Passionate. Jaargang 9
(2002)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
1.2.3.4.5.6.7.8.9
| |
[pagina 71]
| |
■ Hij woonde alleen met zijn 71-jarige moeder op een grote, afgelegen boerderij. Zondags bracht hij haar altijd naar de kerk. Hij bemoeide zich weinig met de rest van het dorp. Zijn moeder behandelde hem (41 jaar) als een kleine jongen. Voor alles wat hij deed, moest hij eerst toestemming vragen. Hij kreeg vier gulden zakgeld in de week. Ze zat, tweede paasdag, met de rug naar hem toe een boek te lezen. Hij greep haar van achteren vast. Hij sleepte haar naar het erf. De waterput naast de stal wordt gebruikt om melkbussen koel te houden. Er stond plusminus een halve meter leidingwater in. Hij hield haar hoofd en bovenlijf net zolang onder tot ze gestikt was. Hij droeg het lichaam naar binnen. Hij legde het op bed. Hij waarschuwde een arts: mijn moeder heeft een ongeluk gekregen. Toen ik thuiskwam (hij had een paar uur rondgereden op zijn motorfiets) zag ik haar liggen, voorover in de put. Alle deuren waren op slot. Maar ze had de sleutels niet bij zich. Die hingen op de gewone plaats in het aanrechtkastje.
■ Hij werkte als hulpportier in een YMCAGa naar voetnoot1. Hij had een goede reputatie door trouwe dienst. Op een dag rent hij plotseling een toilet op de derde verdieping binnen. Hij ziet een meisje en biedt zijn hart aan. Ze dacht met een gek te doen te hebben. Ze probeerde hem te lijmen. Ze zei: OK, ik neem het aan. Toen probeerde hij zijn hart uit te snijden met een graveermes. Hij stierf onmiddellijk. Tussen zijn papieren werden drie huwelijksaankondigingen gevonden, jaren tevoren gedateerd; door de adressen werd het lijk geïdentificeerd. Op de achterkanten had hij respectievelijk de volgende zinnen geschreven: Ja, ik brak je hart Ja, ik ruïneerde je leven voor altijd Ja, je zult nooit meer dezelfde zijn Hij was 33, van goede komaf, bemiddeld en sinds twee jaar spoorloos. | |
[pagina 72]
| |
■ Ik wou 'm helpen. Ik heb een EHBO-kursus gevolgd. Hij was bewusteloos en zwaargewond. De anderen wilden doorrijden. Ze hadden een map met geld gevonden. Hij had minstens ƒ1000,- bij zich, zegt de weduwe. Hij werd gevonden door twee politiemannen. Ze werden van diefstal verdacht. Elk vrij uur besteedden ze aan eigen recherchewerk. Een barjuffrouw zei dat in de nacht van het ongeluk vier jongemannen met geld gesmeten hadden. Ze spraken ... dialect. De twee politiemensen zijn zelf afkomstig uit ... Ze wisten voldoende aanwijzingen tegen het viertal te verzamelen.
■ Ik hou van dat beest. Ik wil 'm terughebben. Hij heeft twee verschillende ogen: een blauw en een groenbruin oog. Ruim twee jaar geleden kwam hij bij ons, als babypoes. Een hoopje witte watten was het toen. En, vult haar zoon aan, hij bleef altijd zo op zijn rug bij me op schoot liggen. Dat doet geen enkele andere kat. Ook hij heeft Sjimi herkend in de krant. Sjimi verdween op een dag in september via een open raam en een plat. Kinderen uit de straat kwamen vertellen: Sjimi is overreden. Daarom werd geen aangifte gedaan. Toen zag ik 'm in de krant. Alleen een beetje dikker geworden. De kat van de foto heeft in een Delfts dierenasiel gezeten. Op een tentoonstelling won hij het Europese kampioenschap. De kat kan nooit van haar geweest zijn, volgens de eigenaar van het asiel. Ik heb datzelfde katje al veel eerder in mijn asiel gehad. En een kat die van huis wegloopt, gaat ook niet van Rotterdam naar Delft! Ik vind 't maar vreemd dat opeens zoveel mensen, wel 35, komen opdagen die hun kat kwijt zijn, maar nooit aangifte gedaan hebben.
■ Er kwam geschreeuw van een kind uit het huis. Het was 11 uur 's avonds. Buren belden de politie. Hij beweert dat ze hem vlak voor 11 uur wakker maakte. Ze riep om haar moeder, die op visite was bij vrienden. Ze zei dat ze een nachtmerrie had gehad: pappa sloot haar op in de w.c. en rende weg met mamma. Hij sloeg haar met de poot van een stoel die hij (mandevlechter) aan het matten was voor een klant. In zijn verleden is niets bizonders te vinden. Altijd matig en kalm geweest; geen straflijst. Enig kind; vader stierf toen hij 12 was. Hij en moeder zeer aan elkaar verknocht. Familie zegt dat ze hem verwende. Ze stierf toen hij 24 was. Hij trouwde binnen 6 maanden met een vrouw van 35. Tot het incident leefde hij zeer gelukkig met haar. Het bleef bij 1 kind. Hij praat onsamenhangend over vrouw en moeder. Hij zegt dat hij wanhopig bang was van het kind, en handelde uit zelfverdediging. | |
[pagina 73]
| |
■ De dag voor Kerstmis brengt vader de beslissing over. Op aanraden van opa wordt Theo, huisvriend, niet meer binnengehaald. En hij mag niet meer omgaan met Tinie en Arie. De eerste dinsdag van het nieuwe jaar staatTheo toch te wachten als de school uitgaat. Hij laat de kleuters achter op zijn brommer plaats nemen. Aan een vriendje geeft hij een briefje mee voor de familie: Arie en Tinie komen wat later thuis Theo rijdt naar zijn huisje, 15 kilometer buiten de stad. Hij stoptTinie in een teil met koud water en doet de koude keuken op slot. Als ze begint te huilen, richt hij de slang op haar. Arie moet zijn zusje, als ze lastig wordt, er flink van langs geven met de matteklopper. Hij deelt een paar rake klappen uit. Maar oom Theo is niet tevreden. Hij neemt het van Arie over. Hij slaatTinie bont en blauw van top tot teen (indrukken van matteklopper op rugje). Hij bewerkt haar met een oude binnenband van zijn brommer. Hij geeft haar een schop. Ze vliegt met haar hoofd tegen een stoel en blijft bewusteloos liggen. Ze heeft een hoofdwond. StraatmakerTheo plakt een pleister op de wond en draait een paar platen. Nog een laatste pak slaag voorTinie, dan brengt hij de kinderen weer achter op de brommer naar de stad. Onderweg vallen ze nog een paar keer van de brommer. Tinie heeft een lichte hersenschudding en overal zware bloeduitstortingen. Theo is opgesloten door de rijkspolitie.
■ Een rijke Amerikaanse weduwe kwam per vliegtuig in Parijs aan. Ze kende er niemand. Ze sprak geen Frans. Ze was doof. Ze was hartpatiënte: elke twee uur moest ze medicijnen innemen. Ze had weer medicijnen nodig. Ze stapte een apotheek binnen. Ze kreeg haar medicijnen, maar liet haar tas, waarin behalve de medicijnen haar paspoort en al haar geld, achter op de toonbank. Ze schrok. Ze wist de naam van de apotheek niet meer. Ze was vergeten waar de apotheek zich bevond. Ze dwaalde door de hete, stoffige straten, op zoek naar de apotheek. Ze werd steeds angstiger en schichtiger. Tegen de avond kroop ze, in shocktoestand, in een auto, geparkeerd op de Avenue Kléber. Ze trok japon en schoenen uit. Ze strekte zich uit op de achterbank, om te gaan slapen. Een knecht van een naburige garage zag haar en joeg haar weg. Ze strompelde over straat, japon in haar hand. Ze kreeg een hartaanval, viel, botste met haar hoofd op de straatstenen en stierf aan een schedelbreuk. Naast het stoffelijk overschot werd een bril met ingebouwd gehoorapparaat gevonden. Iemand van de apotheek bracht de tas naar de Amerikaanse ambassade. | |
[pagina 74]
| |
■ Ik was 19 en zonder werk. Ik heb een koksopleiding gehad op een weerschip. Ik heb in de bouwerij gezeten. Ik heb een diploma timmerman. Ik heb bij een melkinrichting gewerkt. Ontslagen. Ik had geld nodig. Ik las over fraudes met spaarbankboekjes. Dat bracht me op een idee. Ik had een adres in Antwerpen voor stempels etc. Ik opende spaarbankboekjes bij de Spaarbank. Ik vervalste de saldi en nam ongeveer ƒ12.000 op, in een aantal steden. Ik vroeg mijn moeder om ouwe kranten te bewaren. Ik knipte verslagen uit van smokkel, vervalsingen, berovingen, overvallen, schietpartijen, inbraken etc. Ik legde plakboeken aan, per onderwerp. Mijn ouders wisten dat ik zonder werk was. Ik betaalde kostgeld. Ze vroegen niet waarvan ik het betaalde. Ik reisde naar Egypte en de States. Uit Kaïro bracht ik stuff mee. Uit Amerika een koffer vol wapens: pistolen, dolkmessen, een geweer en munitie. Het geweer zette ik thuis in de kast. Niemand vroeg waar het vandaan kwam of wat ik er mee wou. Ik wou naar Zuid-Amerika. Ik wou in één klap over veel geld beschikken. Mijn koffer stond klaar.
Ik nam een paar peppillen in. In een telefooncel belde ik een taxibedrijf op. Ik bestelde een taxi. De chauffeur moest bij de ...bank naar binnen gaan en vragen naar de heer van Dijk (ik dacht aan Dick van Dyke). Ik nam de bus naar de bank. Ik wachtte op de chauffeur. Ik ging onmiddellijk achter hem naar binnen. Ik riep: Poen wil ik zien! Ik schoot in het plafond. Ik gooide een papieren tas over de balie. De kassier deed er niet genoeg in naar mijn zin. Het ging te langzaam. Ik richtte mijn revolver op de chauffeur. De kassier gehoorzaamde. De tas was vol. Ik wist niet hoeveel er inzat (er zat ƒ135.000 in). Ik dwong de chauffeur naar buiten te lopen, met een pistool in mijn jaszak. Ik ging op de achterbank zitten. Ik laadde het geld over in een K.L.M.-tas. Ik schoot per ongeluk door de rugleuning van de voorbank, zonder de chauffeur te raken. Ik kan wel schieten, maar niet gericht. Ik dwong de chauffeur te stoppen. Ik wou een lift naar het Centraal Station. Ik dwong de chauffeur voor me uit te lopen, en een auto aan te houden. Ik schoot drie autoruiten kapot. Iemand werd gewond in een been. Ik werd met behulp van voorbijgangers overmeesterd. Ik was bang voor de verhoren. Ik verzon een medeplichtige, ‘Dick’. De karabijnbrigade ging 'm zoeken, met honden. Ik wist niet meer wat ik deed. Ik was in trance. Ik voelde me een held. | |
[pagina 75]
| |
Vaandrager, Zaal De Unie, Rotterdam 1987 Foto Hansje de Reuver
|
|