de wezenloze legerplaats Wezep - waar ik mij tenslotte met de moed der wanhoop had gemeld. Drie dagen later keurde de psychiater in het Militair Hospitaal Oog & Al in Utrecht mij af en reisde ik met de trein naar Rotterdam.
Mijn opleiding was niet zodanig dat ik Rimbaud in het Frans kon lezen. Ik verbaasde mij wel over degenen die geacht werden dat wel te kunnen, maar het niet deden. Rimbaud, dichter van de kindertijd, wonderkind, jeugdig genie; in de inleiding van de bloemlezing werd hij de vader van de moderne poëzie genoemd, een kindvader, want hij schreef zijn hele oeuvre tussen zijn 16e en 19e levensjaar, en zeker geen puberpoëzie, om de rest van zijn leven als handelaar in Ethiopië door te brengen.
Tien jaar later zou ik mij op een andere zolder aan de vertaling van Une saison en enfer wagen, Een seizoen in de hel. Omdat ik nieuwsgierig was naar wat er stond. Ik stuurde het manuscript naar De Bezige Bij. Op een regenachtige dag had ik in een spiegeltent, die voor een of ander feest tijdelijk op het Schouwburgplein was gezet (er stond toen ook al altijd wel ergens een feesttent in de stad), een gesprek met Remco Campert, die redacteur poëzie van De Bezige Bij was. Ik tekende een contract voor een uitgave, die nog dat jaar zou verschijnen. Er kwam een voorpublicatie in een tijdschrift dat niet meer bestaat. Ik kreeg een brief van Hans Andreus, die stervende was (maar dat wist ik niet), die mijn vertaling prees en mij succes wenste. Van een vriend die nauw contact met De Bezige Bij had, hoorde ik dat Martin Mooy - destijds de godfather van de Rotterdamse Letteren - ten kantore van de uitgeverij had getracht mij en mijn vertaling in een kwaad daglicht te stellen.
Maar het feest ging om een andere reden niet door. De uitgeverij liet mij weten dat er bij een andere uitgever een vertaling van een andere vertaler op het punt stond te verschijnen. De markt was te klein voor twee vertalingen van hetzelfde werk. Jammer, heel erg jammer. In een archiefmap bewaar ik nog de correspondentie met mr. IJff, jurist van VvL/Vakbond van schrijvers, die mij gratis bijstond om de uitgeverij de financiële verplichtingen van het contract te doen nakomen. Uiteindelijk kreeg ik het totale bedrag (ik meen ƒ3000,-, wat voor een zolderkamerbewoner een kapitaal was) uitgekeerd, dat de royalty's zouden hebben opgeleverd als mijn vertaling was verschenen en de hele oplage verkocht zou zijn.
Ik laat de verleden toekomende tijd nu rusten. Want eigenlijk had dit een boekbespreking moeten worden van de Illuminations van Rimbaud, dat onlangs in een vertaling van Paul Claes is verschenen. Zeer interessant werk, alleen al om de ‘aantekeningen’ die de zeer erudiete en belezen classicus Claes achterin het boek heeft opgenomen. Rimbaud vertalen betekent een bibliotheek aan secundaire literatuur bij elkaar lezen. Uitleg, verklaringen, speculaties over betekenissen. Het is niet bij te houden. Zelf bezit ik al jaren een telefoonboekdikke studie van een Nederlandse psychiater, die probeerde Rimbaud postuum schizofreen te verklaren. Dit najaar verscheen in Frankrijk nog een boek van meer dan duizend pagina's, waarin de auteur tracht uit te leggen dat je Rimbaud ook gewoon als dichter kunt lezen.
Vergeet de studies en naslagwerken, lees de Illuminations in de vertaling van Claes en je weet wat dichten is. Over de vertaling zou ik veel kunnen opmerken, maar dat doe ik niet. Dat wordt te technisch. Paul Claes is een uitstekende vertaler, hooguit zou ik willen zeggen dat hij niet tegelijk een dichter is. Geleerden houden zich meer aan de letter, dichters nemen in de regel meer vrijheid. Soms wel eens te veel, heb ik nu gemerkt. Want in het gedicht ‘Mouvement’, dat Morriën in 1964 zo prachtig vertaalde, en waarvan de eerste zin zoals gezegd luidde Het schommelen van de trein langs de rivier met zijn stroomversnellingen, blijkt helemaal geen trein voor te komen. Het gaat over een schip, een moderne ark. Geen trein te bekennen. Of toch, heel in de verte? Als zevende betekenis van het woord ‘lacet’ geeft van Dale Frans-Nederlands ‘vetergang’ (van locomotief)= slingerende gang van een voertuig over een spoor.
In de twee andere vertalingen die ik nu van dit gedicht ken, komt die trein dan ook niet voor. Iedere vertaling zal altijd anders zijn, de vertaler moet keuzes maken. Le mouvement de lacet sur la berge des chutes du fleuve, is bij Van Pinxteren (Illuminations, 1989): Het klotsen tegen de oever bij de vallen van de rivier, bij Claes: De slingerbeweging op de bark van de stroomversnellingen. Toch blijf ik, tegen beter weten in, de vertaling van Morriën zo niet de beste dan toch de mooiste vinden. Maar dat komt waarschijnlijk door die trein in 1964, van Utrecht naar Rotterdam, waarmee ik de afgrond van de vrijheid tegemoet reed.
vroegius@hetnet.nl