Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
[pagina 41]
| |
De schone letteren‘In de huidige tijd zijn er geen werkelijke literaire stromingen, er zijn hoogstens trends die af- en aanwaaien,’ stelde Erik Brus in het lustrumnummer van uw blad, waarna hij zich vertwijfeld afvroeg: ‘Waar moet je je dan als redactie tegen afzetten?’ Tegen het ‘klassieke’ literaire tijdschrift, besloot u en daarvan gewaagde Giel van Strien in het artikel ‘Tijdschrift voor de nieuwe letteren’ in hetzelfde lustrumnummer. Ironisch genoeg doet het concept voor dat Tijdschrift voor de nieuwe letteren sterk denken aan De Hollandsche Spectator van Justus van Effen, een bij uitstek klassiek literair periodiek dat ruim 260 jaar geleden al aandacht schonk aan onderwerpen die slechts zijdelings, of zelfs helemaal niets met de schone letteren van doen hadden. Kortom: terug naar start. En: u ontvangt geen duizend gulden! Want geachte redactie, uiteraard gaat de subsidiekraan voor u dicht. Pot! Een blad dat aandacht schenkt aan onderwerpen die slechts zijdelings, of zelfs helemaal niets met de schone letteren van doen hebben, komt immers al gauw in het vaarwater van de commerciële bladen terecht. En dat die aan concurrentievervalsing een broertje dood hebben is evident. U zult dus zélf op de commerciële toer moeten gaan. En ik vrees dat u daarmee reeds begonnen bent. Want wat trof ik behalve de voornoemde artikelen ook nog in uw lustrumnummer aan... De elementaire regels van de goede smaak! Regels? Wetten! Zus mag niet, zo is taboe... Zijn de bijdragen die u zoal ontvangt werkelijk zo slecht? Het is verdulleme alsof ik Justus van Effen hoor! ‘Hoe kunje 't toch zo krom krygen, myn lieve Correspondentjes,’ beklaagde hij zich op 26 mei 1733: ‘Tragt eindelyk kennis genoeg te krygen, om van uwe eige onkunde eenig begrip te erlangen.’ Thans staat hij zélf te boek als een krabbelaar. En het is zeer de vraag of zijn lieve correspondentjes inderdaad zo krom schreven als hij beweerde. Waarschijnlijk schreven ze gewoon anders dan het publiek van De Hollandsche Spectator gewend was. U moet rekenen, ook De Hollandsche Spectator was een commercieel periodiek: goede smaak, dat was de smaak van het publiek. En dat is nog steeds niet veranderd. Integendeel. Van tijd tot tijd worden ‘uw’ regels van de goede smaak gedebiteerd door vertegenwoordigers van het literaire bedrijf, en wel wanneer de bijdragen die zij zoal ontvangen te veel gaan afwijken van wat er met succes in de markt wordt gezet: risicoloze boekenclubpulp die bij het publiek zozeer in de smaak valt dat er van de bestsellers niet minder dan tienduizenden stuks over de toonbank gaan. Is dit geen ‘werkelijke literaire stroming’, mijnheer Brus? Godallemachtig, wat snak ik naar een boek waarin een hoofdpersoon, genaamd Name, op een vrijdag de dertiende wakker wordt, opstaat, uit het raam kijkt, door het zien van maan en de sterren onwillekeurig moet denken aan ‘de eerste keer’, daarvan prompt aan het menstrueren slaat, uitglijdt en uit het raam valt. Dit alles uiteraard rijmend beschreven, in een mix van Oudnederlands en neologismen en eindigend met het beletselteken. Maar zo'n boek zal nooit worden uitgeven. Omdat het literaire bedrijf van onder tot boven vercommercialiseerd is. Dat wil zeggen: op een enkele, unieke uitzondering na! Want een handjevol literaire periodieken kan dankzij subsidie nog laten zien dat er méér bestaat dan de main-stream alleen. Zich er tegen afzetten. Tegen de stroom oproeien. Gepassioneerd gebruik maken van de - wie weet helpt een marketing-term - unique selling proposition van het gesubsidieerde literaire periodiek. Drijft u nog steeds liever met de stroom mee? In een zinkend schip dat Tijdschrift voor de nieuwe letteren heet? In dat geval: vaarwel!
Frans H. Venema Leeuwarden
P.S. Ondanks mijn kritiek: van harte gefeliciteerd met uw lustrum! |
|