, zodra er eer te behalen valt blijkt men meer Marokkaan dan gedacht. Daar staat de Marokkaanse schrijver niet alleen in, voor iedereen die naar erkenning dorst, geldt: opportunisme is de weg. Bouazza, die niet als exotisch snoepje wil worden geafficheerd, is er trots op de enige Marokkaan in het Prometheus-fonds te zijn. Als het aan hem ligt, komt er geen Marokkaan meer bij. Nee, geen gettovorming in zijn wijk! Toen cabaretier Najib Amhali voor het eerst in Carré stond, huilde hij: ‘Hier sta ik dan, de eerste Marokkaan in Carré!’ Dichter Mustafa Stitou, sinds kort verhuisd naar De Bezige Bij, zal er wel blij mee zijn niet meer tot de allochtonenclub van Vassallucci te horen. Want wie wil nou in een getto wonen als je je een bescheiden villa kunt permitteren? Een Marokkaan die als enige allochtoon in een ‘witte’ wijk woont, voelt zich bijzonder en geslaagd. Wie denkt dat zo'n enkele allochtoon in een voor de rest autochtone buurt eenzaam en zielig is, die heeft werkelijk geen idee wat een mens drijft. Zelf ben ik overigens de eerste Marokkaan die op het Fiji-eiland Beach-comber is geweest. De douane aldaar had er moeite mee te geloven dat mijn paspoort van een werkelijk bestaand land afkomstig was. Marokko? Nee, hadden ze nooit van gehoord. Wat geeft het? De meeste mensen hebben toch ook nooit van Fiji en Beach-comber gehoord. Het gaf mij een kick, de eer was geheel aan mij. Op Marokkaanse scholen zou deze onderneming als een heuse tour de force worden onderwezen, en docenten zouden vragen: ‘Wie was de eerste Marokkaan die voet zette op Beach-comber?’ En de lieve kindertjes zouden uit volle borst mijn naam roepen. Van egotrip naar de vraag: waarom moeten migrantschrijvers over migranten schrijven? Want is dat niet wat ik zeggen wil? Ach, natuurlijk is het pertinente onzin, een schrijver moet helemaal niets. Maar het is even pertinente onzin om migranten-literatuur tot taboe te verklaren, omdat mensen je vreemd zouden aankijken wanneer je een werk schrijft waarin géén migranten voorkomen. Slaat als een tang op een varken. De mens doet sinds hij zich kan heugen niet anders dan migreren. Migratie is niet nieuw. Welbeschouwd zijn we vanaf het moment dat we geboren worden migranten: we betreden het leven als vreemdelingen. Niettemin, vandaag de dag is migratie een gloeiend hete kwestie die om helden schreeuwt. Fort Europa is geen fort meer, het brokkelt af als de Zwitserse Matterhorn. Er is een heuse oorlog aan de gang tussen de mensen die binnen willen komen en de mensen die hen buiten willen houden. Daar ligt een schat aan verhalen, ook voor hen die engagement schuwen. |
|