ondervangen en bovendien de wetenschappelijke samenwerking op editiegebied bevorderen. Stel dat de teksten uit het Sint-Geertruihandschrift ook diplomatisch als html-webbestand worden ingelezen en op een site worden geplaatst, dan kan men daar kritische uitgaven van de verschillende teksten aan toevoegen, later gevolgd door vertalingen of - via hypertext - woordverklaringen en commentaar. Bijkomend voordeel: de beheerder van de site kan altijd kleine verbeteringen aanbrengen, typefouten verbeteren, enzovoort. Zo ontstaat een wereldwijd vrij toegankelijk archief, gewijd aan dit handschrift en de teksten daarin, waarin ook verwezen kan worden naar publicaties over deze bron.
Een nog mooier voorbeeld: de uitgaven van het Comburgse verzamelhandschrift en de Reinaert. Enige jaren geleden heeft Jef Janssens een facsimile van de Comburg-Reinaert uitgegeven, de mvn-uitgave van Comburg is aanstaande (presentatie op 31 oktober te Groningen), terwijl Bart Besamusca en André Bouwman werken aan een kritische uitgave met woordverklaring en commentaar voor de Prometheus-reeks, gebaseerd op de Comburg-tekst en vergezeld van een moderne vertaling door Gerrit Komrij. Denk nu eens aan een combinatie van dit materiaal, dat voor het grootste deel al digitaal voorhanden is, in een Comburg E-archief. De gebruiker kan kiezen welke vorm van de tekst hij wil lezen/bestuderen en van bijvoorbeeld de kritische tekst doorschakelen naar de diplomatische uitgave en zelfs naar de foto's, wanneer hij benieuwd is naar bijvoorbeeld de rubricatie of de afkortingstekens. Wanneer daar dan ook nog eens eens een goede Engelse (line-by-line) vertaling aan wordt toegevoegd - Besamusca en Bouwman hebben al plannen in die richting - bewijst men de Nederlandse en internationale Reinaerdistiek een grote dienst. Zo'n editie bedient alle denkbare gebruikers, kan voortdurend verbeterd en aangevuld worden (bijv. met geluidsopnamen van de voordracht van het verhaal door Jo van Eetvelde, met verwijzingen (of hyperlinks) naar nieuwe publicaties of links naar webbestanden met andere Reinaert-handschriften). Bovendien zal zij ‘future-proof’ zijn. De nieuwe media bieden ons de mogelijkheid om het wereldkundig maken en beheren van het Middelnederlandse tekstuele cultuurgoed in één keer goed te aan te pakken door samen te werken aan elektronische archieven op basis van de (verzamel)handschriften, in plaats van allemaal apart elke vijf of twintig jaar dezelfde teksten opnieuw maar net iets anders uit te geven in boekvorm.
Zo'n Comburg E-archief moet uiteindelijk natuurlijk ook leesteksten, vertalingen, facsimile's etc. voor de andere teksten in het handschrift bevatten. Voor de Brandaan is een, terecht bekroonde, nieuwe kritische tekst plus vertaling zelfs al voorhanden. De mvn-uitgave van het handschrift-Van Hulthem kan ook met tal van bestaande uitgaven gekoppeld worden, evenals met de aanstaande nieuwe editie van de abele spelen door Hans van Dijk. Misschien kan de projectcommissie van de mvn-reeks, in samenwerking met het Constantijn Huygens Instituut, de hier geschetste mogelijkheden in overweging nemen? Het blijft overigens altijd zeer goed mogelijk dat uit de wetenschappelijke tekstenbank, die de kern van het E-archief vormt, delen worden gehaald om als ouderwets-lekker-leesboek uitgegeven te worden. In de toekomst is in dit verband natuurlijk ook printing-on-demand denkbaar: de lezer haalt de gewenste tekst van het internet, zet hem op schijf en laat hem in de gewenste vorm afdrukken en inbinden, daarmee in zekere zin teruggaand naar de praktijk van het scriptorium.
Het is een beetje jammer dat de lezingenbundel Middeleeuwse verzamelhandschriften zo weinig over de toekomst van het project te melden heeft. Op zich is dat begrijpelijk, in oktober 1994 was vast veel van de planning nog onduidelijk, maar inmiddels zijn er drie delen klaar en twee in aantocht, dus de inleider van de bundel, Gerard Sonnemans, had daar best iets over mogen zeggen, bijvoorbeeld over de geplande verdere uitgaven en over de motieven voor de selectie van de uit te geven verzamelhandschriften. Nu beperkt hij zich tot een nogal krampachtig aandoende bespreking, gedeeltelijke weerlegging en soms acceptatie van de bezwaren die de besprekers van het project en het eerste mvn-deel hebben aangevoerd.
Na de ‘Inleiding’ (p. 7-20) bestaat de lezingenbundel uit drie afdelingen, gewijd aan ‘Verzamelhandschriften’, ‘Editiereeksen’ en ‘Het Geraardsbergse handschrift’. De laatste afdeling bevat