DAT KRIJG JE D'R NOU VAN!
Dat wanneer je voor ‘futiliteit’ ‘Hertog Jan’ invulde en voor ‘Vreze Gods’ ‘jazz’ las, je straks nog een leuke avond in café Dizzy zou hebben. Maar doordat Grunbergs voordracht nou niet echt overliep van de zelfrelativering en humoristische verwijzingen verwierp ik uiteindelijk deze mogelijkheid.
Het werd me langzamerhand duidelijk waarom er voor de omschrijving van ‘hedendaagse Erasmus’ was gekozen. De letteren van Rotterdam 2001 werden vertegenwoordigd door iemand van 500 jaar oud die zijn gehoor voorhield dat de mens niet in de vrees voor God leeft, ‘maar in de vrees voor zijn medemens aan wie hij zich spiegelt en met wie hij zich meet. Aan wie hij troostende woorden en helende gebaren wil ontlokken, maar die uiteindelijk vreemd voor hem blijft als een woestijn die hij nooit heeft betreden.’ En toen had hij alle open deuren in De Doelen wel zo'n beetje gehad. ‘En dan straks weer gauw terug naar New York, want daar woontie,’ sprak commentator Cees van der Wel toen Grunberg het podium verliet.
Waren er dan helemaal geen alternatieven? Natuurlijk wel. Als het om jonge auteurs gaat is er in Rotterdam een generatie in wording, waarvan verschillende vertegenwoordigers tijdens de opening van Rotterdam 2001 absoluut niet zouden misstaan. Zo was de dichter Ayatollah Musa een goede keuze geweest. In 1979 in Rotterdam geboren, opgegroeid in het noorden van de stad en in 1999 met de dichtbundel Taj Mahal gedebuteerd. Zijn intrigerende poëzie had de bezoeker in De Doelen zeker kunnen inspireren. Nadeel is wel dat zijn gedichten niet altijd even toegankelijk zijn en Ayatollah Musa niet zo'n grote naam is als Arnon Grunberg.
Een andere mogelijkheid was Said El Haji geweest. Deze auteur werd in 1976 in het Marokkaanse Isoufayen geboren en is reeds lange tijd woonachtig in Rotterdam. Hij debuteerde vorig jaar met de roman De dagen van Sjaitan bij uitgeverij Vassallucci. Een voordracht uit deze roman had de bezoeker zeker met plezier verwelkomd, want het is een levendig boek met humoristische passages. Het nadeel van De dagen van Sjaitan is dat er in het boek wel eens gevloekt wordt en dat het zich daardoor niet echt leent voor een opening in de aanwezigheid van de koningin. Zo'n vloekend personage zou shockerend kunnen zijn, veel shockerender dan wanneer ons staatshoofd een voormalige burgerminister van het Argentijnse juntaregime een weekendje te logeren vraagt.
Voor mijn part was er voor Steven Verhelst gekozen. De in 1976 geboren Vlaardingse schrijver heeft in dit blad aangetoond over een groot talent te beschikken. Een schrijfopdracht van Rotterdam 2001 zou hij dan ook met goed gevolg volbracht hebben. Wat echter tegen Steven Verhelst spreekt is dat hij nog geen boek heeft uitgegeven en vanuit de prestigegedachte niet echt als een grote naam te boek staat.
Dat doet me denken aan de slagerszoon uit het Oude Westen. In 1975 geboren in Ighazzazen in Marokko, en opgegroeid op een steenworp van De Doelen. Hij debuteerde in 1996 met Bruiloft aan zee, dat werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs en waarmee hij in 1997 de Geertjan Lubberhuizen Prijs won voor het beste debuut. Intussen zijn de buitenlandse vertaalrechten verkocht aan Duitsland, Frankrijk, Engeland, Denemarken, Verenigde Staten, Spanje, Griekenland en Italië. Vorig jaar ontving hij in Frankrijk de Prix de Meilleur Premier Roman Étranger.
Mochten dus naast de inhoudelijke kwaliteit van het werk ook getallen en prijzen een rol hebben gespeeld bij de keuze voor een auteur, dan zou Abdelkader Benali geen slechte kandidaat zijn geweest. Want als straks in 2002 Arnon Grunberg weer gewoon via satellietverbindingen met New York AKO-prijzen in ontvangst neemt, welke auteurs geven dan impulsen aan de letteren in Rotterdam?
Giel van Strien