Passionate. Jaargang 8
(2001)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
Dronken man
Toen ze hem naar buiten werkten
tegen sluitingstijd hield hij
geld in zijn hand geklemd
voor nog een borrel
Regen hakte in op de straten
met lange splinters licht
Hij zocht zorgvuldig zijn weg
over de gouden
niet bestaande trap
naar de viswinkel
Rondrazende speldenpunten
van gekleurde lampen verwarden
hem: en als mensen op hem af leken
te komen zwaaide hij opzij om
ze uit de weg te gaan en botste hij
tegen een lantaarnpaal
Hij voelde een zee van gezichten
terugdeinzen, en kwam overeind
en leegde meteen zijn darmen
op het trottoir en riep heftig
om zijn verdomde maat Christus
die nergens te zien was
Later, met een strak masker
van onverschilligheid op,
benatte hij zich in de bus
Op zijn werk de volgende morgen
bewoog hij zich met moeite in de holle
stilte van een zelfgebouwde tombe:
zich niet bewust van de in de val gelopen
sterveling die daar hurkte
Drunk
When they hustled him out
at closing time he had
forty cents clutched in
his hands for another drink
Rain stabbed the streets
with long slivers of light
He picked his way
gingerly treading the golden
non-existent stairs
to the fried-fish shop
Whirling pinpoints
of coloured lights confused
him: and when people appeared
to converge on him he swerved
to avoid them and collided
with a post
He sensed a sea of receding
faces picked himself up
and promptly emptied his guts
on the footpath fervently calling
for his bleeding mate Christ
who was nowhere to be seen
Later wearing a stiff mask
of indifference
he pissed himself in the bus
At work the next morning
he moved with effort in the hollow
silence of a self-built tomb:
unaware of the trapped mortal
crouching there
| |
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
Studie in zwart-wit
Een vriend belde me verleden week direct na zijn terugkomst
uit Antarctica. Geweldig geweldig:
hij leek het echt fijn te vinden dat hij mij thuis trof
maar vroeg op voorzichtige toon of ik op iets
kon passen voor hem. Ik weet het,
je hebt een stuk steenkool meegebracht, zei ik.
Ik heb een Koningspinguïn in mijn ijskast.
Ik kijk er elke dag naar zoals hij daar staat
met een reusachtig ei tussen de voeten, wachtend...
Onaandoenlijk, zwijgzaam, deelt hij de vis met de
kat, het rauwe gehakt met mij.
Hij staat daar met het hoofd absoluut stil.
Alleen de ogen volgen mij als ze al niet glazig
zijn van de slaap. Ik ben eraan gehecht geraakt.
En ik ben niet de enige.
In dit huis komen mensen voornamelijk bij elkaar
om ware en verrassende dingen over elkaar te zeggen.
De luchthartige en oneerbiedige types zijn helaas
buitengewoon ernstig geworden; vaak vragen ze mij
de deur van de ijskast te openen.
Geweldig, zingen zij en aaien hem: echt geweldig.
Ik haat het als ze zo praten.
Ik ben bang dat ze hem elk moment tot god zullen verheffen.
Ik zou mijn vriend moeten bellen
om te vragen of er niet gauw een schip of een vliegtuig
naar Antarctica vertrekt; omdat ik werkelijk denk
dat Koningspinguïn gelukkiger zou zijn als hij schouder
aan schouder staat met zijn koninklijke broers, elk met een
ei aan zijn voeten, met hun rug naar de wind en
stuifsneeuw, wachtend:
op de winnaars van de voetbalcup met hun kleurrijke shirtjes,
rode neuzen, flapperende armen, om achter elkaar
het sneeuwveld op te hollen.
Koningspinguïns zouden dan allemaal de aftrap moeten doen
en toe moeten kijken hoe de bezoekers zich verspreiden
in een prachtige uitbarsting en eierschalen en baby-
pinguïns geweldig geweldig.
Study in black and white
A friend rang me last week as soon as he got
back from the Antarctic. Wonderful wonderful:
he seemed genuinely pleased to find me in
but in a careful voice asked if I could look
after something for him. I know,
you've brought back a lump of coal, I said.
I have a King Penguin in my fridge.
I look in on it every day as it stands there
with a huge egg between its feet, waiting...
Stolid, taciturn, it shares the fish with the
cat, the raw minced meat with me.
It stands there with its head absolutely still.
Only its eyes follow me when they are not
already glazed in sleep: I've grown fond of it.
And I'm not the only one.
In this house people come together mainly to
say true and surprising things about each other.
The light-hearted irreverent ones unhappily
have turned particularly grave; frequently
begging me to open the fridge door.
Wonderful, they chant, stroking it: truly wonderful.
I hate it when they go on like that.
Any moment now I'm afraid, they wilt deify it.
I should ring my friend
to ask if there is a ship or plane leaving soon
for the Antarctic: because I really think
King Penguin would be happier standing shoulder to
shoulder with his Royal brothers, each with an egg
at its feet, their backs to the wind and driven
snow, waiting:
for the F.A. Cup winners with the colourful jerseys
red noses, flapping arms, to trot on to the
snow-field in single file.
King Penguins should all kick off then and watch the visitors
really break up in a beautiful shower of soaring
eggshells and baby penguins wonderful wonderful.
Hone Tuwhare
vertaling: J. Eijkelboom |
|