In een spelshow met zeven rondes is de stand tegen het eind liefst 3-3, waarna het laatste spel beslist. Iedereen gaat zo met prijzen naar huis - ‘Dat vinden de kijkers leuk,’ - en het zorgt ook voor spanning op het eind. In de eerste twee afleveringen van Sandra's verjaardagsshow deden de winnende kandidaten echter niet gezellig mee, ze maakten telkens in de eerste vier rondes de ander kansloos.
Mijn taak werd het dergelijke uitslovers te stoppen. De kandidaat die de eerste drie spellen had gewonnen kreeg een woord waar nauwelijks een samenstelling mee te maken was. Het werkte perfect.
In de voorlaatste show keek Eddie Keur me na afloop van het woordspel bevreemd aan en hij zei: ‘Alpenpetje?’ Mijn vader, verwoed kruiswoordpuzzelaar, zei de andere dag: ‘Alpenpetje?’ Ik keurde ‘alpenpetje’ inderdaad goed, want ik verstond alpinopetje, maar wat maakt het uit, dacht ik, hij moet verliezen. En vier jaar later zei Rob Wolters: ‘Als je alpenpetje had afgekeurd had ik gewonnen.’
Ja. Als ik alpenpetje had afgekeurd dan was ik echt het genie geweest waar ze me voor aanzagen en dan was mijn contract verlengd. Dan parkeerde ik nu mijn BMW naast die van John de Mol en wisselde ik met Eddie Keur adresjes voor radarverklikkers uit. Maar dan had Rob Wolters nog steeds verloren. Hij moest verliezen omdat hij al drie rondes had gewonnen.
Ik kon hem dit wel vertellen, maar waarom zou ik? Niemand herinnert zich de verliezer.
In televisieprogramma's zie ik nu vrij snel het bedrog en de manipulatie. Zowat half Nederland moet nu bij opnames aanwezig zijn geweest, en toch lijkt het niemand te storen dat alles bijeengelogen is, verdraaid en gemanipuleerd. Zo is het. Het beeld en de perceptie van de werkelijkheid zijn belangrijker dan de werkelijkheid zelf.
De bruidegom eindigde zijn lied met zijn verse echtgenote in zijn armen. Ze keken verliefd de met tl-balken verlichte zaal in, waarna ze los van elkaar de tekst van de gezongen trouwgelofte als souvenir uitdeelden.
De bruidegom gaf me het A-4'tje. ‘Waar kende je mijn vrouw ook alweer van?’ vroeg hij.
Ik scande door de tekst hoe vaak haar naam er in voorkwam. ‘Studie-genoot,’ zei ik. Ik vouwde het papier tot een hoedje en zette het de bruidegom op zijn hoofd.
Hij lachte ongemakkelijk en vroeg wat dat voorstelde.
‘Een alpenpetje,’ zei ik.
Jack Nouws