Rotterdam gezongen. Maar wat werd er in die tijd met overgave gesprongen! Want om duidelijk te maken wie je bent, moet je twee keer zo hard uitdrukking geven aan wie je NIET bent. En niet alleen in stadions, ook in de trein sprong het Legioen die dagen alsof zijn leven ervan afhing. En dat deed het ook, die keer dat de trein bijna van de rails gesprongen werd in de spoortunnel op weg naar het Stadion. ‘Wie niet springt, die wil niet dood’ hoorde ik de mensen zingen. En uit een rond, kaal hoofd naast mij hoorde ik de treffende witz: ‘Kijk, dàt hadden die gasten moeten zingen, in plaats van die deprimerende klaagzangen, op weg naar Westerbork.’ In die tijd beschikte het Legioen nog over creatieve geesten, die de polemiek niet schuwden.
Of zoals die andere geniale vondst, in hoekige stijl gezongen, dus in de perfecte Rotterdamse vorm, het pesterige: ‘Hamas, Hamas, joden aan het gas!’ Duizend kelen, één stem. Je reinste statementpoetry. De dreiging die daaruit sprak en de energie die dat weer opriep. Vooral als het Legioen in optocht door de perrontunnel van Rotterdam CS trok zodat de poëzie door het hele station galmde.
Nu mag men het Legioen natuurlijk niet van antisemitisme betichten. Waarschijnlijk weet de meerderheid niet eens wat dat betekent. Met de joden in de Feyenoordpoëzie worden uiteraard Ajax en zijn aanhangers bedoeld. De gemiddelde Feyenoordsupporter zal nog geen jood herkennen al stond er één naast hem bij de pisbakken. Gemakkelijker is het als Feyenoord voor de Europacup tegen een Israëlische club moet spelen, zoals een paar jaar geleden tijdens de creatieve hausse gebeurde. Toen bewees het Legioen niet alleen de kunst van de statementpoetry te beheersen maar ook de stijl van de subtiele klankpoëzie. Vanaf de tribune klonk een langgerekt ‘zzzzzzzzzzzzzzzzzzz’ en het duurde een halve wedstrijd voordat een goocheme voetbalrecensent er lucht van kreeg dat het geluid van een opengedraaide gaskraan werd nagebootst. Het lijkt zo simpel, het ligt gemakkelijk in het gehoor en het werkt aanstekelijk; iedere tekstschrijver op een reclamebureau zal je verzekeren dat juist dit de ingrediënten van een succesvolle reclameleus zijn.
Het speels attaqueren van de joden hoort weliswaar tot de vaste poëtica van het Legioen, maar er is ook ruimte voor andere thema's. ‘We zwaaien met z'n allen naar de Kuip’ is ontstaan tijdens een wedstrijd in en tegen Groningen in 1993. De Feyenoordsupporters zongen het voor de mensen die de wedstrijd, waarin Feyenoord kampioen kon worden (en werd), in De Kuip op een groot beeldscherm live volgden. Andere succesnummers zijn ‘En Jol, die weet de uitslag al,’ naar aanleiding van de vermeende gokpraktijken van scheidsrechter Dick Jol op wedstrijden die hijzelf floot, of ‘Hij is een vriend van de joden,’ voor tegenpartijdige scheidsrechters. Ajax-hooligans werd het bloed onder de nagels gezongen met ‘En laat je vriend maar in de steek,’ verwijzend naar de dood van vader/vechtersbaas Carlos Picornie. Mooi zijn ook de liedjes voor mensen die nog voor het laatste fluitsignaal de tribunes verlaten: ‘Hij moet naar huis van z'n moeder’ en in hetzelfde ritme ‘Het zijn maar namaaksupporters’ naar aanleiding waarvan ik zo'n namaaksupporter ooit met overslaande stem hoorde roepen: ‘O ja, en waar zijn jullie dan tijdens de uitwedstrijden?’ Loyaliteit komt in gradaties en wordt zwaar bevochten, want weer een ander schreeuwde hem na: ‘En waar ben jij tijdens de trainingen... van het tweede?!’
Maar die explosies van creativiteit lijken nu al een jaar of twee voorbij. Je kunt tegenwoordig nog beter naar een of ander open poëziepodium in een café gaan dan naar De Kuip op zondagmiddag, als je aan je literaire trekken wilt komen. Braaf brengt het publiek de krachteloze, door de Kultuurkamer van Jorien goedgekeurde versjes van de selectie '70/71 en '92/93 ten gehore. Of het nog afschuwelijker ‘... Dat ene woord: Feyenoord’ van Lee Towers. De club heeft in geen tijden een boete wegens aanstootgevende spreekkoren opgelegd gekregen en wordt er eens een wedstrijd stilgelegd, dan is steevast de tegenpartij de aanstichter. Het kan toch niet zo zijn dat clubs als Twente en Den Bosch tegenwoordig de toon zetten in dit land? Zelfs Ajax krijgt praatjes: ‘Als de lente komt dan sturen wij bommen naar Rotterdam’. Geschiedkundig geen speld tussen te krijgen: 14 mei 1940 was misschein wel het prototype van een mooie lentedag. Of: ‘Rotterdam Kankerstad, in de oorlog lag je plat!’ Ja, er zitten heuse taalwetenschappers bij de F-side. Nergens is de krachtterm ‘kanker’ zo populair als in Rotterdam (zoals in Den Haag de ‘tering’ welig tiert), we kunnen Rotterdam dus met recht de ‘kankerstad’ van Nederland noemen.
Vak S, hak om dat writer's block! Klim weer in de hekken en klim weer in de pen. Maak van De Kuip weer het grootste tweewekelijkse poëzie-festival van Nederland. Woorden èn daden willen we! Want wij hebben de mooiste liedjes!
Richard Dekker