Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
[pagina 39]
| |
Stel je bent dood. Je hebt je hele leven gewijd aan de literatuur en je verlangt naar rust. Je staat voor de poort van de hemel en belt aan: ‘Ding dong.’ Petrus doet open en heeft een dik boek onder zijn arm. Hij slaat het open en begint te lezen. Na de eerste bladzijde aangehoord te hebben val je bijna in slaap. Maar Petrus gaat maar door, hoofdstuk na hoofdstuk. Het is bar slecht. Helaas ben je al dood en kun je niet nog een keer heengaan. Er begint zich een rij te vormen voor de poort van de hemel. Mensen beginnen zich te irriteren. Ze gaan zich gedragen alsof ze in een drukke supermarkt met een slome cassière zijn. Petrus blijft maar doorlezen. Dit is de hemel, althans de ontdekking van de hemel. Vroeger was alles anders. Vroeger werden verhaaltjes uitgeblazen door aan chronische verkoudheid lijdende olifanten. Maar die tijd is niet meer voor mij. In de volwassen literatuur zijn deze kindervriendelijke viervoeters weggejaagd door het oeuvre van Harry Mulisch c.s., met als gevolg dat zij nu zwaar geschrokken en in therapie in het rijk van Klein Duimpje c.s. ronddolen. Je moet nu goed opletten en achter alles iets zoeken. Ik zag vanochtend Mona Lisa zitten in de metro. Helaas reed de metro net weg en bleef ik alleen achter. Als ik nu op een dak van een flat had gestaan, had ik gesprongen. Een prachtige snoekduik, zwaartekracht, einde verhaal. Maar de volgende metro kwam aanrijden. En daarin zag ik Helena zitten. Ze was waanzinnig mooi. Ronald zou haar naar alle waarschijnlijkheid onmiddellijk op papier hebben verkracht, maar ik liet haar op zijn minst nog drie haltes meerijden. Ik ging tegenover haar zitten. Oog in oog met De Allermooiste Vrouw Ter Wereld. Ze was een boek aan het lezen. Een boek met een mooie titel en een mooie kaft en een mooie foto van de schrijver. Ze keek heel even naar mij en ging weer door met lezen. Ik voelde me dom, omdat ik niet aan het lezen was. Gelukkig had ik een krant, waar ik mijn schaamte in kon verstoppen. Ik was in een keer weg uit Troje, ik zat midden in het voorpaginanieuws: Milosevic en Saddam Hoessein hebben een homoseksuele relatie. De Amerikaanse veiligheidsdienst heeft een liefdesbrief onderschept: Als je alle doden van Stalin, Mao en Hitler bij elkaar optelt en iedere dode een deel van mijn liefde voor jou voorstelt, dan zijn er nog te weinig gestorven. Zoveel houd ik van je - Milosevic. Liefde is een vreemd iets. Ik keek van mijn krant op. Zij was niet meer aan het lezen, ze keek naar mij. Denkt zij, wat ik denk? Ik wilde haar dronken voeren en haar vervolgens vragen of ze met me wilde trouwen. Ze zou ‘ja’ zeggen en ik zou gelukkig zijn. De derde halte was bereikt en ze stapte uit. Had ik maar een machinegeweer, dan kon ik mezelf automatisch doden. Mijn psychiater zegt altijd: ‘Je mag gaan zitten of gaan liggen.’ Mijn psychiater is ook de psychiater van Ronald Giphart. Ronald komt nooit zelf langs, maar belt haar drie keer per week op om te hijgen, soms wel twee uur lang: zijn therapie. Ieder heeft zo zijn trekjes. Een oma, die de plaats van Helena had ingenomen, zat vreselijk vies te slurpen uit een pakje appelsap, terwijl haar kleindochtertje in haar oor schreeuwde dat ze later Backstreet Boy wil worden. Het werd mij te veel. Ze zouden appelsap met een infuus op de markt moeten brengen. Appels verpesten je leven; arme Helena, arme ik. Als die gekke Adam en Eva niet zo'n behoefte hadden gehad aan vitaminen, dan had ik nu vrolijk rond gehuppeld door het paradijs en als die mongool van een Newton nooit een appel met mach negen op zijn harses had gekregen, dan was er voor mij ook wat van de natuurkunde te begrijpen. Dan zou ik ten minste ook een normale studie kunnen gaan doen. Als Doornroosje niet in zo'n smerige appel was gestikt, als Petrarca niet in driehonderdvijfenzestig sonnetten over appelborstjes had geschreven...(conclusie:)Als je een beetje gezond verstand hebt, bijt je niet in een appel: kut klokhuis. Ik ben uitgestapt, want ik had behoefte om te kotsen. Ik kan autonoom kotsen. Dat is het mooiste wat er is: kotsen wanneer je wilt, any place, anywhere. Tijdens het vomeren moest ik aan Mona Lisa denken. Misschien is het leven wel een groot museumbezoek. Je kijkt even rond en je vindt het allemaal maar niks en je zoekt de hele tijd naar de uitgang, maar ga je naar buiten dan ben je dood. Dus ga je maar net doen als of je een kunstliefhebber bent, je gaat leven! Je kunt ook kunst maken en dat hebben God, Zeus, Brusselmans, Allah en Boeddha gedaan. Zij zijn kunstenaars. Mijn kunstwerkje op de grond luchtte aardig op en ik voelde dat ik toe was aan de psychologische laag van Twee Vrouwen.
Qst. | |
[pagina 40]
| |
[pagina 41]
| |
|