Theo Verhaar werd geboren in 1954 in de Rotterdamse wijk Charlois. Hij groeide op in het tuindorp Vreewijk, in een katholiek gezin en ‘boekhoudersfamilie’, zoals hij het zelf noemde. Voetbal speelde een belangrijke rol in zijn jeugd. Hij werd lid van de katholieke vereniging Spartaan '20 en speelde al jong in het eerste. Een knieblessure sneed echter de weg naar een mogelijke profcarrière af. Hij ging naar de Mulo en later het avondgymnasium. Begin jaren tachtig doorliep hij in Amsterdam de complete studie filosofie. Hij leverde zijn scriptie echter niet in, vanwege een groeiende afkeer van het universitaire wereldje. Verhaar vond dat het werk van veel filosofen ontaardt in een woordenbrei, en onvoldoende binding heeft met de directe werkelijkheid.
Verhaar koos voor de literatuur. Hij stuurde een aantal gedichten naar uitgeverij De Harmonie, en dat leidde uiteindelijk tot zijn debuutbundel Stof bedekt niet (1991). Filosofische thema's als tijd en ruimte worden hierin tot leven gebracht in alledaagse zaken. Opvallend daarbij is Verhaars sobere, haast uitgebeende stijl, en de onnadrukkelijke toon. De tweede bundel was Eeuwig tweede (1993), gevolgd door Uitzaaiingen (1995). Veel gedichten in deze laatste bundel gaan over verval, teloorgang in de stad. In diverse recensies in de landelijke pers (Trouw, Vrij Nederland) vroegen critici zich hardop af of ze Verhaars poëzie mooi ingetogen of juist te karig vonden.
In oktober 1996 verscheen in Passionate een interview met Verhaar. Hij zei hierin over de soberheid van zijn poëzie: ‘Ik ga naar de kern van de zaak. Ik probeer er niet omheen te draaien. Wat ik doe is ruimte creëren, dat is wezenlijk. Ik creëer ruimte voor een volgende zin.’ In deze periode groeide de erkenning voor Verhaars werk. Het NRC Handelsblad sprak naar aanleiding van de bundel Het badwater van de fotograaf (1996) van ‘puntgave verzen.’ Hij droeg enkele malen voor op het festival Poetry International, en enkele van zijn gedichten werden in het Duits vertaald voor het tijdschrift Akzente.
Bij het verschijnen van de vijfde bundel Nawakker (1998) werd Verhaar alom erkend als een belangrijk dichter, en de bondigheid van de poëzie werd nu geprezen. ‘Mij houdt hij wel in zijn ban met zijn staaltjes afbraak,’ schreef Rob Schouten in Vrij Nederland. In deze bundel staan thema's als bloei en verval opnieuw centraal. In de eerste groep gedichten gaat het om aftakeling binnenshuis, de tweede draait om verval in de natuur, en de laatste afdeling tekent de teloorgang van een aantal vrouwen. Dit alles vanuit Verhaars kenmerkende houding die intelligent en registrerend is, en weinig sentimenten prijsgeeft. Vergankelijkheid is nu eenmaal onvermijdelijk, lijken de gedichten te willen zeggen. Op het bed/ met zijn springveren driften/ wordt ze herdacht. De weigering daar sentimenteel over te doen maakt de gedichten des te ontroerender.
In 1998 werd Theo Verhaar de Anjerfonds - Anna Blamanprijs toegekend voor zijn gehele oeuvre.
In het komend najaar verschijnt Verhaars bundel Valscherm voor Erasmus, uitgegeven door De Harmonie. De nuvolgende gedichten zijn uit deze bundel afkomstig.
Erik Brus