Passionate. Jaargang 9
(2002)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
‘Mijn beste lezer’ - zo bestempelde Vaandrager tegen het eind van zijn leven zijn jeugdvriend Hans Sleutelaar. Samen zetten ze midden jaren vijftig hun eerste stappen in de literatuur. Decennia later redigeerde Sleutelaar de laatste twee dichtbundels van Vaandrager. Daartussen kenden ze een lange periode van bekoeling. Toch bleef Sleutelaar, zij het onbedoeld, zijn schaduw werpen over het werk dat Vaandrager schreef.
Hans Sleutelaar (Rotterdam, 1935) was een zeventienjarige leerling op een Rotterdamse HBS toen hij Cor Vaandrager ontmoette bij een jazzconcert. Vaandrager zat op dat moment op het Lyceum. Ze deelden een passie voor jazz en literatuur, en ze stimuleerden elkaar in hun ambitie schrijver te worden. Sleutelaar: ‘Rotterdam was een woestijn op cultureel gebied, dus we waren blij elkaar gevonden te hebben. We spraken veel over literatuur, ons eigen werk en onze nieuwste ontdekkingen. We waren erg geïnteresseerd in existentiële filosofen en schrijvers, zoals Kierkegaard en Camus. Die zwaarwichtigheid hebben we later wel afgeworpen.’ In 1955 richtten ze hun eigen literaire tijdschrift op, Proefschrift. ‘We noemden Proefschrift “maandblad voor de nieuwe generatie”. Aan kapsones hadden we geen gebrek, maar in werkelijkheid waren we zoekende. We wilden gewoon een podium creëren voor onszelf en onze generatiegenoten, want dat was er niet. Je had het tijdschrift Podium, maar daarin publiceerden vooral de Vijftigers, de generatie schrijvers vóór ons.’ Cruciaal voor het vinden van een literaire identiteit was de aanstelling van Sleutelaar en Vaandrager als copywriter bij Lintas, het reclamebureau van Unilever. Sleutelaar: ‘Lintas gold als een van de beste leerscholen om het reclameschrijven onder de knie te krijgen. Voor onze literaire ontwikkeling is het ook belangrijk geweest. We leerden er economisch te schrijven; zo overtuigend mogelijk zijn met een minimum aan woorden. Er gelden simpele wetten in copywriting: korte zinnen, korte kopregels, recht op je doel afgaan. Je ontdekt hoeveel macht het woord kan hebben.’ ‘Reclame is een typisch Amerikaans verschijnsel. Dat zie je terug in het werk van Amerikaanse dichters waarin we geïnteresseerd raakten, zoals Robert Creeley en Lawrence Ferlinghetti. Hun economische en directe taalgebruik sprak ons erg aan. Zo groot zijn de verschillen overigens niet tussen reclame en literatuur. Of het nou om het verkopen van waspoeder gaat of het overtuigen van de lezer van je denkbeelden, het gaat erom dat je doeltreffend bent.’ | |
Nieuwe wereldNa Proefschrift werden Sleutelaar en Vaandrager gevraagd in de redactie te komen van het Vlaamse tijdschrift Gard Sivik. Later voegden Armando en Hans Verhagen zich bij hen, en gevieren drukten ze een steeds duidelijker stempel op Gard Sivik. Met hun zakelijke, nuchtere poëzie zetten ze zich af tegen het overdadige en moeilijk toegankelijke werk van de Vijftigers. Sleutelaar: ‘We spraken in die tijd wel vaak over poëzie, maar Cor theoretiseerde er nauwelijks over. Ik kon het beter verwoorden, Armando ook. Cor was niet zo rationeel, hij vertrouwde meer op zijn instincten. Maar hij stond helemaal achter de ontwikkeling die Gard Sivik doormaakte, dat zie je aan zijn gedichten uit die periode.’ ‘Doordat je samen een vuist wil maken en veel discussieert over literatuur beïnvloed je elkaar natuurlijk. Maar het was nooit een afspraak dat wij koele poëzie gingen schrijven, op een gegeven moment kom je daar achter. In dat opzicht was het uitkomen van Gard Sivik nr 27 (juli-aug 1962-red.) een mijlpaal. Cor en Hans Verhagen hadden er allebei 20 gedichten voor geschreven die werkelijk iets nieuws brachten. Toen dachten we: hier is iets aan het ontstaan.’ ‘Het was vooral helderheid wat wij nastreefden. De regelmaat van de volzin in het gedicht herstellen. De Vijftigers geloofden niet meer in het alledaagse woord en zochten hun heil in het poëtische en irrationele. Dat heeft er mee te maken dat zij in de oorlog zijn opgegroeid, dat heeft hun wereldbeeld bepaald. Zij gingen zich afzetten, wat wij juist niet wilden. Wij zaten in de tijd van de wederopbouw, het werken aan een nieuwe wereld. Wij geloofden in de wereld waarin we leefden, en in de taal die we op straat hoorden.’ ‘Ik heb wel eens gezegd, poëzie komt voort uit het anti-poëtische. Dat is een ideaal, want meestal is het zo dat aankomende dichters poëzie lezen, waar hun poëzie weer uit voortkomt. Maar hun voedingsbodem zou de werkelijkheid moeten zijn. De stof buiten jezelf zoeken, niet zozeer in jezelf. Dat riepen wij toen en dat geloof ik nu nog. Wat wij deden heeft het normale, alledaagse teruggebracht in de poëzie. Ik geloof dat je de invloed daarvan terugziet in enkele belangrijke latere dichters, zoals Johnny van Doorn, J.A. Deelder en Hans Vlek.’ Gard Sivik en opvolger De Nieuwe Stijl trokken veel aandacht, toch bleef de ‘beweging’ grotendeels | |
[pagina 32]
| |
Hans Sleutelaar en Vaandrager, met schrijver Hugo Raes en vriendin, 1963 Foto Philip Mechanicus
beperkt tot Vaandrager, Sleutelaar, Armando en Verhagen. Sleutelaar: ‘We kregen wel inzendingen, maar voornamelijk van epigonen. En verder moest de literaire wereld weinig van ons hebben. Het had toch iets van: wij tegen de rest. In De Nieuwe Stijl hebben we een “parade der proleten” afgedrukt, een reeks citaten uit negatieve recensies. Een van de verwijten was dat we het proletendom in de literatuur hadden gebracht. Men vond het banaal wat wij deden.’ | |
WrokNa enkele jaren had de ‘bende van vier’ zijn statement gemaakt, en begon men verschillende richtingen in te slaan. Het was vooral Vaandrager die dit met lede ogen aanzag. Hij bleef - meer dan de anderen - vasthouden aan de Nieuwe Stijl principes; bovendien hechtte hij zeer aan zijn vriendschap met vooral Sleutelaar en Verhagen. Sleutelaar: ‘We groeiden uit elkaar, wat logisch is na tien, twaalf jaar intensieve vriendschap. Cor was vrij stug, achterdochtig ook. Ik begaf me makkelijker in de wereld en dat maakte rancuneuze trekken in hem los. Hij voelde zich verlaten, het was een verraad aan onze vriendschap dat ik nieuwe wegen insloeg, zoals mijn journalistieke werk bij de Haagse Post. Maar ik had aanvankelijk niets in de gaten van zijn irritaties.’ Vaandragers ergernis kwam tot een uitbarsting in 1966 in de haven van Ibiza, waar ze geregeld kwamen. ‘Ik maakte een geintje over zijn zuinigheid. Cor kon niet goed met geld omgaan en was ook niet bepaald vrijgevig. Die opmerking moet voor hem de druppel zijn geweest. Hij vloog me aan en ik kreeg een flink pak slaag, want hij was veel sterker. Ik heb het hem nooit kunnen vergeven. Hij is nog wel met me mee teruggereden naar Rotterdam, maar dat was geen pretje. De vriendschap was over.’ Aanvankelijk hadden ze af en toe nog contact, maar hun bezigheden liepen steeds verder uiteen. De Nieuwe Stijl was opgedoekt, en Sleutelaar richtte zich op de journalistiek. Uiteindelijk werd hij adjuncthoofdredacteur bij de Haagse Post. In 1970 verhuisde hij naar Zandvoort, een jaar later naar Amsterdam. Hij begon de literaire uitgeverij Boelen en cultureel tijdschrift Hollands Diep, en publiceerde één dichtbundel, Schaars licht (1979). Lange tijd was hij actief als freelance editor. Vaandragers wrok tegenover Sleutelaar werd almaar groter, en hij maakte het de leidraad van zijn prozaboek De hef (1975). Het bevat diverse bittere passages over het einde van hun vriendschap en Sleutelaars vermeende verraad. Sleutelaar heeft het zich echter niet persoonlijk aangetrokken. ‘Ik werd er niet vrolijk van, maar ik heb De hef toch vooral gezien als een literair werk met grote kwaliteiten. Cor schrijft gemene dingen over me die beslist niet waar zijn. Maar in zijn ogen moet het wel waar zijn geweest. De hef zit vol haat tegenover mij, maar ook vol met liefde. Ik denk dat mijn vriendschap met Cor al zo ver achter me lag, dat ik me niet beledigd voelde.’ ‘In ieder geval heeft hij zijn gevoelens van wrok, tegenover mij en anderen, omgezet in een belangrijk boek. Er gaat een enorme kracht en directheid van uit, net als De reus van Rotterdam trouwens. Die malende, bezeten stijl waarin ze geschreven zijn is heel inspirerend voor andere schrijvers. Wat dat betreft is Cor een writer's writer. Alles wat in hem woedde heeft hij op papier gezet, daarom is de structuur van beide | |
[pagina 33]
| |
V.l.n.r. Vaandrager, Hans Verhagen en Hans Sleutelaar, plm. 1963 Foto Egbert Munks
boeken zo fragmentarisch. De strakke vormprincipes van De Nieuwe Stijl heeft hij losgelaten, maar de directheid in de manier van kijken is onverminderd.’ | |
OnthechtEnkele jaren na De hef kwam het tot enige mate van verzoening tussen Sleutelaar en Vaandrager. Aanleiding voor hun weerzien was Vaandrager's Totale poëzie (1981), de verzamelbundel die door Sleutelaar werd samengesteld. Al praatten ze hun wederzijdse grieven niet uit, ze waren weer on speaking terms. In 1986 begon Vaandrager, na een jarenlange periode van inactiviteit door persoonlijke problemen, weer gedichten te schrijven. Hij stuurde een selectie naar Sleutelaar, die hij nog steeds als zijn beste lezer en criticus beschouwde. (‘Als Sleutelaar het niks vindt, dan is het ook niks,’ zei Vaandrager in een interview met Martin Bril, Haagse Post, 12-8-89). Sleutelaar ging ermee naar De Bezige Bij en verzorgde de redactie. Uiteindelijk leidde dat tot Vaandragers comeback als dichter met Metalon (1987), drie jaar later gevolgd door Sampleton, dat ‘bezorgd’ werd door Sleutelaar en Martin Bril. Sleutelaar: ‘Ik was onder de indruk van Cors nieuwe werk, al is het minder toegankelijk dan zijn eerdere poëzie. Het is nog steeds op de realiteit gestoeld, maar het zit niet meer strak in de vorm. Alsof hij plakjes uit de werkelijkheid heeft gesneden. De gedichten kunnen overal over gaan, alles is even belangrijk. Het lijkt onthecht, alsof hij boven de dingen zweeft, zich al niet meer op aarde bevindt. Cor had heel veel geschreven, en hij zag niet dat de kwaliteit erg wisselde. Hij wilde in Metalon honderden gedichten opnemen, maar dat zag De Bezige Bij natuurlijk niet zitten. Uiteindelijk begreep hij dat wel.’ Niet lang voor Vaandragers dood had Sleutelaar nog een pijnlijke ontmoeting met hem. Vaandrager was weer zwaar aan de drugs geraakt en bij periodes dakloos. ‘We zouden allebei iets zeggen in een film van Jop Pannekoek over Rotterdam. Cor had afgesproken met Pannekoek in Lantaren/Venster, het kunstcentrum in Rotterdam. Cor kwam een uur te laat en zei dat hij meedeed, maar eerst moest hij geld hebben. De regisseur gaf een paar honderd gulden, en Cor verdween onmiddellijk om niet meer terug te keren. Later vertrok ik ook, en toen kwam hij net aanlopen. Hij had een roodwitte verkeersplank onder de arm, zoals junks zichzelf altijd een taak proberen te geven. Hij keek me aan met een verstoorde blik, ik geloof wel dat hij me herkende. Ik was op mijn hoede. Hij keek me nog eens indringend aan, draaide zich om en liep weg met die plank. Dat is mijn laatste beeld van hem. Je kan wel realist zijn, maar de realiteit kan je ook opbreken.’ | |
BeteugelingHans Sleutelaar stelde samen met Sjoerd van Faassen een boek samen over Gard Sivik en De Nieuwe Stijl: De Nieuwe Stijl 1959-1966 (De Bezige Bij, 1989). Verder is er nog weinig substantieels geschreven over de beweging. ‘Over ons wordt voornamelijk in clichés gesproken. Zo wordt Gard Sivik meestal op een hoop gegooid met Barbarber (literair tijdschrift en tijdgenoot van Gard Sivik, red.) onder het mom van de Zestigers. Ook over de vermeende koelheid van ons werk is men erg eenduidig. Ik denk dat het in aanleg romantische poëzie was die zich zakelijk voordeed. Het kon over alles gaan, vanuit het idee dat de wereld veel groter is dan het blikveld van de dichter of zijn innerlijk. De eindeloosheid van het leven is een gegeven van de romantische school. De koelte in die poëzie is ingehouden opwinding, een beteugeling van gevoelens om ze te verhevigen. Maar er zijn wel verschillen tussen ons. Armando en vooral Verhagen maakten ook gebruik van romantische beelden, zoals hemel en aarde of “duizenden zonsondergangen” (titel van een van Verhagens bundels, red). Dat zouden Vaandrager en ik nooit doen. Misschien heeft dat met onze Rotterdamse afkomst te maken. Het laatste woord over dat werk is in ieder geval nog niet gezegd.’ |
|