de suspense? Verbogt zuigt je als het ware het verhaal in. Hoe spijtig is het dat niet veel meer literatuur zo pakkend begint. Maar ja, welke schrijver wil er nu van plagiaat worden beticht? Daarbij, een goed begin mag dan het halve werk zijn, de andere helft is een tweede - reken maar!
Verbogt slaagt voor alle onderdelen met een dikke tien. Als een ware Strindberg brengt hij een heus huwelijksdrama voor het voetlicht. Het botert niet meer zo tussen Bert en Netty ... Wie gaat daar nu niet van watertanden? Het antwoord luidt: de hoofdpersoon. En uitgerekend hij is bij Bert en Netty te gast. O drama, er is geen ontkomen aan. Zelfs de oorzaak van het slechte huwelijk krijgt hij op zijn bord: Berendje. Berendje is het kindje van Bert en Netty. 't Is gehandicapt. Spastisch? Debiel? ‘Niet goed,’ laat Verbogt Netty zachtjes zeggen. En de lezer barst in tranen uit. Zo niet Berendjes bloedeigen vadertje Bert. O nee! Bert is boos. Hij rekent het Netty aan dat Berendje ‘niet goed’ is. Daarom gaat hij naar de hoeren. Met de hoofdpersoon. Die zijn buik inmiddels zo vol heeft van de intermenselijke beerput waarin hij verzeild is geraakt, dat hij kotsend huiswaarts keert.
Een meeslepend slot van een meeslepend drama. En: een onvervalst leidmotief! Want ook in het titelverhaal van De feestavond en in het verhaal ‘De ideeën van Stravers’ wordt er lustig op los gekotst. Ruiken wij hier La nausée? De existentiële walging van Jean-Paul Sartre? Vast en zeker! In elk geval krijgt de bundel van Verbogt door dit stelselmatige gekots een schitterende consistentie. Of zou deze consistentie te danken zijn aan een stelselmatig gebruik van de hij-vorm?
Alle verhalen in De feestavond zijn geschreven in de hij-vorm en daar GEBEURT wat mee. Maar wát? Dit laat zich niet eenvoudig analyseren. Wat opvalt is dat Verbogt het woordje ‘hij’ zeer váák gebruikt. Om precies te zijn: 941 keer. Hij is waarachtig overal! Wie? Voilá, het risico van de hij-vorm: voor je het weet is er verwarring ontstaan. Close reading toont aan dat Verbogt hier doelbewust gebruik van maakt. Een voorbeeld:
‘Bert had zich, na twee jaar economie gestudeerd te hebben, enthousiast en al snel met succes in het zakenleven gestort, terwijl hij moeizaam kunstgeschiedenis studeerde en nooit doctorandus werd.’ (pag. 9-10, 1e druk)
Die Bert is volledig verknipt, moet je na het lezen van deze zin wel concluderen. En verdomd, Bert ís volledig verknipt. Toeval? Een ander voorbeeld:
‘Zonder te vragen wat hij wilde drinken zette Bert een glas whisky voor Paul neer toen hij was gaan zitten.’ (blz. 16, 1e druk)
Bezopen! En aldus blaast Verbogt zijn personages leven in. En: verluchtigt hij passages die wat al te benauwend dreigen te worden. Zoals in het verhaal ‘Een bestemming’, waarin de hoofdpersoon naar een vriendin bust wier levenspartner zich voor de trein geworpen heeft.
‘De chauffeur roept de naam van het dorp en hij staat op - het lijkt alsof er een zucht koude wind langs zijn billen en kruis gaat - en loopt naar de uitgang, terwijl hij zijn evenwicht moeizaam probeert te bewaren door zich vast te grijpen aan de stangen onder het plafond.’ (blz. 56, 1e druk)
Dus die chauffeur staat op, slingert naar de uitgang ... terwijl die bus maar voortraast ... Ofwel: die chauffeur is een kamikazechauffeur - ha, ha!
Maar zonder dollen; het is natuurlijk razend knap hoe Verbogt met behulp van een puur stilistische truc loodzware thema's als openbaar vervoer en zelfmoord hanteerbaar maakt. Eigenlijk is het dan ook niet geheel en al onbegrijpelijk dat hij, die zo moeiteloos jongleert met leed en lol, verbaast, ontroert, shockeert en aan het lachen maakt, zelf maar moeilijk in vervoering te brengen is. Het is bitter dat een geweldenaar als Thomas Verbogt zich in ons land onledig moet houden met het lezen van manuscripten.
Frans H. Venema