Passionate. Jaargang 4
(1997)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
[pagina 41]
| |
Dit is de Houtensestraat. Aan beide zijden van de Houtensestraat loopt een trottoir. Op de hoek van de Houtensestraat staat een huis. Het is het huis van mijnheer Wodzie Winkelpeep. Op de stoep voor het huis van mijnheer Winkelpeep zit een poes. Het is Knakker. Knakker is de poes van mijnheer Winkelpeep. Knakker kan niet in het huis. De deur van het huis is dicht. Knakker heeft honger. Hij blaast. Maar mijnheer Winkelpeep doet niet open. Bij de deur staan twee melkflessen. Er ligt ook een krant. Op de krant ligt een uitgedroogde cavia. Het is Lotte. Lotte is de cavia van mijnheer Winkelpeep. Lotte is uitgedroogd want Lotte heeft niet van de melk gedronken. Want cavia's lusten geen melk. Toen is Lotte van de vreselijke dorst omgekomen. Knakker zag dit al aankomen. Hij is toen heel slim geweest. Hij had de derde fles melk omgegooid. Zo kwam de melk eruit. Dat was gisteren. Nu drinkt Knakker niet meer van de melk. Het is warm en de melk is al aardig aan het verzuren. Knakker houdt niet van zure melk. Daar moet hij van braken. Dat geeft vlekken. En wie mag de boel dan weer opruimen? Mijnheer Winkelpeep! Daar baalt mijnheer Winkelpeep van. En als mijnheer Winkelpeep baalt slaat hij Knakker. Knakker wordt dan altijd heel erg vals. Dan bijt Knakker altijd Lotte. Dat vindt Lotte niet prettig. Als dat gebeurt moet Lotte janken. En als Lotte jankt kan Knakker niet slapen. En daarom heeft Knakker alleen gisteren van de melk gedronken. Nee, Knakker moet niets van Lotte hebben. Hij mijdt dan ook wijselijk verder ieder contact met haar. Hij wendt zich af van de voordeur en loopt verder. Hij komt bij de struik. Achter de struik is gras. Het gras loopt door tot aan de achtertuin van mijnheer Winkelpeep. Knakker kruipt onder de struik door en loopt naar de achtertuin. Daar ziet hij Jantje lopen. Jantje is de kleine buurjongen van mijnheer Winkelpeep. Jantje is wanhopig. Hij zoekt al twee dagen zijn vlieger. Maar dat interesseert Knakker niet. Knakker houdt niet zo van Jantje. Hij vindt Jantje een beetje een nerd. Jantje ziet er ook wel lullig uit. Hij loopt op twee krukjes. Van het ziekenfonds. Daarom kon Jantje niet goed de vlieger oplaten. En daarom is hij de vlieger kwijt. Had Jantje maar moeten gaan dammen. Maar dat kan Jantje niet. Jantje is geestelijk niet helemaal in orde. Hij is jarenlang misbruikt geweest. (Door Lotte, de cavia van mijnheer Winkelpeep.) Jantje ziet nu Knakker lopen. Hij zwaait. Hij is niet meer bang voor de poes. Als Knakker hem nog een keer iets doet komen de mannen in witte jassen hem oppakken. Die nemen Knakker mee en doen dan vivisectie met hem. Dat weet Knakker. En Jantje weet dat Knakker dit weet. Daarom is Jantje niet meer bang voor Knakker. Knakker ziet Jantje zwaaien. Hij zet een hoge rug op en blaast terug. Knakker weet inderdaad van de mannen in witte jassen. Maar daar heeft hij schijt aan. Hij wil Jantje bijten. Het liefst in de strot. Maar ja. Jantje loopt verder. Hij kijkt naar de bomen. Jantje denkt dat daar zijn vlieger moet zijn. Knakker loopt door een plas water. Op de plas drijft een zeepbel. De zeepbel spat uiteen. Jantje loopt nu naar Knakker toe. Hij wil Knakker aaien. Jantje is heel dapper. Maar daar struikelt hij over een zemelap. De zemelap is een beetje nat. Jantje wrijft over zijn knie. Jantje's knie doet au! Knakker miauwt want hij ziet iets lekkers op de tegels bij de rozenstruik. Jantje niet. Jantje ziet een ladder. De ladder ligt naast de rozenstruik in het gras. Jantje hinkelt tussen de treden door. Hij doet erg zijn best. Hij haalt de overkant. Jantje heeft niet eenmaal misgestapt. Nu ziet hij een emmer liggen. De emmer ligt onder de rozenstruik. Hij ligt op zijn kant. En hij is nog een beetje nat van binnen. Jantje loopt naar de tegels bij de rozenstruik. Daar ziet hij Knakker. Knakker likt gre- | |
[pagina 42]
| |
tig aan vreemd rood water. Jantje voelt aan het vreemde rode water. Het lijkt wel tomatenranja. De tomatenranja kleeft aan zijn vingers. Jantje ruikt er aan. Het riekt een beetje naar gesmoord varkensvlees, denkt hij. Dan loopt hij om de struik en is hij weer blij. Want Jantje ziet nu zijn vlieger liggen. De vlieger ligt naast het hoofd van mijnheer Winkelpeep. Jantje pakt de vlieger op. En hij schrikt. De houten punt is afgebroken. In mijnheer Winkelpeep zijn oog. Nu is Jantje boos. Want Jantje zijn vlieger is kapot. Voorzichtig trekt hij aan de punt. De punt geeft gemakkelijk mee. Samen met mijnheer Winkelpeep zijn oog. Jantje kijkt naar zijn vlieger en naar de houten punt. Nu kan hij de vlieger weer maken. Nog één keer buigt hij over mijnheer Winkelpeep heen. Mijnheer Winkelpeep zijn hoofd ruikt ook naar tomatenranja. Jantje staat op en draaft heen met de vlieger. Jantje houdt niet zo van varkensvlees. Bovendien moet hij de vlieger maken. Hij heeft nu een houten punt met een echt oog. Dan kan de vlieger zien.
Yorgos Dalman |
|