1. Met Simon Vinkenoog, 1985
2. Met Frans Vogel, plm. 1990
3. Bibliotheektheater Rotterdam, plm. 1987 Foto's Hansje de Reuver
§ wil de portfoliobeheerder van de literaire snapshots van deze tijd zijn.
Dat doen we in dit nummer via de omweg van een terugblik. Met nooit eerder gepubliceerde gedichten en zo goed als vergeten korte verhalen. Uit een kant en klaar manuscript van Vaandrager uit 1968 hebben we een aantal readymade-teksten weer aan de stad teruggegeven. Het blad is gevuld met unieke foto's van de dichter met de architectonische kaaklijn. Rob Schouten schreef een artikel over zijn poëzie, August Hans den Boef over zijn urbane romans.
We kijken niet alleen maar terug, we zijn ook benieuwd naar de betekenis van deze schrijver/ dichter en het gedachtegoed van de Zestigers voor de dichters van nu. In artikelen van Dirk van Weelden en Bertram Mourits en gedichten van onder anderen Menno Wigman, Ingmar Heytze en Mustafa Stitou.
Tien jaar na zijn dood brengt De Bezige Bij zijn twee romans De reus van Rotterdam en De hef in één band uit. Poetry International besteedt in haar komende festival aandacht aan hem. Maar voor zijn verzamelde gedichten Vaandrager's totale poëzie zal u nogal wat tweedehandsboekenwinkeltjes moeten aflopen, ben ik bang. Ook als u na het lezen van deze § naar een vuistdikke biografie zou willen grijpen, moet ik u teleurstellen. Die is er niet.
Wat bij de totstandkoming van dit nummer opviel is dat er nog maar tien jaar na zijn dood al zoveel gaten in het verhaal zijn ontstaan. Een biograaf zal haast moeten maken, wil hij niet alleen van slecht onderhouden archieven afhankelijk zijn. Dit nummer is vooral het werk van §-eindredacteur Erik Brus geweest. Met dank aan het beduimelde maar o zo kostbare adresboekje van Passionate's gastredacteur Martin Bril heeft Brus het afgelopen half jaar boven op de huid van de stugge dichter geleefd. Vooral voor een bewonderaar gaat zoiets je niet in de kouwe kleren zitten. Het was alleszins de moeite waard en ik ben trots op dit nummer, ik ben ook blij dat het erop zit.
Tot slot nog een anekdote van Frans Vogel die nog maar eens de bijzondere associatieve werkwijze van de dichter bevestigt. Frans gaat bij hem op bezoek. ‘Omdat op de plaats waar zich normaal de huisbel bevindt alleen maar een groot gat is te zien, bonk ik een paar keer met mijn vuist tegen de buitendeur.’ Hij hoort gestommel van iemand die de trap af komt. De deur gaat open en in de deuropening verschijnt hij (want ik heb het over hem) in ontbloot bovenlijf, dat onder de zwarte vegen en olievlekken zit, om zijn nek een fietsketting en in zijn rechterhand een levensgrote baco. ‘Op mijn vraag wat er met de bel aan de hand is, geeft hij het onsterfelijke antwoord; “Geen bel, ja. No bell: een mens moet wat doen om die Prijs te krijgen...”’
Een belangrijke literaire prijs heeft hij nooit gekregen. Toch is zijn naam meer dan een voetnoot in de Nederlandse literatuur. Dát willen we met deze § aantonen.