Losse gedachtes en neusbloedingen
Je wilt zeggen: ‘Je bent een vetzak,’ maar je weerstaat de verleiding. Niet dat John zo dik is. Je wilt het gewoon zeggen. John heeft het over zijn zus die gewonnen heeft bij de loterij en je hebt een overweldigend verlangen om te zeggen: ‘Je bent een vetzak, John, je ziet er niet uit,’ alleen maar om zijn reactie te zien.
Je besluit om helemaal niets te zeggen, maar er valt een stilte in het gesprek, wat betekent dat het jouw beurt is om te praten, en je hebt geen idee wat zijn laatste zin was. Dus je zegt: ‘Eeh, ja,’ en John zegt: ‘Echt waar? Wanneer dan?’
Je weet niet zeker of hij je doorheeft, maar je gaat door met bluffen. Je zegt: ‘Eeh, vorig jaar,’ en er valt weer een stilte omdat John wacht tot jij erover gaat vertellen. Het heeft waarschijnlijk te maken met een loterij, een kermis, suikerspinnen, school of met liefdadigheid op een of andere manier.
‘... Ik heb een nieuwe auto nodig,’ zeg je om van onderwerp te veranderen, en John praat honderduit over veilingen, en je wilt wanhopig graag zeggen: ‘Neuk me, John, neuk me,’ niet omdat je wilt dat John je neukt, maar omdat je zijn reactie wilt zien. John zegt iets dat eindigt met: ‘Ik kan er wel eentje aan je voorstellen als je wil,’ en je wilt zeggen: ‘Mijn hersens zijn zo groot als een pinda,’ maar je weerstaat de verleiding en in plaats daarvan zeg je: ‘Dat zou geweldig zijn.’ John schrijft een telefoonnummer op en je steekt het in je zak ook al heb je geen idee waar het voor is. En dan ziet John een paar van zijn vrienden.
John kent heel veel mensen. Hij stelt je voor aan David, Michelle en Sarah, en je wilt al je kleren uittrekken om hun reactie te zien maar in plaats daarvan schud je handen en ze geven je adviezen over het kopen van een auto en je zegt: ‘Als ik jullie advies wil dan zeg ik het wel.’
Oei. Nu heb je 't gezegd. Het was de bedoeling dat je dat alleen maar dacht maar je dacht niet na en je zei het, en nu kijken ze je heel raar aan.
‘Grapje,’ zeg je, en vult dat aan met: ‘Sorry, jullie kennen mijn gevoel voor humor nog niet,’ en John vertelt hun dat je in een ‘moeilijke periode’ zit en dat je ‘op het moment niet helemaal jezelf bent.’
De vrienden gaan weg en zeggen: ‘Leuk je te ontmoeten,’ en je wilt zeggen: ‘Ik ben een griezel, ik ben een weirdo,’ maar je knikt alleen maar schaapachtig en je begraaft je hoofd in je handen en je zegt: ‘Sorry John,’ en John zegt: ‘Geeft niet hoor,’ en je gaat samen op weg naar de speelhal.
In de speelhal wil je verschrikkelijk graag een nepgeweer lostrekken en schreeuwen: ‘Dit is een overval, dit is godverdomme een overval,’ maar in plaats daarvan vraag je om muntjes ter waarde van vijf dollar en probeer je vervolgens de Grote Prijs van San Marino te winnen, maar het stuurwiel is naar de klote, het moet wel aan het stuurwiel liggen want meestal ben je goed in dit spel. Een jochie staat naar je te kijken terwijl je speelt en je wilt zeggen: ‘Rot op, teringjong,’ maar in plaats daarvan rij je van een brug af en het joch giechelt en je wilt heel graag in je neus peuteren - niets zou je meer genoegen doen dan in je neus peuteren - en je zou stiekem even kunnen peuteren als het joch niet keek, dus je zegt: ‘Rot op, joch, ik wil in mijn neus peuteren,’ en dat was geen goed idee want zijn grote broer die lid is van White Power loopt op je af en het is nu tijd om te gaan dus je zegt: ‘John, laten we gaan, godverdomme laten we gaan,’ en je gaat daar samen weg.
John zegt: ‘Waar ben je mee bezig man?’ en je wilt zeggen: ‘Help me, John, help me,’ maar je zegt: ‘Laat me maar even alleen,’ dus hij laat je gaan en zegt: ‘Ik bel je nog wel,’ en je zegt: ‘Dat zou fijn zijn.’
En je loopt over het strand en kijkt naar het breken van de golven terwijl allerlei trotse mama's en papa's met hun kinderen spelen en je wilt schreeuwen: ‘Omhels me!’ maar in plaats daarvan ga je op een verlaten stuk strand zitten wat je kalmeert en ontspant totdat