| |
| |
| |
Het nieuwe realisme van C.B. Vaandrager
Erik Brus
Cornelis Bastiaan Vaandrager wordt op 26 augustus 1935 geboren op de Pretorialaan te Rotterdam-Zuid. Hij is enig kind van Kees en Jannie Vaandrager. Vader is postbesteller bij de P.T.T. Cor, zoals zijn roepnaam luidt, beleeft een rustige, sobere jeugd in een tijd van wederopbouw. Hij is nogal gesloten van aard, en veel vrienden heeft hij niet. Later zal hij het in zijn roman De reus van Rotterdam zo typeren: ‘een jongetje, onopvallend en onopgemerkt opgroeiend in het naoorlogse Rotterdam’.
Al ligt het niet voor de hand in het arbeidersmilieu waarin Cor Vaandrager opgroeit, zijn ouders laten hem studeren aan het Charlois Lyceum. Hij blijkt een zeer goed leerling in talen; wis-, natuur- en scheikunde gaan hem veel moeilijker af. Hij redigeert de schoolkrant, waarvoor hij korte verhalen schrijft, en artikelen over films en muziek. In zijn jongensdromen ziet hij zichzelf als journalist of detective: hij wil speuren, de essentie vinden van dingen. Het lezen van Gerard Reve's De avonden is een openbaring. Ook literatuur, realiseert Vaandrager zich, is een manier om de werkelijkheid te onderzoeken. Vanaf zijn vijftiende, zestiende is hij een gulzig lezer. Van Homerus bouwt hij een grote verzameling uitgaven en vertalingen op. De manier waarop Homerus het alledaagse met het mysterieuze combineert spreekt hem erg aan.
Naast literatuur is Vaandrager geïnteresseerd in jazz. Hij werkt mee in de organisatie van jazzconcerten op zondagmiddag in het Rotterdamse Emporium. In 1952 treedt in Emporium een jazzband op, met saxofonist Hans Sleutelaar. Vaandrager spreekt Sleutelaar na het concert aan, en er ontstaat onmiddellijk een band: ze hebben dezelfde leeftijd en houden allebei van literatuur en jazz. Sleutelaar is leerling van de Willem de Zwijger HBS te Rotterdam, en bestiert er de schoolkrant. Ze publiceren in elkaars blad: Sleutelaar levert gedichten, Vaandrager korte verhalen.
Ze worden boezemvrienden. Ze praten veel over literatuur en stimuleren elkaars ambities als schrijver. Vaandrager ziet het schrijverschap als een alternatieve manier van leven. Hij ervaart het milieu waarin hij opgroeit als verstikkend en burgerlijk, en wil eraan ontsnappen. Vaandrager en Sleutelaar voelen zich op elkaar aangewezen, want een literaire cultuur heeft Rotterdam nauwelijks. Er wonen begin, jaren vijftig in Rotterdam slechts twee landelijk bekende schrijvers: Anna Blaman en Alfred Kossmann. Grote literaire uitgeverijen zijn er al
| |
| |
Cor in de schoolbanken
Pasfoto, 1955 Collectie Letterkundig Museum
helemaal niet. Het artistieke milieu van Nederland is voor het overgrote deel geconcentreerd in Amsterdam.
Vaandrager behaalt zijn einddiploma gymnasium alfa met onder andere een tien voor zijn Griekse vertalingen (Homerus, Herodotus). De rector adviseert hem verder te studeren, maar Vaandrager wil schrijver worden. Hij volgt nog een korte tijd de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag, maar hij voelt zich daar niet thuis.
Copywriting lijkt hem een zinvollere manier om zich in het schrijven te bekwamen. De Nederlandse reclamesector staat nog in de kinderschoenen, en veel (beginnende) schrijvers hebben er een bijbaantje. Vaandrager en Sleutelaar komen in contact met auteur en reclameschrijver Ferdinand Langen. Hij helpt hen met een proefopdracht voor Lintas, het officiële reclamebureau van concern Unilever. Vaandrager en Sleutelaar worden allebei aangenomen. Met het schrijven van reclameteksten voor Unilever-producten als margarine en wasmiddelen leren ze de principes van het doelgericht en economisch schrijven. Het zal een ideale voedingsbodem blijken voor hun literaire teksten en opvattingen.
| |
Proefschrift
In 1955, als hij een jaar bij Lintas heeft gewerkt, wordt Vaandrager opgeroepen voor militaire dienst. Hij belandt bij de parate troepen. Na een half jaar schrijft hij een brief naar het ministerie, waarin hij uitlegt dat het gebrek aan uitdagend werk voor hem letterlijk geestdodend is. Hij vraagt om overplaatsing naar een zinvollere positie die beter bij zijn geestelijke vermogens past. Het is een tactiek die werkt, hij wordt uit militaire dienst ontslagen.
Inmiddels hebben Vaandrager en Sleutelaar een tijdschrift opgericht, bij gebrek aan een podium voor hun literaire werk. Ad Donker jr, zoon van een plaatselijke uitgever, neemt de productie op zich. In september 1955 verschijnt het eerste nummer van Proefschrift, met de ondertitel ‘maandblad van de nieuwe generatie’. De redactie - in totaal zeven personen - beweert in het voorwoord geen literaire revolutie te willen prediken. ‘Dit soort revolutie verkeert metterdaad in haar tegendeel’, en leidt tot ‘opname in het museum’. Belangrijker dan een artistieke stellingname, meent de redactie, is een leefwijze die gekenmerkt wordt door openheid van geest. Zo wordt een vrije literaire ontwikkeling mogelijk gemaakt.
| |
| |
Er verschijnen elf uitgaven van Proefschrift, en Vaandrager publiceert in bijna elk nummer een verhaal. Het is duidelijk dat hij zijn identiteit als schrijver nog niet gevonden heeft. Sommige verhalen hebben een absurdistische inslag, andere vallen vooral op door plechtstatig taalgebruik. Invloeden van Kafka en het Franse existentialisme zijn merkbaar.
Proefschrift bevat voornamelijk werk van nog weinig bekende generatiegenoten van Vaandrager en Sleutelaar. Reeds bekendere auteurs als Hugo Claus en Harry Mulisch publiceren er echter ook in. Een groot succes wordt Proefschrift niet, maar het helpt Vaandrager en Sleutelaar wel contacten te leggen in de literaire wereld.
| |
Gard Sivik
Ze zoeken aansluiting bij het Vlaamse literaire tijdschrift Gard Sivik, dat eveneens vooral jonge schrijvers plaatst. Gard Sivik is in 1955 opgericht met als doel ‘de avant-garde kunst te propageren’. Het bevat voornamelijk experimentele literatuur. In de latere edities van Proefschrift verschijnt werk van de Gard Sivik-redacteuren Gust Gils en Paul Snoek, op uitnodiging van Vaandrager en Sleutelaar. Daarmee is een begin van samenwerking gemaakt.
In september 1956 verschijnt het laatste nummer van Proefschrift. Vaandrager en Sleutelaar worden gevraagd toe te treden tot de redactie van Gard Sivik, dat tot dan toe een vrij marginaal bestaan heeft geleid en versterking zoekt in Nederland. Vanaf Gard Sivik nr 8, 1957, kent het tijdschrift een Nederlands bruggenhoofd op de Essenburgsingel 117a, Sleutelaars huisadres. De redactie spreekt het doel uit ‘een tijdschrift te maken dat zowel Nederlands en Vlaams is en wel zozeer dat deze nationaliteiten enkel toevallig ter sprake komen.’
Vaandrager schrijft veelvuldig voor Gard Sivik, maar begint ook elders te publiceren. In ‘Botsende jeugd in de Maasstad’, een serie van vijf artikelen voor het Algemeen Dagblad (juli 1957) signaleert hij de opkomst van een nieuwe, rebelse generatie jongeren. Zij hangen rond op straat, luisteren naar jazz, organiseren illegale feesten en hanteren een vrije seksuele moraal. Hoewel Vaandrager de ‘botsende jeugd’ zeker niet verheerlijkt, maken zijn artikelen bij de AD-lezers geschokte reacties los.
Voorjaar 1958 ontmoeten Vaandrager en Sleutelaar de Nederlandse kunstenaar, dichter en journalist Armando. Zij kijken op tegen Armando, die ouder is
Afwijzingsbrief door Gard Sivik-redacteur Vaandrager Collectie Letterkundig Museum
en reeds een spraakmakend figuur in de beeldende kunstwereld. Vanuit hun gezamenlijke drang tot vernieuwing in de kunst besluiten ze samen te werken. Armando publiceert gedichten in Gard Sivik en zal het volgend jaar toetreden tot de redactie.
Onder invloed van de drie Nederlanders begint Gard Sivik te veranderen. Vaandrager, tot dan toe vooral schrijver van verhalen, publiceert zijn eerste gedichten in Gard Sivik. Nr 12, najaar 1958, bevat zijn beroemd geworden gedicht ‘A foggy day in Rotterdam’, dat beschouwd kan worden als eerste aankondiging van een nieuwe, objectieve poëzie. Ook de gedichten van Sleutelaar en Armando in Gard Sivik worden gekenmerkt door hun koele toon en de afwezigheid van lyriek. Voor het uitspreken van een literaire standpuntbepaling is het echter nog te vroeg.
| |
Debuut
Naast zijn redacteurschap van Gard Sivik pakt Vaandrager zijn werk als copywriter weer op. In 1958 woont hij een half jaar in Amsterdam, waar hij werkt bij het bureau Prad. Vaandrager denkt dat zijn verblijf in Amsterdam, het centrum van de Nederlandse literatuur, goed is voor zijn kunstenaarschap, maar hij kan er niet aarden. In Rotterdam, waar hij al enige
| |
| |
Reclamebureau Labey, v.l.n.r. Vaandrager (2×), Jan van Mastrigt, Hans Sleutelaar
faam heeft verworven, willen lokale schrijvers en kunstenaars zich graag met hem afficheren. Maar in Amsterdam is het de omgekeerde wereld. Vaandrager is niet iemand met een vlotte babbel die aanpapt bij de juiste personen. Hij wil er wel bij horen, maar op zijn eigen, tegendraadse manier. Ik zei niks/ Ik sloot me aan bij de vorige spreker/ Ik was stug/ Ik wou opvallen zal hij in 1962 dichten in de ‘cyclus in de verleden tijd’.
Vaandrager keert terug naar Rotterdam en zal er nooit meer vertrekken. Hij krijgt een betrekking bij reclamebureau Labey, gevestigd aan de Coolsingel. Hans Sleutelaar en Vaandrager werken er allebei halve dagen. Later zullen ze gezamenlijk verder gaan als freelance tekstschrijver.
De zomer van 1959 brengt hij samen met Sleutelaar door op Ibiza, een populair vakantieoord voor kunstenaars waar ze herhaaldelijk zullen terugkeren. Vaandrager werkt er aan de novelle Leve Joop Massaker, waarvan hij al fragmenten in Gard Sivik en Maatstaf heeft gepubliceerd.
In 1960 verschijnt Leve Joop Massaker bij De Arbeiderspers. Vaandrager noemt het zelf een sterk autobiografisch portret van zijn jeugd. Hoofdpersoon is de twaalfjarige Casper Benjamin Lampe, een gesloten en wat eenzame jongen uit Rotterdam, die vriendschap sluit met de veel ruigere Joop Massaker. De opwinding die zijn omgang met Joop met zich meebrengt, staat in scherp contrast met het benauwde milieu waarin Casper opgroeit. De novelle wordt geprezen om de trefzekere, laconieke stijl en de vervreemdende, raadselachtige sfeer. Hans Warren spreekt van ‘een debuut met klassieke allure’, en het NRC maakt een vergelijking met Gerard Reve's Werther Nieland, waarbij ‘Vaandragers novelle als prestatie weinig achterblijft’. Er zijn ook beschuldigingen van obsceniteit, vanwege de nogal openhartige beschrijvingen van seks en masturbatie. Met de overwegend goede kritieken, plus behoorlijke verkoopcijfers, is Vaandragers prozadebuut een succes.
| |
Opgeruimde tijd
De ontwikkelingen rond Gard Sivik krijgen een nieuwe impuls. In 1960 ontmoeten Vaandrager en Sleutelaar in een Rotterdams café Hans Verhagen, journalist bij het Algemeen Dagblad en aankomend dichter. Ze vragen hem gedichten te publiceren in Gard Sivik, wat later dat jaar voor het eerst gebeurt. Verhagen schrijft vanuit een romantischer levensgevoel dan Vaandrager en Sleutelaar. Mede onder invloed van zijn nieuwe vrienden rond Gard Sivik - in 1962 zal hij tot de redactie toetreden -worden Verhagens gedichten koeler in toon en woordkeus.
De redactie begint - naast het tijdschrift- met het uitbrengen van boekjes in de Gard Sivik-reeks, geschreven door ‘uitsluitend jonge, veelbelovende Vlaamse en Nederlandse auteurs’. In 1961 wordt in deze reeks Vaandragers eerste dichtbundel Met andere ogen uitgebracht. Opnieuw zijn de meeste kritieken positief. Net als Leve Joop Massaker, hebben Vaandragers gedichten nog een betrekkelijk traditioneel, verhalend karakter. Anders dan in zijn latere werk schrijft hij vanuit het gezichtspunt van herkenbare personages, die met een zekere vervreemding in de werkelijkheid staan. De nadruk op waarneming boven het gevoelsleven wijst echter al vooruit naar zijn latere werk.
Het is een opgeruimde tijd voor Vaandrager. Hij geniet van de bekendheid die hij als schrijver verworven heeft; zeker in Rotterdam heeft hij een groeiende schare bewonderaars. Hij krijgt vriendinnen, al komt daar nog geen langdurige relatie uit voort. Verder is hij erg actief in het Rotterdamse artistieke milieu; hij organiseert feesten en houdt
| |
| |
openbare, drukbezochte bijeenkomsten met de redactie van Gard Sivik. Zijn vriendschap met Hans Sleutelaar, en in toenemende mate met Hans Verhagen, is erg belangrijk voor hem. Het zijn kameraden in de strijd tegen de kleinburgerlijkheid. Hij legt goede contacten met opkomende schrijvers van de tegencultuur zoals Simon Vinkenoog en Jan Cremer, die in Gard Sivik zijn debuut maakt. Vaandrager wil het leven leiden van een bohémien; hij experimenteert met drugs en identificeert zich met alternatieve helden uit de literatuur en de jazz, zoals William Burroughs en Miles Davis.
Vaandrager is ook productief. Hij publiceert verhalen, gedichten en columns in Gard Sivik en diverse andere tijdschriften als Podium en Randstad. Een aantal van deze verhalen keert terug in zijn derde boekuitgave: De avonturen van Cornelis Bastiaan Vaandrager 1 verschijnt in 1963 bij Nijgh & Van Ditmar. De bundel bevat autobiografische verhalen over een jongen die opgroeit in het naoorlogse Rotterdam. De verhalen gaan vaak over alledaagse gebeurtenissen, maar door de sobere en laconieke schrijfstijl krijgen ze een dreigende lading. De hoofdfiguur vangt nu en dan een glimp op van de geheime, opwindende wereld van volwassenen, maar is te jong om uit de veiligheid van het gezinsleven te breken. Het langste verhaal is een nieuwe, nog compactere versie van Leve Joop Massaker. Het boek krijgt opnieuw veel aandacht, maar over de kwaliteit zijn de critici verdeeld. Sommigen vinden de beschreven gebeurtenissen wel erg alledaags. Cees Buddingh' prijst in Het Parool Vaandragers stilistische verfijning en spreekt de wens uit dat hij zijn verhalen aanvult tot een roman, waarmee hij: ‘wellicht de beste roman over eigen jeugd op zijn naam zou brengen, die onze literatuur kent’.
| |
Nieuw realisme
Gard Sivik kent inmiddels - sinds 1962 - vier Nederlandse redactieleden. Vaandrager, Sleutelaar, Verhagen en Armando bepalen de koers van het tijdschrift. Een aantal van de Vlaamse redacteuren stapt op, zij herkennen zich niet meer in hun blad. Armando, die in Amsterdam woont en enigszins buiten de vriendschap van zijn Rotterdamse mederedacteuren staat, vervult vooral de rolvan ideoloog. Armando en Sleutelaar beginnen pamfletachtige teksten te publiceren waarin zij pleiten voor een nieuwe vorm van literatuur en beeldende kunst. De maker daarvan verkiest de dagelijkse werkelijkheid
Reactie van Vaandrager op afwijzing door uitgever Bakker Collectie Letterkundig Museum
boven zijn persoonlijke gevoelens. Armando formuleert het als volgt: ‘Begin van wat men noemt Het Nieuw Realisme. Voor het eerst in de kunstgeschiedenis levert de kunstenaar geen commentaar op de werkelijkheid. Hij aanvaardt de werkelijkheid.’ (Gard Sivik nr. 32, 1963).
Vaandrager is geen man van theoretische beschouwingen, maar uit de gedichten die hij publiceert in Gard Sivik spreekt steeds sterker deze kunstopvatting. Ze zijn vaak gebaseerd op readymades, onbewerkte teksten uit de werkelijkheid. Vaandrager gebruikt van alles: teksten uit reclamefolders, een spreuk die hij op een openbaar toilet aantreft, tijden uit het spoorboekje. Hij registreert slechts, of isoleert bepaalde fragmenten en geeft ze op die manier een nieuwe lading. Interpreteren doet Vaandrager daarbij nauwelijks. Zijn gedichten bestaan vaak uit slechts enkele regels.
In een interview met Het Vrije Volk (19 okt. 1964) geeft hij een voorbeeld van zijn werkwijze: ‘Ik loop op straat en ik hoor een jongen roepen tegen een voorbijgaande moeder en dochter: “Hee moeder, als je je dochter verloot, krijg ik dan 'n lootje?” Dit isoleer ik en zet ik tussen aanhalingstekens (...) Leg dat nu naast de wartaal van de Vijftigers. Dan zult u duidelijk
| |
| |
Redacteuren van De Nieuwe Stijl, v.l.n.r. Armando, Hans Verhagen, Vaandrager, Hans Sleutelaar. Amsterdam 1966 Foto Wim van der Linden Collectie Letterkundig Museum
het verschil zien.’
De Vijftigers is de aanduiding van de dichtersgroep uit de vorige generatie - Campert, Elburg, Kouwenaar - waartegen Gard Sivik zich steeds explicieter afzet. De Vijftigers leggen de nadruk op de bijzondere emoties van de kunstenaar, en gebruiken een dichterlijke taal. Bovendien willen zij zich verheffen boven het dagelijks leven, iets wat Gard Sivik juist wil omarmen. Vaandrager en zijn maten poseren op foto's als coole zakenmannen, kortgeknipt en strak in het pak. Zij zien er niet uit als artistiekelingen, maar wijzen liever op hun werk als reclameschrijver (Vaandrager en Sleutelaar) of journalist (Verhagen en Armando).
| |
Wrijving
Binnen de ‘bende van vier’, zoals ze ook genoemd worden, ontstaan echter spanningen. Vaandrager identificeert zich sterk met het zakelijke karakter van Gard Sivik, maar in zijn gedrag en uiterlijk is hij eerder beatnik dan zakenman. Met name Armando ergert zich aan Vaandragers drugsgebruik. Ook Sleutelaar vindt Vaandrager niet zakelijk genoeg. Hoewel ze inmiddels samenwerken als freelance copywriters, wil Sleutelaar hem niet meenemen wanneer hij klanten bezoekt. Vaandrager ziet er met zijn zonnebril en zwartleren pakken te excentriek uit. Vaandrager voelt zich gekrenkt. Daarbij komt Sleutelaars bewondering voor de poëzie van Verhagen, wat Vaandrager als een bedreiging ziet. Het is niet meer vanzelfsprekend dat Sleutelaar, zijn boezemvriend, achter hem staat. Vaandrager ziet dat de vriendenclub, wat Gard Sivik in belangrijke mate voor hem is, verandert. Het maakt achterdochtige trekken in zijn karakter los.
In 1964 verschijnt Gard Siviks laatste nummer, getiteld ‘Een nieuwe datum in de poëzie’. Op de omslag staat een verkeersbord met een dikke, symbolische streep door ‘50’. De redactie besluit dat een verbreding van de beweging noodzakelijk is en zoekt aansluiting bij de internationale kunststroming Nul, waar Armando al deel van uitmaakt. Een jaar later verschijnt het eerste nummer van De Nieuwe Stijl, met ‘werk van de internationale avantgarde’. De redactie bestaat uit ‘de bende van vier’ plus beeldend kunstenaar Henk Peeters. De Nieuwe Stijl bevat poëzie, programmatische teksten, foto's en reproducties van kunstwerken.
De Nieuwe Stijl verschijnt slechts twee maal. Naast de wrijvingen in de onderlinge verhoudingen, groeit
| |
| |
men in artistiek opzicht uit elkaar. Hans Verhagen en Armando raken uitgekeken op de steeds verder doorgevoerde zakelijkheid en versobering. Sleutelaar vindt dat de groep zijn statement gemaakt heeft. Alleen Vaandrager wil verder. Als de redactie besluit De Nieuwe Stijl op te heffen voelt hij zich erbuiten gesloten.
Ieder gaat zijns weegs. Hans Verhagen en Armando verrichten baanbrekende journalistiek bij de Haagse Post. In hun artistieke werk gaan ze een romantische richting op. Ook Sleutelaar werkt inmiddels bij de Haagse Post, en net als Verhagen verhuist hij naar Amsterdam. Vaandrager blijft als enige in Rotterdam achter.
Hij kan zijn teleurstelling over de onderlinge verwijdering niet verkroppen. De vriendschap met Verhagen eindigt in een ruzie tijdens een treinreis. Ook met Sleutelaar komt het tot een uitbarsting. Tijdens hun laatste gezamenlijke verblijf op Ibiza, in 1966, gaat Vaandrager Sleutelaar te lijf. De aanleiding is een snerende opmerking die Sleutelaar maakt over de gierigheid van Vaandrager, die bekend staat als ‘Cor met de knip’. Na de vechtpartij houden ze bij vlagen nog contact, ze zullen zelfs nog samenwerken. Van vriendschap is echter geen sprake meer.
| |
Schijt aan poëzie
In 1966 ontmoet Vaandrager in een Rotterdamse club de beeldend kunstenares Marianne Groen, en ze krijgen een relatie. Er ontstaan echter al snel spanningen, omdat Vaandragers leven in toenemende mate door drugs wordt bepaald. Hij gebruikt voornamelijk speed, maar ook allerlei andere middelen waarop hij de hand kan leggen. Marianne Groen verbreekt de relatie na een jaar, maar verdwijnt niet voorgoed uit zijn leven.
Aan schrijven komt Vaandrager weinig toe in deze periode. Wel verschijnt zijn tweede dichtbundel Gedichten (De Bezige Bij, 1967) die bestaat uit werk uit de laatste Gard Siviks en uit De Nieuwe Stijl: het meest radicale werk dat Vaandrager tot dan toe geschreven heeft. Het inleidend woord over de auteur meldt: ‘De maker heeft schijt aan poëzie’, en om dat te benadrukken toont de omslag een bord met twee kroketten, ei, tomaat en sla. De ontvangst is verdeeld. Riekus Waskowsky juicht in het NRC Vaandragers artistieke uitgangspunt toe: ‘De maker is niet langer iemand die zijn kiespijn sublimeert; de maker verwijst naar de buitenwereld.’ Er is echter ook kritiek en zelfs hoongelach. Sommige critici vinden Vaandragers
Vaandrager en Hetty Smink op hun trouwdag, 1971
ultrakorte gedichten - de meeste pagina's bevatten slechts enkele regels - zonde van het papier. Wim Gijsen noemt Vaandrager in het Utrechts Nieuwsblad ‘een oplichter die knollen voor citroenen verkoopt’.
| |
Reporter
Op een feest ontmoet Vaandrager in 1967 de 21-jarige bibliothecaresse Hetty Smink. Ze trekt direct bij hem in. Hetty is elf jaar jonger en nog onbekend met de alternatieve kringen waarin Vaandrager verkeert. Aanvankelijk gaat ze mee in zijn levensstijl. Ze zijn verliefd en Vaandrager voelt, na de breuk met Sleutelaar, Verhagen en Armando een nieuwe, positieve energie. Cor en Hetty verloven zich en in 1971 trouwen ze.
Hoewel nog steeds sterk aan de verdovende middelen, begint Vaandrager aan een nieuw boek. Hij schrijft nieuw werk en verzamelt daarnaast allerlei documenten: bestaande teksten, oude stukken van hemzelf, krantenberichten, folders, brieven. Opnieuw werkt hij volgens het readymade principe, maar ditmaal in de vorm van proza. Vaandrager werkt enkele jaren aan het boek, maar hij weet het niet goed af te ronden. Hij besluit de afleidingen van de grote stad tijdelijk te ontvluchten.
| |
| |
Vaandrager met zijn dochter Isis
Van november 1968 tot april 1969 huurt hij samen met Hetty een boerderij in het Overijsselse dorp Paasloo. Onder Spartaanse omstandigheden, en met gebruik van veel speed, werkt Vaandrager hard aan zijn manuscript. Sleutelaar, met wie hij af en toe nog contact heeft, komt hem eenmaal opzoeken. Aanvankelijk maakt uitgeverij De Bezige Bij maandelijks geld over om Vaandrager te onderhouden, maar stopt daarmee in het voorjaar. In april zijn de schulden - bij de verhuurder van de boerderij en de plaatselijke middenstand - zo hoog opgelopen dat ze moeten vertrekken. Ze moeten geld lenen om een kaartje terug naar Rotterdam te kopen. Vaandrager heeft inmiddels een zeer lijvig prozawerk samengesteld, maar het manuscript raakt zoek als hij zijn diplomatentas in de trein laat liggen. Maanden later duikt de tas met inhoud op bij de afdeling gevonden voorwerpen van de NS.
De Reus van Rotterdam verschijnt begin 1971, met de ondertitel ‘stadsgeheimen’. De 160 veelal korte hoofstukken zijn snapshots uit Vaandragers leven en dat van andere, vaak naamloze stadsmensen. Het is 282 pagina's dik, ongeveer de helft van het oorspronkelijke manuscript. Enkele recensenten blijken diep onder de indruk. Jacob Groot spreekt in Het Parool van ‘een ongekende sensatie’; Adriaan van der Veen schrijft in het NRC: ‘ik heb me in de laatste jaren zelden meer bij een boek betrokken gevoeld’; Johan Phaff in Vrij Nederland vindt dat Vaandrager de Nieuwe Stijl principes heeft verrijkt met een mededogen met de gewone mensen. Andere critici vinden dat Vaandrager de werkelijkheid al te klakkeloos heeft geregistreerd, er geen vorm aan heeft gegeven.
Over zijn verhouding tot de werkelijkheid zegt hij bij het uitkomen van het boek in De Telegraaf (13-3-1971): ‘Ik ben primair realist. Wat dat inhoudt? Precisie in de emoties en in de gebeurtenissen. In het te boek stellen van, bedoel ik. Geen vaagheid. (...) De kopij in De reus van Rotterdam is helemaal gelijkgeschakeld, niets erin is meer of minder belangrijk. (...) Ik voel me eigenlijk verslaggever of reporter.’
Vaandrager droomt hardop van een bestseller, al weet hij dat het een zeer ongewoon boek is. Maar De reus van Rotterdam blijkt, ondanks de goede ontvangst, geen verkoopsucces. Vaandrager hoopt op een uitgebreide reclamecampagne, maar de promotie door de uitgever blijft beperkt. De waardering komt voornamelijk van andere schrijvers en journalisten, en na een korte periode van media-aandacht wordt het stil rond De reus van Rotterdam. Het draait op een grote teleurstelling uit.
| |
Navolgers
Met zijn volgende uitgave gooit Vaandrager het over een heel andere boeg. Martin, waarom hebben de giraffe... (1973) is een verzameling gedichten over het leven van alledag, gezien door de ogen van kinderen. Opnieuw schrijven collega-auteurs als J. Bernlef en Cees Buddingh’ lovende recensies. Maar het bundeltje, uitgegeven door de Rotterdamse Kunststichting, verkoopt slecht.
Privé is het een moeilijke tijd voor Vaandrager. Zijn relatie met Hetty komt onder spanning te staan. Al is zijn gezin belangrijk voor hem - in 1972 is dochter Isis geboren - hij kan en wil zijn levensstijl, een onlosmakelijk deel van zijn schrijverschap, niet aanpassen. Zijn drugsgebruik heeft hij steeds minder in de hand. Hij krijgt er psychoses door en wordt herhaaldelijk opgenomen in de psychiatrische kliniek Delta. Zelfs daar probeert hij echter aan drugs te komen. Later zal hij wel pogingen doen af te kicken, maar zonder blijvend resultaat.
De spanningen met Hetty worden verder vergroot doordat hij hun huis volstouwt met afval en
| |
| |
Uitreiking Anna Blaman-prijs, stadhuis Rotterdam 1981, v.l.n.r. Frans Vogel, Hans Sleutelaar, Marianne Groen, Vaandrager en zijn ouders Foto Wim de Boek
afgedankte spullen die hij op straat vindt. Vaandrager heeft, naast zijn literaire werk, ambities als beeldend kunstenaar. Hij wil het gevonden materiaal selecteren en er kunst van maken - net als de readymades in zijn literaire werk. Soms ordent hij het afval, of maakt het schoon. De hoeveelheid is echter te groot; het huis wordt langzamerhand onleefbaar.
Het is een periode waarin diverse Rotterdamse schrijvers - J.A. Deelder, Bob den Uyl, Arie Gelderblom - succes beginnen te krijgen. Vaandrager ziet het met lede ogen aan. Hij beschouwt hen als navolgers die van zijn pionierschap profiteren. Daarbij versterkt zijn drugsgebruik waarschijnlijk de paranoïde trekken in hem. Vaandragers afgunst richt zich in de eerste plaats op Deelder, die tot Rotterdams bekendste dichter zal uitgroeien. (Later zal Vaandrager hem eens te lijf gaan, overigens zonder ernstige gevolgen.) Vaandrager, die vooral in de lokale drugsscene verkeert, heeft weinig contact meer met de - zeer kleine - Rotterdamse literaire wereld. Hij voelt zich miskend. Zijn verbittering om de breuk met zijn Nieuwe Stijl-vrienden, uit de periode dat hij succes had, wordt des te sterker.
| |
Scheiding
Vaandragers schrijft op speed een nieuw prozaboek: De hef. Het is een zeer persoonlijk werk waarin hij zijn verbittering de vrije loop laat. Terwijl De reus van Rotterdam veel humoristische en anekdotische passages kent, is De hef (1975) een grimmig boek. Niemand ontziend, ook zichzelf niet, portretteert hij het Rotterdamse artistieke milieu sinds de opkomst van Gard Sivik. Het einde van zijn vriendschap met Sleutelaar, de miskenning van zijn literaire pionierswerk, het succes van zijn vermeende imitators, het wordt allemaal in een razende, staccato stijl beschreven. De hef, net als De reus van Rotterdam een uniek prozawerk binnen de Nederlandse literatuur, treft hetzelfde lot als zijn voorganger. Lof van critici, lage verkoopcijfers.
Na de voltooiing van De hef voelt Vaandrager zich leeggeschreven. Hij begint nog wel aan een nieuwe roman, CAID, maar dat loopt dood. Hij weet niet hoe het verder moet met zijn schrijverschap. Het succes dat hij met zijn laatste boeken zo graag wilde terugwinnen, is niet gekomen. Vaandrager mist zijn vrienden van weleer, maar tot een verzoeningspoging is hij niet in staat. Hij zit vol wrok. Hans Verhagen, die inmiddels bij de VPRO-tv werkt, maakt twee maal een
| |
| |
Vaandrager met Marianne Groen en zijn ouders, 1985 Foto Hansje de Reuver
uitzending met Vaandrager. Tot een herstel van hun vriendschap leidt dat echter niet.
Vaandrager zwerft door de stad, verzamelt afval en scoort drugs. Periodes van afkicken in Delta helpen niet. Hetty is het ontregelde leven met hem zat en raakt zelf ook uit balans. Ze probeert de relatie te verbreken, maar Vaandrager dreigt met geweld. Ze vertrekt toch, keert nog eenmaal terug, maar er komt geen verbetering. In 1976 scheiden ze. Vaandrager verschijnt niet op de hoorzitting; de voogdij over Isis wordt toegekend aan de vader van Hetty. Vaandrager is zijn gezin, dat hem nog enigszins in het gareel hield, kwijt. Zijn huis vervuilt zodanig dat de reinigingsdienst het pand ontruimt. Opnieuw wordt hij in Delta opgenomen. Hij verblijft op de gesloten afdeling, al mag hij af en toe weg. Hij wordt opnieuw gedwongen af te kicken. Twee maal doet hij een zelfmoordpoging, maar het personeel vindt hem tijdig.
| |
Comeback
Marianne Groen, zijn vriendin van jaren terug, zoekt hem herhaaldelijk op in Delta. Vaandrager krijgt in 1980 toestemming bij haar in te trekken, en ze pakken hun relatie weer op. Het drugsgebruik is enige tijd onder controle, maar hij vervalt in een sterke apathie. Dagenlang zit hij thuis op de bank, voor zich uit starend of tv kijkend, terwijl Marianne voor hem zorgt.
Schrijven doet hij nauwelijks. Wel krijgt hij in 1981 de Anna Blaman-prijs toegekend, een tweejaarlijkse prijs voor auteurs uit het Rijnmondgebied. De prijs van 10.000 gulden is bedoeld als stimulans voor Vaandrager om een nieuwe bundel gedichten uit te brengen. Die zal echter nog jaren op zich laten wachten. Wel verschijnen bij De Bezige Bij zijn verzamelde gedichten; aan Vaandrager's totale poëzie (1981) wordt echter nauwelijks aandacht besteed.
Er gaan jaren overheen, maar langzaam knapt hij op. Enkele malen gaat hij met Marianne op vakantie, naar Italië en Ibiza. Hij leeft regelmatiger en gebruikt alleen softdrugs. Langzamerhand keert de zin om te schrijven terug.
Voorjaar 1986 begint Vaandrager weer gedichten te produceren, verschillende per dag. De ontdekking dat hij niet is uitgeschreven geeft hem een enorme impuls. Het wordt het begin van zijn comeback. Hij stuurt zijn nieuwe werk naar Hans Sleutelaar, die hij nog altijd zijn ‘beste lezer’ noemt. Sleutelaar is onder de indruk van het zeer eigenzinnige, fonetische taalgebruik dat Vaandrager heeft ontwikkeld.
| |
| |
Sleutelaar redigeert de gedichten, die het volgend jaar zullen verschijnen bij De Bezige Bij. Vaandrager is echter ongeduldig. Bij de lokale uitgeverij Bébert brengt hij daarom de bundel Zij het gehavend uit, in een kleine oplage. Vaandrager geeft bij die gelegenheid diverse interviews. Hij verklaart zich in Het Parool (21-11-1986) nog steeds trouw aan de Nieuwe Stijl principes: ‘Mijn nieuwe poëzie is weer in De Nieuwe Stijl. Stadspoëzie, flarden uit het echte leven. Elke regel moet op straat worden buitgemaakt.’ Hij spreekt vrijuit over zijn zelfmoordpogingen en de angst die zijn leven beheerste. Met Sleutelaar heeft hij zich verzoend. Ook zegt hij Verhagen en Armando te willen opzoeken. Dat zal er echter niet van komen.
Wel probeert hij een stimulerende rol te spelen voor jong literair talent in Rotterdam. In een column in Het Vrije Volk (17-7-1986) pleit hij voor een ‘department of youth’ binnen de Rotterdamse Kunststichting. Daarnaast kondigt hij in deze column - opnieuw - zijn nieuwe prozaboek CAID aan, maar dat zal niet meer verschijnen.
Voorjaar 1987 begint hij een serie columns in Het Vrije Volk, ‘Fenomenen’, waarin hij voornamelijk nieuwe Rotterdamse kunstenaars portretteert. Daaronder bevinden zich Erik Elhorst, een jonge dichter die zich in zijn werk door Vaandrager laat inspireren, en popzangeres Frédérique Spigt. Na een paar maanden laat Het Vrije Volk Vaandrager weten dat zijn columns niet toegankelijk genoeg zijn, te ‘dopey’, en stopt de serie.
Vaandrager krijgt in deze periode een expositie, waarmee zijn wens zich als beeldend kunstenaar te manifesteren in vervulling gaat. Het gaat om panelen met asbakken en frisbees, en collages en zeefdrukken die hij samen met Marianne gemaakt heeft. Opnieuw past hij het readymade principe toe. Het werk wordt echter niet verkocht.
Metalon verschijnt in 1987, zijn eerste nieuwe dichtbundel bij een grote uitgever sinds twintig jaar. De reacties zijn verdeeld; veelal vindt men Vaandragers nieuwe werk moeilijk toegankelijk. Thomas Verbogt prijst in Tubantia Vaandragers vitaliteit en humor, Michaël Zeeman (Leeuwarder Courant) vindt in Metalon, tussen veel meligheid door, slechts een ‘sporadische opflakkering van het bizarre talent dat in Vaandragers eerdere werk zo op de voorgrond trad’.
Vaandrager is terug, maar erg succesvol zijn zijn initiatieven niet. Hij valt terug in verbittering en achterdocht. Er ontstaan spanningen in zijn verhouding met Marianne. Haar huis vervuilt door het afval dat Vaandrager meeneemt, en hij begint weer speed te gebruiken. De situatie wordt onhoudbaar en Marianne beëindigt de relatie. Ze blijven elkaar wel regelmatig zien, totdat Marianne zelf haar huis verlaten moet.
| |
Volharding
Vanaf nu leidt Vaandrager een min of meer zwervend bestaan. Via een dealer betrekt hij een leegstaand pand, maar dat gaat in vlammen op doordat hij een kaars laat branden. Hij trekt vervolgens in bij zijn moeder in Hoogvliet - zijn vader is kort tevoren overleden. Ook dit huis brandt af. Zijn moeder ligt op dat moment in het ziekenhuis, zelf weet hij zich te redden. Korte periodes is hij dakloos, dan weer vindt hij onderdak bij kennissen of in een krotwoning. Frans Vogel, de Rotterdamse publicist en dichter met wie Vaandrager ooit nog op reclamebureau Labey samenwerkte, en diens vriendin Hansje de Reuver, fotografe, behoren tot degenen met wie hij nog contact heeft. Andere kennissen haken af; sommigen hebben de indruk dat hij bewust op zijn ondergang afstevent.
Vaandrager ondergaat deze laatste jaren over het algemeen gelaten, met een stoïcijnse volharding. Hij blijft schrijven. Bij gebrek aan een typemachine of papier doet hij dat desnoods op kalenders of bierviltjes. Er komt zelfs nog een laatste dichtbundel. Sampleton verschijnt onder redactie van Hans Sleutelaar en Martin Bril, schrijver en bewonderaar van Vaandrager. Sampleton (1990) wordt in de schaarse kritieken vooral gezien als het product van een schrijverschap in ontbinding, al is er ook waardering voor de volstrekte eigengereidheid van zijn werk.
Filmmakers Bob Visser en Rob Keers beginnen aan een portret van Vaandrager. Ze filmen hem tijdens zijn omzwervingen en verzamelen materiaal uit eerdere periodes. Hoewel de opnames niet helemaal afgerond kunnen worden, zal EXITing in 1995 in première gaan op het International Film Festival Rotterdam.
Vaandrager takelt lichamelijk sterk af. Hij eet slecht en leeft vooral op speed. Na een aanrijding met een brommer hinkt hij door de stad met zijn voet in het gips. Hij raakt onwel en wordt naar het Dijkzigt ziekenhuis gebracht. Daar ligt hij een week lang zonder dat zijn kennissen op de hoogte zijn. Een vriendin komt hem uiteindelijk opzoeken, maar is net
| |
| |
V.l.n.r. Isis Vaandrager, Hetty Smink, saxofonist Roy Campbell, Simon Vinkenoog, Edith Ringnalda en Yvonne van Doorn (weduwe van Johnny) bewijzen Vaandrager de laatste eer Foto Hansje de Reuver
te laat. Vaandrager overlijdt op 18 maart 1992 aan longontsteking, ontstaan door uitputting en algehele verwaarlozing.
Vaandrager wordt begraven in Rotterdam-Zuid. Op zijn grafsteen staat ‘CAID’, de titel van zijn nooit voltooide roman en Arabisch voor ‘leider’. Naar de begrafenis komen naast familie en oude vrienden, vooral kennissen uit de drugsscene en culturele underground van Rotterdam. Veel collegaschrijvers zijn er niet, wel J.A. Deelder en Simon Vinkenoog, die gedichten van Vaandrager voordraagt op de herdenkingsbijeenkomst.
Tientallen kranten en tijdschriften berichten over Vaandragers overlijden. Over het algemeen geeft men hoog op van Vaandragers vroege proza en poëzie, dat bovendien historisch belangwekkend is, en beschouwt men zijn latere werk als ontoegankelijk en uiteindelijk - letterlijk - onnavolgbaar. Sommigen - Rien Vroegindeweij in het Rotterdams Dagblad, Henk Blanken in de Volkskrant - vinden dat Vaandrager zijn missie tot literaire vernieuwing tot op het laatst heeft volgehouden, zij het met steeds minder volgelingen.
Het past uiteraard niet aan Vaandragers dramatische laatste jaren enige betekenis toe te kennen. Afgezien daarvan, een geregeld bestaan wilde hij in ieder geval niet. Hij wilde onderzoeken, zowel in zijn werk als in zijn persoonlijke leven, en beschouwde alles als gevonden materiaal. De meningen mogen verschillen over de vraag in hoeverre Vaandrager de controle erover verloor. In ieder geval paste de rol van wereldse, coole reporter die hij - vooral in het begin - wilde zijn niet bij hem; hij had er het karakter niet voor. Geleidelijk werd hij een schrijver vanuit de marge, maar dat heeft zijn literaire opvattingen niet wezenlijk veranderd. Want in de werkelijkheid van alledag, zoals hij bij herhaling gezegd heeft, heeft hij zijn materiaal tot op het laatst toe bevochten.
Met dank aan Martin Bril, Marianne Groen, Hansje de Reuver, Hans Sleutelaar, Hetty Smink, Isis Vaandrager en Hans Verhagen.
|
|