strijd met andere bladen verloren omdat het deze nooit werkelijk heeft willen voeren. Veel mensen binnen de letteren zijn nog altijd de mening toegedaan dat alleen financiële steun uit publieke middelen welkom is. De eilandengeest die de letteren kenmerkt heeft er toe geleid dat opvattingen uit de jaren zeventig nog altijd stand houden. Waar andere sectoren dankbaar gebruik maken van de groeiende interesse van de commercie voor de cultuur, meent de nomenklatoera van de letteren met gevaarlijke ideeën van doen te hebben. Dat auteurs verhalen verkopen aan tijdschriften die niet literair zijn komt gewoon omdat deze beter betalen. Als je dus wilt dat die verhalen in je tijdschrift verschijnen moet je zorgen dat je genoeg geld hebt. Dat betekent dat je niet bang voor advertenties bent en sponsors probeert binnen te halen, zoals nu ook Hollands Maandblad doet. Passionate is helaas nog niet een literair tijdschrift dat zich met veel succes op de sponsormarkt begeeft, maar het eveneens Rotterdamse periodiek Transito doet dat wel. In het onlangs verschenen nummer wordt een fraai lijstje van sponsoren opgesomd. Al is het natuurlijk wel zo dat de makers van dit regentenblad beter ingevoerd zijn in het Rotterdamse dan de jonge honden die voor de exploitatie van Passionate moeten zorgen. Want hoe kan men anders verklaren dat gemeente-instellingen als Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting en Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam een cultureel periodiek steunen? Niettemin kunnen wij in dit opzicht nog iets van Transito leren. De tweede verklaring voor de teloorgang van het literaire tijdschrift is dat het zich nooit om zijn uiterlijk heeft willen bekommeren. Ook in dit opzicht heeft de bekrompen eilandengeest rampzalige gevolgen gehad. Terwijl boekhandels langzamerhand uitpuilen van de flitsend vormgegeven bladen menen vele redacties dat de letteren hier zover boven verheven zijn dat ze eindeloos kunnen doorgaan met het afleveren van kleurloze boekjes die veel weg hebben van de gezangenbundels van Johannes de Heer. Wie een boekhandel binnenloopt kan kiezen uit honderden bladen. Als je dus wilt dat iemand jouw tijdschrift in handen neemt, zul je die persoon met het beeld moeten verleiden. Want je kunt wel beweren dat het om de inhoud van het tijdschrift gaat, van die inhoud wordt pas kennis genomen wanneer je de lezer daartoe uitnodigt. Een zeer plausibele redenering, maar in de kerk van de letteren komt dit neer op godslastering. Daar wordt het beeld als Het Grote Kwaad gezien dat er op uit is de taal te vernietigen. Het wordt echter hoog tijd dat men deze defensieve positie verlaat en ook in dit opzicht de concurrentieslag met andere tijdschriften aangaat.
Tenslotte is er een andere ontwikkeling gaande die er voor gezorgd heeft dat het literaire tijdschrift aan belang heeft ingeboet. Zoals tussen kunst en commercie het geval is, is er ook tussen literatuur en journalistiek sprake van grensvervaging. Terwijl literatoren de mogelijkheid krijgen om in dagbladen en andere journalistieke ‘bolwerken’ te publiceren wordt vanuit de letterenhoek angstvallig de boot afgehouden. Journalisten zijn immers allemaal mislukte schrijvers en het bastion van de letteren moet beschermd worden tegen alles wat niet tot het eigen volk behoort. Na alle grensvervagingen in de hedendaagse kunst is het verbijsterend dat in 1997 aan een literair tijdschrift een subsidie wordt geweigerd omdat het ‘een journalistiek product’ is. De wereldvreemdheid van het Literair Produktiefonds kan echter niet beter geïllustreerd worden en alleen al om die reden zou Aad Nuis de letterenportiers tot de orde moeten roepen.
Als men bovenstaande in acht neemt is er wel degelijk een toekomst voor het literaire tijdschrift. Wanneer het een inhaalslag maakt heeft het zeker weer een kans een positie te verwerven die meer dan marginaal is. Een commercieel gezond tijdschrift, met eigentijdse vormgeving, gemaakt door journalisten en volgeschreven door auteurs moet in staat zijn om ook jongeren aan te spreken. Hoewel er nog veel aan dit tijdschrift verbeterd kan worden bewijst Passionate dat dat laatste mogelijk is. En een nieuwe identiteit zal uiteindelijk ook tot nieuwe functies van het tijdschrift leiden, waarmee je op den duur ook wel weer de aandacht van de media trekt.
U hoort nog van ons.
Giel van Strien