De verbeelding van Siegfried
Harry heeft een nieuw boek geschreven. Siegfried heet het. Het gaat over de zoon van Hitler, die op typisch Mulischiaanse wijze aantoont dat zijn vader de antichrist is. We mogen dit boek lezen als een afrekening met de oorlog en misschien ook met de Duitser in Mulisch (pappa was een Oostenrijkse Oberleutnant), die door hemzelf al stevig over de hekel gehaald werd in Voer voor psychologen. Masochistisch trekje van Harry.
Als Hitler een zoon gehad had, zou hij hem beslist Siegfried hebben genoemd, verkondigde Harry bij de presentatie van het boek op televisie. De zoon van Wagner heette namelijk ook Siegfried, net als uiteraard de koning der Nederlanden uit het middeleeuwse epos Nibelungenlied. Waaraan ik graag mag toevoegen dat Wagner zijn Ring der Nibelungen baseerde op de IJslandse versie, waarin de held Sigurd heet. Maar goed, Sigurd Hitler is natuurlijk niet een naam waarmee je door het leven wilt gaan, al helemaal niet in een roman van Harry Mulisch.
Ik zal verder niet teveel verklappen over Siegfried, behalve nog dat er dagboekfragmenten van Eva Braun in staan, waarin deze beweert zo gelukkig te zijn als first lady van het Rijk. Gelukkig? First lady? Dolf en Eva sleten hun laatste maanden als junkies in een onderaardse bunker in Berlijn, verslaafd aan kalmeringsmiddelen, pijnstillers en barbituraten. Daar zal weinig meer gefirstladied zijn.
Terug naar de televisie. Harry verscheen in beeld, gezeten in een comfortabele fauteuil, de pijp losjes in de hand, koketterend met zijn eigen bescheidenheid. Het zij hem vergund. Want je kunt veel van hem vinden, hij is toch de belangrijkste Nederlandse schrijver van dit moment, al blijft de voordracht voor de Nobelprijs met grote hardnekkigheid toevallen aan Hugo Claus (van wie ik nu wel kan verklappen dat hij geen schijn van kans heeft, omdat zijn debuutroman De Metsiers écht veel te veel lijkt op As I lay dying van William Faulkner).
Toen kwam het moment waar mijn bek van open viel. Het lag niet aan Harry. Het lag aan de interviewer, van wie ik vermoed dat hij op zijn knieën voor de zetel van de aanbedene zat. De interviewer vroeg: ‘De zoon van Hitler, hoe kom je d'r op?’
Harry glimlachte minzaam bij zoveel domheid. Hij heeft namelijk wel eens een roman van iemand anders gelezen en weet dat het verzinnen van een zoon bij een beroemde vader niet zo'n kunst is, evenmin als ‘iets met Hitler’. Zo kent Harry ongetwijfeld The portage to San Cristóbal of A.H. van George Steiner, waarin de Führer de oorlog overleeft blijkt te hebben, door Israëlische nazijagers in het Amazonewoud opgespoord wordt en vervolgens volhoudt de Messias te zijn, aangezien het joodse volk dankzij hem het beloofde land terug heeft gekregen. Dat is pas fantasie. Dat is controverse.
‘Ach ja,’ sprak Harry. Zou ik ook doen. Als de een of andere nitwit veren in je reet steekt om iets wat welbeschouwd helemaal niet zo bijzonder is, dan zou ik hem ook in de waan laten. Dat is zijn verdiende loon. Originele wendingen vormen nu eenmaal niet meer Harry's sterkste kant. De ontdekking van de hemel was een fraai boek, maar het plot was ontleend aan de films Jules et Jim en Raiders of the lost ark. Geeft niet. Harry moet het hebben van zijn metafysische bouwwerken. Of misschien heeft hij gewoon zijn belangstelling voor de fantasie verloren, want in de jaren zestig kon hij het wél.
De interviewer verwaardigde zich vervolgens een kritisch vraagje. Nou ging het alweer over de oorlog. Was dat niet zo onderhand wat achterhaald? Harry verwees deze gedachte onmiddellijk naar de prullenbak. De oorlog is nog altijd relevant. Daar had hij aan toe kunnen voegen dat zijn boeken nooit over de oorlog gaan. Die is alleen het decor voor filosofische mijmeringen.
Terwijl Harry en zijn discipel nog wat door Berlijn banjerden, echode het na in mijn hoofd: ‘Hoe kom je d'r op?’ Het is al erg genoeg dat de Nederlandse schrijvers tegenwoordig weinig anders meer kunnen dan de alledaagse werkelijkheid een beetje mooi opschrijven. Alleen bleek nu ineens dat doorsnee journalisten, en vermoedelijk ook het gros van de Nederlandse lezers, nauwelijks meer weten dat het anders kan. De zoon van Hitler, bah. Dat kan iedere tweederangs zondagsauteur op een achternamiddag verzinnen. Bedenk eens iets echt origineels, zoals een zwijgend jongetje met een trommel dat ruiten aan diggelen zingt, of een man die 's ochtends wakker wordt en ontdekt dat hij in een reusachtig insect is veranderd.
Onlangs las ik The ground beneath her feet van Salman Rushdie. Ik zou kunnen beweren dat hij zijn plot gejat heeft van De ontdekking van de hemel. Het gaat namelijk ook over twee mannen en een vrouw. En ook Rushdie heeft rijkelijk ontleend aan de populaire cultuur (het slot is een parafrase van de moord op John Lennon). Maar de uitwerking is zo'n monument van verbeeldingskracht dat iedere vergelijking mank gaat. Het boek bevat meer briljante vondsten en wendingen dan alles wat er het afgelopen decennium in Nederland geschreven is bij elkaar.
Rushdie schrijft het komende dubbeldikke boekenweekgeschenk. Die opdracht heeft hij natuurlijk aangenomen om Harry te pesten, door diens boekenweekgeschenk van vorig jaar onmiddellijk in de schaduw te stellen. Het doet er niet toe. Ik verwacht een heilzame werking voor de Nederlandse literatuur. Niet zozeer voor de schrijvers - die zijn voor een belangrijk deel hopeloos verloren. Wel voor de lezers. Zij zullen leren dat de verbeelding niet dood is. Zij leeft voort buiten de onderaardse bunker van de lage landen. En ik hoop dat de vaderlandse literaire journalisten de schellen van de ogen vallen. Met een beetje mazzel blijft mij dan voortaan het ‘hoe kom je d'r op’ bespaard als een Nederlandse schrijver ook eens een ideetje heeft.