Passionate. Jaargang 7
(2000)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Christina Vreeswijk | |
[pagina 49]
| |
Waar ik ook zo'n verschrikkelijke hekel aan heb: schrijvers die in interviews, bij voorkeur voor televisie, blijven volhouden dat het schrijverschap eigenlijk net een gewone baan is. Niks abnormaals of bevoorrechts aan. Inspiratie, zegt u? Bevlogenheid? Doe niet zo mal, wij staan gewoon om acht uur op en zetten ons om negen uur achter de pc. De Nederlandse schrijver is een kantoorklerk. Hij zou met evenveel liefde rapporten pennen over de achteruitgang van de gruttostand rond de nog niet bestaande vijfde baan van Schiphol. Epileptisch droogklotenproza is het, en masse geproduceerd in de zilte schrijf-fabrieken van Meulenhoff en Querido, uitgeverijen die zo beschaafd zijn dat je hun bestaan bijna zou vergeten. Altijd gedacht dat die soap van Voskuil gesitueerd was op een wetenschappelijk instituut? Niet dus. Het is het relaas van wat zich afspeelt in het geheime verzamelkantoor van Meulenhoff en Singel 262. Daar komen iedere ochtend om vijf voor negen de schrijvers aansjokken, het lunchpakket zorgvuldig in de aktentas geborgen. Kijk, daar gaat Marcel Möring, hij moet vandaag zijn nieuwe manuscript presenteren voor de hypecommissie. Er zijn geruchten dat er weer niet genoeg seks in zou zitten. Hij kijkt een beetje zuur, zou zo graag in schaal elf zitten in plaats van schaal tien. Binnen is het grauw, gesubsidieerde overheidskunst hangt aan grove betonnen muren. In die deprimerende gangen, waar nauwelijks licht doordringt, slijt de Nederlandse schrijver zijn dagen. Hij heeft weinig andere afleiding dan af en toe een praatje met een collega, om de laatste roddels uit te wisselen. Als A.F.Th. van der Heijden een kroket haalt bij de snackbar, vraagt hij om het bonnetje. Kopij! Cynisme heerst sinds Connie Palmen bewees dat kasteelromans met een dun intellectueel sausje in Nederland ook al voor literatuur kunnen doorgaan. Enkele centimeters boven de vloer van de bovenste verdieping zweven Harry Mulisch, de geest van W.F. Hermans en het gebalsemde lijk van Simon Vestdijk. Het verhaal gaat dat deze hele verdieping metafysisch is en eigenlijk niet bestaat. Aan het andere uiteinde, ergens in de sm-kelder, zit Herman Brusselmans gebogen over de toiletpot poep op zijn kleren te smeren, omdat hij in de winkel geen hemden in de juiste kleur kon vinden. Af en toe komen zijn discipelen en slippendragers door het raampje kijken om inspiratie op te doen. Dan roept Brusselmans dat er echt niets bijzonders aan de hand is. Nederland is, vrees ik, het eerste land ter wereld waar romans net zo goed industrieel geproduceerd kunnen worden. Het idee ontstaat op de marketing-afdeling, de afdeling research and development zet een plot in elkaar, die door ijverige schrijvers in de werkplaats uitgewerkt wordt. Volgt een panel van huisvrouwen uit de provincie om te proeven. Dan de drukker, reclamecampagne, enzovoort. Zo produceer je nog eens op efficiënte wijze eenheidsworst. De Nederlandse schrijver snakt ernaar. Hij wil zo graag een normale baan als ieder ander, verlost van het eeuwige stigma dat hij bijzondere dingen doet of over buitengewone talenten beschikt. Die aantijging is niet waar, hij zou het wel van de daken willen schreeuwen, zijn schrijverschap is een baan als alle andere. Het liefst zou hij zien dat de vaste boekenprijs werd afgeschaft. Dat zou de uitgeverijen dwingen hun overproductie te saneren en efficiënter te werken. Kon hij misschien een vast baantje krijgen aan de autobiografische productielijn. Producent van vader-zoon-gesprekken of zo. Tientallen boeken met zijn alinea's erin. Ook iets om trots op te zijn. |
|