Gevangenisleven
Zo werd hij een grammaticus, individuen (één) smorend (eens en voor altijd) in streken van diagonale (dalende) witten, complementair (zwijgend) toeval ‘onverschillig’ regelend. Maar stellig (transparant) schommelde hij heen en weer (binnenin) tussen oogleden (verlies) en snuffelde dan wanhopig (eenmaal afgedaan) op de met letters gevulde bladzijde op zoek (op en neer) naar de gratie van het wit (van wat kan zijn). En terwijl hij die voor-bestemde (voor-literaire) bladzijden (pieken) toetakelde, kromden (buiten proportie en lastig) de drukregels (onbewust van de hoofdpunten van het contract, hoeveel ook) zich en leken (het oog gesloten) te kruipen, zodat de letters de (voorbij post mortem) vorige (minuscule) letters vervingen in een ‘film’ (zwart) van lichtelijk verschuivend wit (gezicht), alsof massa's werk (volk) mieren een suikerpot (reproducerend) binnendrongen (die hij vasthield) in zijn handen. Die stappen (marges) worden bladzijden van een (anticipatie) boek dat (ongevoelig voor het tijdsverloop) krijgshaftige (opvouwbare) tranen stort (in de pot), hun oorspronkelijke pot (gekarakteriseerd als dorst) buiten zichzelf, de dood (een eenvoudig patroon van klank of kleur) spellend, voor alle onregelmatige (hoofdelijke stemming) massa's (mimicry) die zich, als in de (omhooggestevende) vorige (toen vlakke) sequentie (kansen), wegworstelden (met misselijke intensiteit) van de randen. Hun witte (dunne, vezelige) maskers (materialen) op het punt verbrijzeld (van weggetrapt) te worden door allerlei (geestjes) stromen (bladeren) van hun onbehagen (onzinnig), scheppend (henzelf) met bloed (landschapsprincipes: wolkenpatronen, lage bergkam) losgebroken (in kleinere en kleinere stukken, bergen beklemd in een bosje bomen) van elk fictief (te laat gearriveerde) denken (veld achter glas) (voordrachten). Elk gebruik (cement) van isolatie (nooit omkerende) studies van dezelfde (drooglijn) (niet opdringerige houding) (tegen feiten als
zodanig) was een gestage (volgens courant gebruik) afranseling (verdeeld in virusblokken) van de taal (omgekeerd onderwerp, zich afwendend van de opeenhoping van namen) (lichten op lampen) kenmerkt voorkennis (zonder absoluutheid) het punt (ontberen, of zonder zijn) dat onthulling scheidt (één wordt twee, in een stem) aangewend (gedrochten sinister) tegen zichzelf (achtergelaten om te boekstaven) (geen gebouwen intact gelaten) vuur (scheiding van kerk en staat) bestrijdend met vuur (aantal). Elkeen (gestopt tussen twee) schijnbaar verbergend (kopieën, polaire extremen) werk afdelingen (functioneel wel te verstaan) om de taal te vonnissen (het verkeerde eind van een grote stok) (een lange benige neus overgaand in fonemen) (en delen) (bewoording (en gebruik) van hysterici) aan elkaar geregen (door de stilte terwijl een glazen bal door de muren breekt) met veelsoortige (met een bepaald geluid, rotsbrokjes op de grond) verwarring (verdere muziek vuurt