Passionate. Jaargang 5
(1998)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
[pagina 37]
| |
‘How much?’ vraagt de zoveelste Italiaanse rugzaktoerist als hij aanbelt bij Motel en hem een vermoeide blik uit het openstaande raam wordt toegeworpen. Hij is niet de eerste, en zal zeker niet de laatste zijn die een goedkope slaapplaats in de binnenstad van Amsterdam wil ‘scoren’. Maar hier wordt geen logies met ontbijt aangeboden voor hologige trekkers. Hier bevindt zich het zenuwcentrum van Motel Films, filmproductiebedrijf van Frans van Gestel en Jeroen Beker. Zij zijn de initiatiefnemers van ‘Route 2000’, een project met vier speelfilms die op het International Filmfestival Rotterdam in première gaan.
Ruim twee jaar geleden werkten ze voor het eerst met elkaar samen, toen ze gezamenlijk de productieleiding van Paul de Leeuws Filmpje op zich namen. Het zal de herkenning van elkaars gedrevenheid zijn geweest die hen ertoe gebracht heeft Motel Films op te richten. Want of het nou voetballen in het park is of het (co)produceren van vier speelfilms tegelijkertijd, iets half doen is er niet bij. Gedrevenheid uit zich in duidelijke standpunten. Zo ook bij Beker en van Gestel... Nederland herbergt vele filmmakers die de ene na de andere subsidieaanvraag indienen. Vertrouwend op de eigen capaciteiten werken ze hun ideeën uit en hopen intussen dat hen in de nabije toekomst de mogelijkheid geboden wordt om een lange speelfilm te maken. Een speelfilm is duur, subsidiegevers hebben weinig te besteden, dus de kans om iets kleins gemaakt te krijgen is vele malen groter dan een ingediend project van negentig minuten gehonoreerd te zien. Verreweg de meeste makers houden zich dientengevolge bezig met kleinschalige projecten. De heersende opvatting van geldschieters over deze goedkopere producties is dat het beginnende filmers voorbereidt op het maken van een lange film. Die opvatting wordt niet gedeeld door Beker en van Gestel. Beker: ‘Een korte film als opmaat zien voor het maken van een lange speelfilm is als appels vergelijken met peren; het vereist een totaal andere werkwijze in vrijwel alle hoeken van het vakgebied. De uiteenzetting van het drama in een film van anderhalf uur heeft een wezenlijk andere structuur dan die in een film van 30 of 60 minuten. Ook het grotere aantal mensen op de set van een speelfilm, zowel in crew als in cast, betekent niet alleen een groter budget maar ook een grotere druk op de regisseur. Hoe hij of zij met die druk om zal gaan weet je pas als die druk daadwerkelijk gevoeld wordt.’ Van Gestel: ‘De boer opgaan met je scenario voor een lange speelfilm, producenten vinden die achter je staan, de financiering en de distributiegarantie rondkrijgen, dat alleen al is een prestatie. Maar dan begint het pas: het circus wordt opgestart, het eigenlijke “draaien” van de film neemt een aanvang en in plaats van het clubje vertrouwelingen dat maar een half woord nodig heeft om te begrijpen wat je bedoelt, ziet een regisseur zich op draaidag nummer één omringd door 30, 40 man (en hun vrouwen en hun kroost) die afhankelijk zijn van wat hij in zijn eentje heeft uitgevogeld en met z'n allen staan te wachten op het woord “actie”. Je kan moeilijk verwachten dat dat meteen allemaal vlekkeloos verloopt. Filmen is een ambacht; iedereen is bezig zijn eigen wiel uit te vinden. Het opbouwen van ervaring kost tijd en geld. Daarom kan je niet verwachten van filmmakers die nog nooit een lange speelfilm gemaakt hebben, dat ze in één keer hun meesterwerk maken. En dat is waar het in de realiteit van de beginnende langfilmer op neer komt.’ Intussen duurt het gedruis van de bioscoopbezoekende buitenwacht onverminderd voort: er is geen talent meer, we teren nog steeds op de | |
[pagina 38]
| |
glorie van Spetters en Bert Haanstra, het is spijkers op laag water zoeken. Of deze: we zijn gewoon geen land van verhalenvertellers, we hebben het te goed; kunst en kaviaar staan elkaar naar het leven! Degenen die een film willen maken zullen een behoorlijke dosis zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen nodig hebben om zich in dit geweld staande te kunnen houden. Beker: ‘O, maar er zijn gelukkig genoeg mensen die deze eigenschappen in ruime mate bezitten, en die daarnaast ook nog een duidelijke, heldere visie hebben. Daar ligt het probleem niet...’ Van Gestel: ‘De Nederlandse filmindustrie bevindt zich in de overbekende vicieuze cirkel: meer mensen naar de bioscoop halen doe je enkel en alleen door meer en betere films te maken. Die films worden pas gemaakt als je meer makers de kans geeft zichzelf op een serieuze manier te ontwikkelen. Voor die ontwikkeling is natuurlijk weer geld nodig, maar er komt pas meer geld als er meer mensen naar de film gaan. Dat is waaruit “Route 2000” is ontstaan. Het is een poging die cirkel te doorbreken.’ Beker: ‘We wilden jonge schrijvers/regisseurs een kans bieden om voor een relatief laag budget een volwaardige speelfilm te maken. Er zou sneller gewerkt moeten worden, maar dat is ook een voordeel omdat je dan niet een ellenlang financieringstraject hoeft af te leggen, zodat je als maker minder de last van een enorm budget op je schouders voelt. Maar het belangrijkste aan het idee zou moeten zijn dat het de broodnodige ervaring oplevert voor de regisseurs.’
Hoe mooi de idealen ook zijn, de concrete invulling van zo'n formule komt uiteindelijk natuurlijk neer op het losweken van geld. Door een samenwerkingsverband tussen de VPRO en het Nederlands Fonds voor de Film te bewerkstelligen is het Motel Films gelukt om een stap in de richting van hun ideaal te zetten. ‘Route 2000’ is de naam van het project waarin vier jonge regisseurs zichzelf voor het eerst door middel van vier lange speelfilms presenteren aan het publiek. De participatie van zowel de VPRO als het Filmfonds houdt in dat de vier films zowel in de bioscoop uitgebracht zullen worden als op televisie worden uitgezonden. Het moet gezegd: nooit eerder hadden de VPRO en het Filmfonds een financiële toezegging gedaan zonder ook maar één filmscript gezien te hebben. Sterker nog: pas na de toezegging werd begonnen de scripts en de makers te zoeken. In mei '96 werden auteurs, regisseurs en uitvoerend producenten in een advertentie uitgenodigd om een synopsis voor een lange speelfilm in te dienen. De verhalen zouden zich aan de vooravond van de 21-ste eeuw moeten afspelen en de personages, bij voorkeur tussen de 18 en 35 jaar (net als de belangrijkste groep bioscoopbezoekers), moesten te maken krijgen met een ingrijpende verandering in hun leven. Dit alles omdat de films in een serie uitgebracht zouden worden en dus verbindende elementen zouden moeten bevatten. De advertentie leverde een stroom aan reacties op. Uiteindelijk werden bij het Filmfonds 238 aanvragen ingediend voor een bijdrage voor het uitwerken van het synopsis naar een treatment. Dit aantal overtrof ieders verwachting. Het Filmfonds moest extra personeel inhuren om de stroom inzendingen te kunnen verwerken. Uiteindelijk zijn begin '97 de vier te verfilmen scripts uitgekozen.
In De toekomst of: de trip van Teetje (scenario en regie: Paula van der | |
[pagina 39]
| |
Oest) denkt een jonge Rotterdamse zakenjongen de kans van zijn leven te grijpen door een groot Russisch schip dat aan de ketting ligt te kopen. Hij wil zo snel mogelijk rijk worden. Na het kopen van het schip komt hij er pas achter dat er op het schip behalve lading ook een bemanning verblijft, die al maanden op het schip zit. Teetje, de zakenman, vindt dat aanvankelijk maar lastig, maar hij heeft het schip nu eenmaal gekocht en zal het ermee moeten doen. Hij wil het liefst zo snel mogelijk uitvaren en de lading ergens verkopen. Allerlei problemen verhinderen dit aanvankelijk en in de loop van het verhaal komt de zakenman erachter dat de wereld uit meer dingen bestaat dan geld verdienen alleen. Door de sfeer op het schip, de onderlinge saamhorigheid en de moeilijke positie van de zeelieden krijgt Teetje langzamerhand steeds meer sympathie voor de bemanning en begrip voor hun situatie. Hij begint vraagtekens te zetten bij zijn manier van leven. Als zijn vriendin tot overmaat van ramp verliefd wordt op de eerste stuurman is Teetje helemaal om. Hij kiest voor het schip en de bemanning met alle gevolgen van dien. Paula van der Oest (1965) wordt algemeen beschouwd als een van de talentvolste nieuwe filmers van Nederland. Na haar afstuderen aan de filmacademie in 1988 heeft zij verschillende producties geregisseerd en won in 1994 met de voor VPRO's Lolamoviola en de door Jeroen Beker geproduceerde film Coma een Gouden Kalf voor het beste televisiedrama van dat jaar. Voor onder andere haar tweede Lolamoviola-film Achilles en het zebrapad kreeg zij de AVRO-cultuurprijs als meest talentvolle belofte. In 1996 debuteerde zij met haar eerste lange speelfilm De nieuwe moeder. Hiermee heeft zij op diverse filmfestivals prijzen gewonnen, waaronder de Franse publieksprijs in Rennes en Valenciennes.
De Poolse bruid (scenario: Kees van der Hulst, regie: Karim Traïdia) is een poëtisch verhaal over een ontluikende liefde tussen een stugge Groningse boer en een vluchtelinge uit Polen. Via het lot komt de Poolse vrouw op een afgelegen boerderij terecht. Zij breekt zijn kleine wereld open. Hij laat haar kennismaken met het boerenleven en de schoonheid van de natuur rond de boerderij. De vrouw heeft echter een verleden in Polen... Karim Traïdia is geboren in Algerije maar woont al lange tijd in Nederland. In 1991 studeerde hij af aan de filmacademie. Sindsdien heeft hij een tiental korte fictiefilms en documentaires gemaakt. In 1996 schreef Traïdia zijn eerste boek en momenteel werkt hij aan een documentaire over Algerijnse ballingen in Frankrijk.
Bij Temmink (scenario: Arend Steenbergen, regie: Boris Conen), een man die een uitzichtloos leven leidt, wordt een aangeboren agressiegen geconstateerd. Dit geeft hem toegang tot de Arena, een instituut waar mensen die niet in de burgermaatschappij kunnen aarden een leven als gladiator kunnen leiden. Een van de oprichters van deze Arena is het landelijk Sportkanaal. Dit zorgt, niet zonder eigenbelang, voor een verafgoding van de gladiatoren. Temmink voelt zich steeds meer thuis in de Arena, zijn leven heeft weer toekomst. Echter de spelregels van de Arena vertellen dat de gladiatoren maar op één manier naar buiten kunnen... Ook Boris Conen (1968) debuteert met dit project op het gebied van de lange speelfilm. Echter al tijdens zijn studie aan filmacademie maakte | |
[pagina 40]
| |
hij zijn eerste filmpje in opdracht van de VPRO jeugdtelevisie. Zijn eind-examenfilm leverde hem de Tuschinski Award 1993 op. Nadien heeft hij verschillende films gemaakt in opdracht van de VARA, AVRO, TROS en VPRO. Hij regisseerde de populaire jeugdserie Fort Alpha (TROS).
De film FL 19,99 (scenario: Helena van der Meulen en Mart Dominicus, regie: Mart Dominicus) speelt zich af in een chic hotel, dat pasgetrouwde stellen de mogelijkheid biedt hun huwelijksnacht, de nacht waarin 1999 overgaat in het jaar 2000, voor slechts fl. 19,99 door te brengen. Die bewuste avond wordt de bovenste etage van het hotel bevolkt door een dwarsdoorsnede van de bevolking van Nederland anno 2000. De ontmoetingen in deze beladen nacht zorgen voor tragische, komische en verrassende momenten. Na het doorlopen van de filmacademie was Mart Dominicus (1958) enige tijd hoofdredacteur van het filmtijdschrift Skrien. Daarna heeft hij verschillende scenario's geschreven en regie gedaan voor projecten van onder andere de VPRO, TELEAC, de NPS. Momenteel werkt hij aan een documentaire over de Champions League. Met FL 19,99 debuteert ook hij als regisseur van een lange speelfilm.
Motel Films kan terugkijken op een bewogen periode. In luttele maanden twee lange speelfilms zelf produceren en twee andere in coproductie draaien, is zelfs voor oude rotten in het vak een behoorlijke kluif. Terugkijken doen Beker en van Gestel echter niet, want het zijn niet alleen hologige trekkers die de weg naar Motel weten te vinden. De schrijvers en regisseurs met hun juweeltjes in de dop weten inmiddels dat ze altijd op een luisterend oor en een bak sterke koffie kunnen rekenen. Voor wie gedreven is, is rusten op je lauweren maar een saaie bedoening.
Casper Koetsveld | |
[pagina 41]
| |
|