Christmas dreaming unplugged
Ik sta aan de rand van Central Park West tot aan mijn enkels in kleurige papierslingers. Ik kijk omhoog en zie dat serpentines als enorme draperieën op de maten van fanfare-muziek traag naar beneden dwarrelen in een wervelstorm van confetti. De gebouwen kun je bijna niet meer zien.
Alles lijk ik nog in eigen hand te hebben, want het is zo'n schemering tussen waken en slapen in.
Het moet augustus 1945 zijn, want de tickerparade is ter ere van de thuiskomst van de First United States Army Group.
Fotografie: NL fotografie, Ninon Lutters
Maar mijn gedachten dwalen verder. Naar de Dakato flat een stukje verderop langs Central Park West en naar maandagavond 8 december 1980. Het is donker en plotseling kletteren sirenes en zwaailichten tegen de bebouwing. Yoko Ono rent achter de agent aan die John Lennon onhandig naar een politiewagen sleept. Met gierende banden racet de wagen naar het ziekenhuis. Mark Chapman, Lennons moordenaar, zie ik met zijn handen achter zijn rug geboeid afgevoerd worden naar een andere politiewagen.
Maar ook dat wil ik niet. Ik wil dat het maandagochtend 25 december 2000 is, dat ik rustig op een bankje langs de rand van Central Park West zit en het gewone leven met mij speels, zo helemaal los van alles, zijn loop zal nemen.
Ik draai mij niet naar de vrouw die naast mij is komen zitten, want ik weet wie ze is.
‘Poffertjeskraam,’ zeg ik zonder haar aan te kijken.
‘No, my God,’ hoor ik haar zeggen.
‘Yes, poffertjeskraam!’ zeg ik daarom nogmaals om alle twijfel bij haar weg te nemen.
Ik keer mij nu naar haar toe en zie dat Madonna nog steeds met haar beide handen voor haar mond zit. Zoals je zit als je niet kunt geloven dat de hoofdprijs je in de schoot geworpen wordt. Ze is het echt helemaal, alhoewel ze, beetje flauw, een slobberige trui draagt waardoor ik niet kan verifiëren of zij inderdaad van die prontige borstjes heeft zoals haar CD-hoesjes stelselmatig suggereren.
‘Ik wist het,’ schreeuwt ze, ‘ik wist het. Mag het ook een keer meezitten?’
Haar limousine staat een stukje verderop te wachten. We stappen in en uit zo'n groot plastic mineraalwatervat tapt zij voor ons beiden een glaasje water.
‘Maar er is een voorwaarde aan deze dag verbonden,’ zegt Madonna voordat zij haar chauffeur opdracht geeft te gaan rijden. ‘Als je ja zegt neem je niet alleen mij, maar ook mijn dochtertje op de koop toe. Een soort koppelverkoop dus. Nou, wat zeg je daarvan?’
‘Niks mis mee,’ antwoord ik. ‘Als het maar een lief kind is.’ Zoiets zeg ik altijd tegen vriendinnen in wording die al behept zijn met nageslacht. Ik heb nog nooit meegemaakt dat ze dan afhaken omdat bij nader inzien Gepke of Sanderijn toch een serpent van het zuiverste water is.
Het uitzicht over Central Park vanuit Madonna's appartement is magnifiek. Maar behalve dat uitzicht, word ik vooral gevloerd door de grootte van het appartement. De brede trap in de hal kun je je alleen maar voorstellen in een groot landhuis.
En boven, aan het einde van de trap, staat een meisje van ongeveer vijf jaar. Net als bij haar moeder hangen haar goudkleurige pijpenkrullen tot op haar schouders en heeft zij haar beide handjes in een opwelling van sprakeloosheid voor haar mond geslagen.
Ik loop de trap op tot ik op gelijke hoogte met het gezichtje van het kind ben en in haar vrolijke donkere ogen kan kijken. Daar stop ik.
‘Hoe heet je?’ vraag ik.
Maar zij blijft met haar beide handjes voor haar gezichtje staan. Alsof er elk moment iets van grote betekenis kan gebeuren, iets waar zij lang op gewacht heeft.
‘Geef mijnheer Goslink eens een handje,’ roept haar moeder van beneden.
‘Poffertjeskraam?’ fluistert ze op vragende toon in mijn oor nadat ik haar heb opgepakt.