| |
| |
| |
Pieter Boskma
De aardse komedie
(fragment)
1. Sweet ol' Manahatta
Manhattan bloeide uit de heiige zonsondergang
en de passagiers dromden vol verwachting samen
op de voorplecht van de ferry. Als een piramide,
waaraan alleen nog maar de piramidion ontbrak,
drongen de machtige torens ter sterre en leken
wel een gespiegelde canyon, de ontkenning
aller zware achterhaalde wetten der natuur.
Te midden van tientallen talen en de flitslichtjes
der camera's, voelde Hera zich zowel ontroerd
als opgewonden, zowel moe als energiek,
het gebruikelijk gespletene van wie
na lange tijd weer nieuwe grond bereikt.
Mexicanen en Chinezen, Afrikaan en Indiër,
de Russen, de Fransen, de krijgersgeesten
uit Berlijn, en de onvermijdelijke Hollanders
natuurlijk, want ook dit eiland, als zovele, was
eens hun eigendom, ontfutseld aan de Indianen
voor wat spiegeltjes en kralen - elk liet zich
kieken tegen de betonnen achtergrond,
die triomf over de schaduw van de Overkant.
Zij legden aan, het boegluik ratelde neer
en de drommen stoven uiteen als herten
bij het kraken van een schot. De schemering
rookte uit Battery Park, de sterrenkussers
pinkten hele melkwegen van lichtjes aan
en zachtjes daalde een elegante regen
langs het geblakerde staal van een brandtrap.
Maar in het plantsoen op Union Square bleven
de beter gekleden hun vuistdikke boeken lezen
en schaakten de Georgiërs onverstoorbaar voort.
In de verte, boven Long Island, zetten de Boeings
hun daling in, streken met schijnwerpers over
de golven en landden op de punt van Queens.
Toen drong het lieflijk-beklemmend gegrom
van airconditionings weer tot haar door,
uit stratenroosters wolkte warm Parijse wasem
uit de jaren vijftig, en de wandelaars stroomden
als vissen door de brede Avenues, elkaar
behendig ontwijkend, een excuus op de lippen,
niet in het minst geïnteresseerd om bloed te zien.
| |
| |
Vanuit haar hotel zag Hera de glimmende spits
van het Chrysler-gebouw, onechter nog
dan de menselijke vleermuis zelf, die joker
der projectontwikkelaars van Gotham City...
Straks werd het door een meteoor in de flank
geraakt, keek zij naar een echte rampenfilm,
zou die chromen spits naar beneden suizen
en zich als een speer in het asfalt boren...
Weemoedig, bijna goeiig, huilden de sirenes
langs Seventh Avenue, langs de drommen
die ineens vertraagden in hun haast,
als stolde hun beweging in een lucht
van taaie stroop, langs de zware bas
van verre, langgerekte stemmen als
een waarschuwing die aarzelde
te worden uitgesproken, O klem van
alle mensen, en Hera viel in slaap.
Over haar bed, in onderkoelde kleuren,
trok al gauw haar eerste droom
De volgende ochtend ontbeet ze
bij ‘Schlotzky's Altijd Vers’, op de hoek
van Central Park en Sixth Avenue.
De eigenaar schudde op foto's
generaals- en presidentenhand
maar aan de tafeltjes smakte
gewoon de blanke smeltkroes
in zijn middenkaderoverhemd
en haar muisgrijs mantelpak.
Bacon, eggs & hash browns
mengden zich door koffiegeur
en alsof zij nog sliep hoorde Hera
opnieuw die wonderlijke draaikolktaal
die niemand thuis kon brengen.
Ja, het Engels wankelde, nog even
en men zou hier zelfs Nederlands
verstaan - dan was de verwarring
der spraken een feit, landde men
weer voor het eerst op Manhattan
met de dromen van een Vanderbilt.
| |
| |
Naast haar nam een jongen plaats, hooguit
zeventien, die aan elke vinger twee of drie
gouden ringen droeg, maar wel gewoon
gekleed ging in een korte broek, een vale,
iets te grote baseballpet en een t-shirt met
de opdruk van een groene krekel, uitgelaten
housend op het yin en yang symbool.
Hij legde haar uit dat de zuivere weg uit de
spraakverwarring die hij rond zijn torso droeg
vier dollar kostte en of zij interesse had?
Hij toonde zijn stapeltje handel. Hera kocht
de krekeldans in large, bij wijze van pyjama.
2. Van de putsteen en de bron
Voor de zoveelste keer nam zij afscheid van haar doden:
in overvolle dromen kwamen zij nog maar eens langs.
Sommigen beweerden uit het graf te zijn herrezen,
maar de meesten spraken van rust en licht, werden
wat zij zeiden, een deining van blauwen en gouden,
een luchtig prisma achter hoog opbollende vitrages,
en men hief de glazen naar een raam dat altijd
open stond op zonnige gedachten, tot Hera
die gedachten dacht en haar ogen opende.
Koel zoemde het metalen dier. Lichteffecten
cola miller icecream macy elton john in madison
dansten langs het rolgordijn. ‘Het is begonnen’.
Zij schrok van haar stem en de waarheid.
‘Het is begonnen. Het is nu echt begonnen.’
Onder het vertekende web vluchtte gelovig
de kruisspin en danste de ontkruisigde
als nabeeld van een motje om een plots
gedoofde lamp. Zij dacht aan Amsterdam,
de kapel van de Vrouwe van alle Volkeren,
God mag weten waarom, en waarom nú,
dacht aan het park daarachter met zijn Zen-
boeddhistisch bruggetje, hardhouten prieeltjes
uit de jaren zeventig en puimstenen pinguïns
van postmoderne snit, een stuk of zeven
in gelid langs een schelpenpad dat haast
vooroorlogs knisperde, al met al een nogal
curieuze combinatie, je moest er maar
om lachen, er komt nooit een eind
aan de verzinsels van een mensenkind,
en zij zag weer voor zich hoe zij in dat park
| |
| |
een keer een jonge dichter had ontmoet
die ernstig overspannen van een permanente
doodsangst van plan was om zich op te laten
nemen in een rusthuis, sinds in het onvolprezen
Polder-paradijs voorwaar een Fonds Tegen De Dood
bestond dat zoiets betaalde, en waarom ook niet,
er is al zoveel vóór... Zij hadden op een bankje
in het goudlicht van een najaarsdag urenlang
gesproken van de eenvoud des geloofs
die aan ieder vers voorafging,
en dat de atheïsten slechts de buitenkant
bezongen van de bomen en dieren des velds,
van opperhuid en haardracht, maar nooit
de sappen van een duizendjarige sequoia
of het zoete otterbloed van een pasgeborene
en dus nimmer het binnenste bloeien betrapten,
woestenij in de oase, open cirkel in het woud,
witte bloemkelk in de morgen van het bleek
ontvouwend licht, nimmer de zucht van de
putsteen, laat staan één toon uit de bron.
Nou ja, zo eenvoudig was het dus: je gaf
een kus aan een steentje en wierp dat in
het water. Dan was er geen weg meer terug.
Je tuimelde door rivieren, langs terugdeinzende
kades waar de roofvogelschaduw van de duikers
nog werd ingezet om je van de bodem te lichten,
maar niemand besefte dat juist licht je bodem was
en men verloor je spoor tussen fietskarkassen,
lege kluizen, roestige motoren, het bezinksel
van de leeggeroofde welvaartsaap,
en je rolde al de zee in, rolde in de snaterbek
van een tuimelaar die opzwom naar Amerika,
tuimelde langs de torens van...
zong een neger op straat maar toen je
keek, bleek het een blanke, en je trok
de grijns van Hera in de Nieuwe Wereld, Hera,
hoedster van de rots, koningin van deemoed
over de levende slaap van haar doden, die met
een diamanten driekroon op de naakte schedel.
Bovenstaand fragment is afkomstig uit het romangedicht De aardse komedie, dat in maart verschijnt bij uitgeverij Prometheus.
|
|