| |
| |
| |
Lucas Hüsgen
Keyser Söze (meteen denken)
In niet meer dan één glimlach: versterven,
tot variété, verwaaien in verbloeien. Tot
wet. Menige peepshow utopisch: vrouw
buigt voorover bij ridderlijk gedebiteerde
filosofismen van wie haar aanschouwt. De
verborgen verbuiging van gezagsgetrouw
omspelen: deel, horloge dat eens aan navel,
stratosfeer van enige onafhankelijkheid,
had toebehoord. Rafels spugen de manke
mussen uit, over prieel, leemputs slingerpad.
Montere fietstoeristen spelen handjeklap,
suffen weg, worden oermens. Oermens
vervloeit traag. Goudhaan, shocktoestand,
verleidt tot laagten ons skelet. We stormen,
gevaarloos, tussen glasplaten. Geen sprong
transformeert, geen handeling bovenop de
klip: wie zich daar bevond, in paars rokje,
dat ze aflegde, vlijde om de paal, beleefde,
bij zeewind, stroomshot, wilsbesluit. Wie met
zijden voorhoofd desalniettemin het eigen
geheven lid betreedt, ontstijgt in een glimlach,
opdat tijd wegzinkt, niet in de klok. De
vlinderpop leert zich onder onze leiding
het kaartspel af, schandaliseert ijscoboer,
debiliseert, zonder scruple, door middel van
pneumatisch magnetisch metaal, alsof ze
voor de televisie droomt van de atleet, de
korf, het kinderkopje, ezelhoedster: ze drommen
tussen lampionnen en asceten rond het
modderbad van engelen. Mensen rouwen
| |
| |
trouwhartig niet lang bij introspectie van hun
weldaad. Van ritmische ijver knipoogt maansikkel
met vier hoofden de drietand toe: tussen graniet,
bloesem, illustraties, lenige tepels, floreert vanaf
vanmiddag prachtglansspreeuw. Colorist
van naamloze zon, mijder van naburigheden.
In groen schuw zwerven zal hij, vagebond,
geen wereldbrand begeren, tenzij tot waakzaam,
niet: wraakzuchtig, behoeden. Omstapel je
geïmpregneerde folianten (achter latwerk)
met omrankte buffelhuid, Keyser Söze?
Schip vliegt toch nog in de fik, wie mankt
wordt voortvluchtig. T-vormige hoeven,
van atleten, splijten wuft, we blijven
terugkeren, wentelen onbedwongen,
groen zwerven, spraakzaam en schuw in
metamorfosen van de gaarde, onze elegantie,
nooit van gehoord? Je braakt glyptodontisch het
hert een celadon hoorn uit, over degene die met
ons mee glimlacht: geschubde theepot, zwart-wit
staat hij naast rozenkelkjes. Seconderen,
goudgeelgestreepte, het volgende object:
antwoordapparaat, sloerie van het oor. Kind
dat bij zandstorm wordt geboren neigt ertoe
met mitrailleurs de beschubde ontmaskering
van het lichaam te voltrekken. Onthaart liever
zonder misbaar van trilling, kakken, bleu
bedenksel, gefingeerde syntagma van
menselijk vertrouwen, geaffecteerde die
ritmeester, splijtzwam onttakelt, de passante
in het bankgebouw kans biedt haar pantalon
in oord van het vingeraarsverlangen te laten
verwijlen. Bordjes zijn in het algemeen
wel zo spuuglelijk dat de mascarpone
(paradepaardje van vrouw met pondjes extra)
| |
| |
bij nacht, droom ervan: schrijf er woorden
bij, hinnik op de vurenhouten kermis, symbool
van verlatingsangst, gezamenlijk en gezellig,
wolk, bij nachtelijke hemelpoort, verlangen
van flamingo. Geserreerd spelen geen mensen
het geen mensen zijn kleurloos klaar achter de
patronen van contrastarme tegenstelling. De
geboetseerde kolossen van opzwellen
vergeten waakzaam kwispelen naast
illusionaire wandtapijten: categoriale
zelfcoördinatie ter bevrijding in categoriaal
vervangen door hylemorfistische entreeheffing
op entelechie, zwaarmoedige discussie,
geneugten waaruit men zich ontlaadt, vervloeien
in syllogistiek die verzoening maquilleert
tot tinnen voorportaal, lichamelijk verdroomt
spiegelgeest. Klinkt geserreerde speelkameraad
aan mummie-eeniegelijke tijgerlelie die net
van etage en etalage vervlindert tot element
van heugelijke, droesem, zonder zenuw,
zonder vlees, ontgoddelijkt atletisch, naakt
boetseert zij een levensbrein, digitaal, zeggen
ze bij betaalporno, rusteloos begeert
in het veld van psychismen: klaproos, ja,
klaproos, poppetje van klei mag jij verspreiden,
nacht van gedaanten over sluiers van het
onzichtbare minnespel waarbij elke volgende
goedgeklede heer (of: dame) de voorgaande
goedgeklede dame (heer) inviteert tot
harmonie van de begrafenisceremonie, rusteloos
begeren tussen de keistenen, catharsis van
glyptodontisch voort schaduwen naar grendel
van 't vaandel. Zwenken begeert zich in louter
psychisme, mes van begeertes panorama snijdt
pols aan van het herdersknaapje. Verzonk, liefderijk,
| |
| |
tot op het lemmet, in glyptodontie van borstpartij,
bij celliste, ontgoddelijkt, ontgoddelijkter nog,
barkruk, rusteloos begeren, psychisme. Ik wil
niets te maken hebben met taxateurs van mijn
inboedel: geef je niet de prijs die zij vooraf
voor jou hebben vastgesteld, noemen zij jouw
inboedel drekkige klomp, onttakelen ze vet
dat begroet rozenstruik van dodenpolka
overmoed. Artistiek venverpelijk, voortplanting
uwer, gillen kruidentuinen zwavelig
omgangsregelingen ter wille van hanenpoot.
Gitaar speelt bedelaar, stokstijf, rusteloos
traag: hapt in psychismen hond aan de bok,
legt bek op de billen, glyptodontisch
ontgoddelijkt respijt, verzacht erotisme
met zwabberende vulkaan, rekt verder dan
horizon van gier. Toekomstdroom van Keyser
Söze: automatismen, lust, mooi, moordenares
slaapt. Alain Delon keert weer, grijs verkreukeld.
Flamingo hapt traag. Hunkert. Brancard met
voedsel: slagader, goudgeelgestreept, verpulpt.
Geheim bij hoofdbeweging. Cirkelgangen rond de
trappen. Poreus venverkelijkt: niets dan kloof, die
met varens. Wat zij het best te vragen aan de
vergeetachtige veteraan van vermetelheden?
Niet gieren naar beneden. Slinger verlangen
als afvalemmer over de vertolking. Mimicry,
droomprins, verslaaft. Romantisering, broodnodig,
aromatiseert het zelfvenvijt. Wie leidt versleepte
schepen door de moede sluis. Verslindt hij,
verschalkte? Met vederpak van prachtglansspreeuw
slingeren over gevallen eikenhouten linnenkast
en zich van gilets zonder bloedcellen leemte
toestaan kloven van het geheim ontwentelen,
niet te versmaden, en eindelijk winkelen. Daar
| |
| |
begint plicht. Daar begint vertrouwen. Wij,
gebruikelijke verdachten, hebben plek, we hebben
bereikt invrijheidstelling die volgt op boeien.
Hebben grootwinkelbedrijven leren waarderen
als leidsmannen tussen zonlicht en prachtglansspreeuw.
Iedere dag winkelen, tenzij er tegenoverstaat: klosje
uit draaiboek van zielenpijns hemellichaam, dooraderd
door de mensenschijn, geesteloos vervaagt
het klosje tot een trage rivier in ribbenkast
van de moestuin. Edoch daar, hoopvolle
toetoet, hebben wij de plaats bereikt, kortstondig
wekt zij vertrouwen, dat wij, niet, gelijk de Serviër
in Sao Paulo, verbranden in onze studio. Toch.
Schitterpops breekbaar verstouwen, katoenbatist
in afgezeepte spraakzaamheid, Keyser Söze! Mank
sukkeltje, eens zal in utopische peepshow
fijnzinnig de dwergratelslang met pennenmes
flinterdun riet snijden tot vreugdedans
van luzerne, stilaan versterkt de alpen-apollo
het universum dat langzaam sneller wegdraait,
overmoedig, glyptodontisch, ontgoddelijkt als god,
atletisch, goudgeelgestreept in schommelingen
opgaan, buitelen van sterren om malkanderen
te ontmoeten in heliumwolk, paddenstoelen,
miljoenste van het miljardste van het miljardste
van de miljardste centimeter, gitaarsnaar, viooloog:
dans van oranje luzerne, roodogig, alpen-ontvankelijk.
apollo-fijnzinnig, klaar: envtensoep. Bereidwillig
trek je blikken open in je schaamharen, geschoren:
bij elk hooggecultiveerd boson hoort
pornografisch fermion, lindes zullen allen
baren in koppels, en over geen brein beschikken
zij dan in glyptodontie als wezen van psychismen,
schaduwrijk veld van ontdekkingen, casino, zij
rijzen als noorderechtheid: met rozijnen,
| |
| |
fiches, geneeskracht van vervloeien in speeksel
dat over de kraamgestalte van vederbeds Lumière
technologisch herbegint, fabriekspoort uit, met
zijn allen, rokken ophouden, hond kromt rug,
en opnieuw jongens, nog eens, baas gaat straks
jeu de boulen, net zoals wij jeu de boulen aan het
begin van de verlating. Breng ploeg, sleepnet,
overmoed, brom representatie van akelei. Kom,
ontgoddelijkt, schepping zonder driftmatig vervagen
controleren tot perfectie, klaproziger voltooiing,
andermaal in schommel smeden. Boson, fermion,
beide kaal, wie bezwangert licht? Zevensters
waterijs, rukken mensen fijnzinnige meesters
over altaren in de tong zonder woord? De
boor zij bewezen (polemisch en virtuoos,
van muur tot muur). Onder virginische
vogelkers zwalkt stomdronken de neushoornkever
die bad zonder kelk bestrooit. Daartoe
gebruikt hij, nu eens met grote gebaren, dan weer
zonder nadere bedoeling, als mens, mensenas.
Ontkleedt de nacht, als mens, van zwermen der
gehelmden. Kweelt boven het stenen kruis van de
verwoording, maar ontgoddelijkt net zo makkelijk
ontbloting. Moge oksel goudgeelgestreept paraderen
onder ledematen, en als baas komt, geef hem een
trap, al is het een lieverd, en al wil hij u beschermen,
bescherm uzelf niet, straks moet u zichzelf een
klap verkopen, cascades dwarrelen. Lippen springen:
schaamlieds glasplaat. Söze zong kerstliedjes
tot bad van brandende Apollo's uit strootje van
nachtgezang, wijl ranonkel fladdert zonder bes of lijster,
verkalkt ontmarmer in omarming. Vrucht, je
kunt hem bijten, maar ook voordragen
voor verstouwing in de kist, klok slaat uit, wekt
meer gaping dan de tijd, draagt, herboren, virtuoos
| |
| |
tijgerinnetjes - klikklak roepen zij - door het
rijstveld. Gisteren stonden we allemaal touwtje
te springen! Hoezee voor de poema! Te hoog
voor de neushoornkever jou met je krulletjes,
virtuoos, geestrijk ontgoddelijkt, wegboren,
als de cascade in de metamorfose van het
lichaam dat je elke dag weer geluk schenkt,
met de webcam, de mensen zijn verdaan,
legendarisch in de utopische peepshow!
Ommegang der blote meisjes die baden,
langzaam uitdrijven in wateren bij fotografen
zal zeker niet vergeefs zijn, zo min als Keyser
Sözes slaken bij de zijden gewaden van zijn
dochters. Hij legt in stationsgebouwen restauraties
aan met wulpse bloedkoralen, piëta's, propyleeën,
doch zacht beeft zijn linkerpols boven merkteken
van schokschouderen en bouwvak, hersenen
worden gewaar onophoudelijke tegenslag,
in het verste steeds opnieuw geleden als
nadering van het verleden dat verleden inhaalt
als deliberatie aan de poort van de gebroeders:
hondje, krom de rug, krom de rug, in het begin
wordt alles herhaald, kijk, ook daar al, steeds
opnieuw, Keyser, de gebruikelijke verdachten
staan volop in het vederbed vederen uit
kussens te plukken. Dat doet meteen denken!
Doet meteen denken aan. Dat doet allen
terstond, zonder enig oponthoud, met niet
de minste vertraging doet het denken, eindelijk
doet her, het doet denken... het doet ons,
doet ons denken. Doet ons denken, dat met die
veren en dat met die kindertjes, bühne, dat
bed, hoe vrolijk ze plukken, slaan, met kussens,
doet ons denken aan, verlangen, doet denken
aan, de lichthartig zachte, lichthartig zachte,
| |
| |
spraak van wie elkaar, van wie elkaar telefonisch,
de een in de auto, de ander op het viaduct,
het duurt nog maar heel even, elkaar beloven,
beiden, terwijl de een in de auto, langzaam in
de file onder hetzelfde viaduct, en de ander
heeft besloten dat het niet meer verder kan,
ze beloven elkaar, daaraan doet het denken,
mooie, erotische belofte, beloven elkaar dat ze
samen over de telefoon zullen masturberen, zodra,
file, verleden opdelen, in maal willen opgaan,
uit elkaar in landen tot legendarisch geboren
vergeetachtigheid in innerlijk, ver weg buiten
file, en zoveel wacht ontbaden, zoveel gestrengheid
wacht levenslust van draperieën bij waakzaam
selecteren van bewijsmateriaal tegen de vrouw
op het viaduct, terwijl de man in de file weet
van niets, brengt de politie reeds, toch te laat,
het leem van haar beraamde schare in stelling,
zee-egels in gonzende anemonen, klokjes waarmee ze
kietelen washandjes, weke spraakzame kieuw
gelijkt oceaan van nectar, schaduwrijk, transparant
ontgoddelijkt kolken kelkjes, teken van het teken:
nieuwe ijskoude gebouwen zijn schenkingen aan
het mensdom dat steeds klaar staat voor, ja
waarvoor? Gonzen tussen letterzweet, bloedkoraal,
onttakeling, stamvaders die radbraken, grotten
van een liefde versmelten met intelligentie van
romantische vismens, commissariaat eindelijk
toegekend, heb er jaren op zitten wachten, moest
menig baantje vervullen, moest plicht betrachten,
leerde spoor van de lingerie, noteerde spieraam,
bevederde ter beurze, zetelde in tabernakel, gemaskerd,
likkebaardt wolf, beschermt trouwhartig kookpotten
met goedertieren zeehond die briest onder blakering,
draagt een nylon maillot, vurig fladdert haar overjas
| |
| |
na het welgeplaatste afstrijken van de lucifer, boven op
het viaduct, welgevormd jongmeisje met pijl en boog,
Audi brengt flinterdunne hoorn terug bij het oor,
vervaardigt ter herinnering en zelfverdediging
vrolijke lippen rond haar tepelhoven, Keyser Söze
wil beminnen in eerdaags nederkraken aller universa,
huiselijk wekt ontzag rond flinterdunne groene
spitsneusgangen, slingeren om kevers, onvoorzichtig
ontgoddelijkt glimlachen in het onbereikbare, atletisch
woud, ergens tussen spiegels, bekijk je voetafdrukken
tussen spiegels, ik herinner mij de wijsheid, Keyser
Söze sprak ervan tot mij, gebroeders!! Opent poort,
andermaal, hond met de kromme rug, vrouwen met
schroten, klunzige kerels, weer komen zij uit
de poort, zij komen uit de poort, treden beelden
binnen, eindelijk zal Keyser Söze zich opbaren, gelijk
gletsjers druppelen boven vulkanen en openbaren
aan nimmer immer levenden genoeglijke levensbreinen,
essen, hoog in kruin, tempera dal dat neerstuikt, een
drakenschip dampt, na, waaraan doet dit denken,
zo verstandig als wij hebben leren winkelen, voedzaam
voor het jonge lichaam, jonger blijft in doordringing,
met bloed, metamorfose, poort van camouflage,
Keyser Söze! Spartel je nog wat met je horrelepoot,
vaag smoelwerk? Hoog overhandig ik bevallige
glyptodontie. Het schaaltje klinkt hol, als hand.
Metalen blinken, paleis is ovenvoekerd, op
vergruisde amfoor. Hier stond de laatste wingerd,
voordat wij, waaraan doet dit denken, voorovervielen,
gelijk welgevormd junglemeisje, lichaam van de nacht
tot nacht gelijk aan licht dat wist, raak: peepshow
waar je van je schaduw droomt. Vervloeking wissen,
in wederkeer, licht, versteken tot naaf spaak in greep
van kam, tot naaf, bergen, viola, donkere bronst,
iets dat mij herinnert aan nostalgie, zinsconstructies,
| |
| |
woordconstructies, afvalemmers, splinters,
balk in het oog van het einde, begin, magnetisering,
schielijke hartendieven, mismoedig belicht, moedig
bij concours achter de populieren, nee boven het
scherm van grafkamer. Geurig scheurt paardenstaart
van straalzwaluw. Hersenbed dat, innig, in
eerlijk ontzenuwen apollinisering ontschaduwt,
bewegingsloos voort roeit tussen harmonieën, utopisch
verlangt, twijgjes plant bij paarse gloed van
zomernacht tussen pluimen boven waterval. Sfinx
reist, beiert, zwanger met oostelijke basaltvoorraad
naar westelijke kuitvoorraad (mythes aan het stuur,
rituelen en laptop tussen de knieën), belletjes
verlenen landerijen godgloeiende zigzag: afronding.
Sikkel van droomtijd vliegt voorbij. Ik reik schouwburg
wittebrood dat ik uit aderen pulk aan. Hoe zou in Rio
de Janeiro het er met de lichtvoetigheid voor staan?
Reik voetzool uit aan geesten en aan polshorloges.
Concipieer tijdens berekening van overlevingskans
voor de bedreigde vogelsoorten hoe jij, tijdens vibratie,
wedrennen naar spoelbakken voor barnsteen pleegt.
Echo in waterput: Keyser Söze, wat doe jij hier, met je
slome oog? Libelle schaduwt vlinderzacht gebaar.
Met haver en gort overvoer jij godgloeiend vergooien.
Slinger de bakstenen in de vitrine, meneer. Ik eet
ciabatta's in de voortreffelijke broodjeszaak, of
neem er eentje mee voor ondenveg in de trein:
winkelen doe je vooral omwille van de mirakelenartsenij.
Dresseer, bijbaantje, in het volkspark, we spreken
van een land waar volk en park samenvallen willen,
reuzenregenboogboa. Onze koalabeertjes spelen
het iedere nacht opnieuw klaar om kersenvlaaien,
met alle benodigde onteigeningsdocumenten,
weg te sturen naar kregelige engelenzang. Wie
vervolgens herfstblad apollinisch vernietigt,
| |
| |
jongelingenmuil openschuift, slingert, onder
doeltreffend laten opdrogen van tranen, suite
waarbij de romantiseringen zich even hullen
in stekels (Op.23) met inktspetter en wat ijl jij?
IJl omhoog blikken onder kanvatsen
die anderen voor lilliputters hebben aangekocht,
niet om hen daarmee te pijnigen, maar opdat zij,
na zoveel jaren, de overigen voort kunnen drijven
door winkelparadijzen met tijdloos meesterschap
over verdromen. Keyser Söze, geestelijk geil
uw acribie, watersnood die leert, in glimlach,
te versterven tot variété, trotse reserve, niet adviseren
driftig decoreren, gans met lotuskelk. Vereffen
je verfijning (volgende maxime van het geschik)
bij wijze van elixer voor het antiquarisch waaien
in weidsheid. Wij kalmeren schone genegenheid,
dragen geen luchtdrukpistool, maar beter spul,
in het klaslokaal, gniffelen om platje dat de zus
aantrof in haar onderbroek, zon schijnt, doet mee
aan toebedeling, hoofdactiviteit van het filiaal. In
overmoed hield bereidwilligheid glyptodontisch op
zich te herhalen in polygonale verwarring,
opnieuw aanvangen, steeds opnieuw poort uit.
Ik snoei willoos wingerd bij. Zandstraal het
hoofdgebouw, volstrekt in mijn eentje. Niemand
van het personeel moge inzage krijgen in de taal,
zoals we die voor hen hebben ontworpen. Kolos
zal pudding serveren. Veel zal zich keren.
Suikerbrood, ik neem een hapje. De 800
verdiensten (van het lichaam): Berg
IJzeren Cirkel, Grote IJzeren Cirkel, met alle
levende wezens, daarin besloten, (nee,
stommeling, niet ‘opgesloten’, het is
‘besloten’. Waarom sluit jij alles altijd op?),
enzymen, toebedeling, aanroeping van
| |
| |
aanroepingkunst: versterven in glimlach?
Tot variété? Herhaal onthalingskunst.
IJzeren Cirkel Berg. Poesje van het schone licht
decoreert tot attribuut hand, wervel. Maan
likt dauw van tegel. Persoonlijkheidsstructuur:
relatief eenvoudig, tenzij constellatie van
verdraagzaam ontspreken niet verleidt tot rouw.
Begonia in het motorblok: uitgebrande vorkheftruck.
Cactussen, prentjes van csardas, schimmelende
koffiebroodjes, potje met waterkers, brokkelige
gaanderij, onderweg naar de cirkel, de ijzeren cirkel.
In de mist duiken linkerhanden naar haar kutje.
In ochtenddauw duiken rechterhanden naar haar
sabbatsgeschiedenis. Linkeroog doet pogingen
om schaamlippen van de rechteroogkas mede
te ontgoddelijken Waarheidsvinding, peterseliestronk,
operapartituur, afstemming van stemmen op
rechtstandige vergetelheid. Je mot weten, dit beweert
Keyser Söze, tragisch begeleiden gebruikelijken
trouwe maneschijnsverschijningen geduldig
in krokodillenhuid, en bij krokodillenhuid
horen niet enkel lieve vogeltjes op de knobbelige rug,
maar ook besef van zompigheid waarin het beest
zich moet uitleven op prullaria, onze: al het zijnde
dat lang geleden eens in nimmerwee waarde
door distels en waar waren zij die nimmer kwamen
dan waar wij nog zijn, glyptodont, schuiftrompetje:
hemelnood, flamingo nooit in nimmerwee, maneschijns
wonderbaar gebrek aan schaamte voor busseltje van
metamorfose tussen peepshow en variété, van schaduwen
der vreugde eindelijk enkel bericht, eindelijk enkel
bericht: zij! Meer niet bestemme toevloed van
IJzeren Cirkel (Berg). IJzeren Cirkel. (Ik ken
Keyser Söze niet. Geen e-mail ontvingen wij
vannacht van hem. Hoe waardig wordt hij ons?)
|
|