Parmentier. Jaargang 16
(2007)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||||||
Lucas Hüsgen
| |||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||
wond is bijna zo goed als geneezen.’ Hij is dus op weg mens te worden, en wij weten wie wij zijn: wie substituten handig goed praat, overleeft wonderwel.
Ook dat help ik ons dan hopen: ik krijg de indruk dat de verdere menswording van de mensheid middels kunstige hoewel ietwat pijnlijke substitutie niet helemaal vlekkeloos verloopt, geheel conform de waarschuwingen van Schasz. Het oproepen tot afstand doen van een eigen karakteristiek omwille van een hoger goed, dat zich dan uiteindelijk tegen ons keert of keren kan, lijkt inmiddels dagelijkse praktijk. Laten wij met een simpel voorbeeld uit de Nederlandse politiek beginnen. We haken aan bij een, overigens indrukwekkende, foto uit NRC Handelsblad van 20 maart van dit jaar. De foto vertoont zo'n hedendaags landelijk gelegen bedrijfspand, maar wel langs de snelweg, en uitgedost met een spandoek van goed vijftig meter lang en tien meter hoog. Reclame is overal, het kapitalisme tiert welig. Maar nee, hier betreft het een spandoek van een politieke partij: ‘Nu, nu zeker, SP,’ zo lezen wij daar. Zelfs mensen die van hun levensdagen niet op die partij hebben gestemd, hebben aan dit ontzagwekkende spandoek bijgedragen. De partij in kwestie heeft het goed met de mensen - én zichzelf voor. Haar volksvertegenwoordigers dragen verplicht een goed deel van hun salaris af aan de partijkas. De SP verdient op die manier aan vier jaar Tweede Kamer met 25 parlementariërs de lieve som van € 5.912.555. Hoe het zit met de afdrachten van de overige vertegenwoordigende organen in ons land weet ik niet precies, maar op 28 mei 2005 schrijft NRC Handelsblad: ‘De SP is een miljoenenbedrijf. In 2003 bedroeg de begroting bijna zes miljoen euro. Grootste inkomstenpost: de afdrachten van volksvertegenwoordigers, bijna drie miljoen.’ Sindsdien is het aantal SP-volksvertegenwoordigers zeker verdriedubbeld: zo mogen we aannemen dat de partij een goede € 9 miljoen per jaar bij elkaar schraapt. Daar betaal je gemakkelijk levensgrote spandoeken van, en er blijft genoeg over voor een goede renteregeling die je slapend rijk maakt. Slapend rijk worden van de rente is de definitie van kapitalisme. Nu hebben de volksvertegenwoordigers van de SP een aanzienlijke pre boven de gemiddelde CEO: hun bereidwilligheid een deel van hun inkomen af te staan verleent ze de aureool van onbaatzuchtige | |||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||
goedmenselijkheid. Toch verkijkt een mens zich daarop. Diezelfde uit 's lands belastingafdracht opgebrachte gelden zijn als gift weer belastingaftrekbaar, zodat de volksvertegenwoordigers het bedrag uiteindelijk niet werkelijk verliezen terwijl de partij er financieel alleen maar sterker op geworden is. Te verwachten valt dan ook dat de SP zo lang mogelijk van regeringsverantwoordelijkheid zal afzien: ze heeft er geen financieel belang bij om in de meest letterlijke zin te kunnen worden afgerekend op eventueel wanbeleid. De SP is al met al geen politieke partij, ze is een BV van goedmenselijke frasen. Ze kapitaliseert paskwillen.
Maar kom, het is maar een voorbeeld: de SP staat zeker niet alleen in de kunst van afdracht omwille van een hoger goed, dat zich wellicht tegen u keert. De partij website bericht: ‘Met algemene stemmen is een SP-voorstel aangenomen om een landelijke standaard voor de fietschip te ontwikkelen en om een proef aan te gaan in Amsterdam. Met de fietschip wordt het voor de politie veel makkelijker om fietsendiefstal tegen te gaan.’ Daar zijn Amsterdammers zeker mee geholpen: zo accepteren zij graag dat alle gangen van hun fietsen kunnen worden nagegaan. Het stelt gerust: mensen zijn vrije wezens. En als ze zelf al niet beweeglijk en vrijzinnig zijn, dan worden ze om economische voorspoed ook geacht met de seconde nog beweeglijker, nog vrijzinniger te worden. Het gevoel dient zich aan dat ze verward rond ijlen. Zo vormt het geen reden tot protest, als de overheid daar iets tegen ondernemen kan. Voor de meesten is het prettig niet langer oncontroleerbaar door straten te jakkeren, zeker ook omdat sommige oncontroleerbare economische eenheden met enige regelmaat een fiets jatten. Het kan geen slecht plan zijn om alle fietsers dag in dag uit te controleren. Als iedereen naar believen beweegt, zo vinden wel meer partijen, dan is er straks met alle congestie van files en overvolle treinen geen plaats om te bewegen meer over. En met al dat bewegen creëer je, als je niet alleen fiets of benenwagen gebruikt, ook smeerboel in de atmosfeer. De bewegingsvrijheid heeft een staartje - en dat kan het beste worden afgekapt, vervangen door een veiliger en schoner staartje. Allerwegen luidt dat het autoverkeer moet worden onderworpen aan kilometerheffing. Omdat je de automobilist niet kunt vertrouwen, nee: hem ongemak wilt besparen, gaan we hem niet vragen om zelf zijn | |||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||
verkeersdeelnames op papier te zetten. Bovendien is dat ouderwets: we hebben daar handige, digitale middelen voor. Iedere auto krijgt op den duur een kastje geïmplanteerd, waarmee ambtenaren precies kunnen bijhouden hoeveel kilometers wanneer worden verbruikt. De onderneming moet mensen vooral op kosten jagen, rijp maken voor het openbaar vervoer. Maar ook dat moet soepel verlopen en zo min mogelijk geld kosten. Geen dure kaartjesknippers: we verzinnen een digitaal systeem waarbij je een kaartje maar door een poortje hoeft te halen, en je kunt op reis per trein of bus. Dat heet de OV-chipcard. Toch, bij al dat vloeiend bewegen geldt: een onbekende ambtenaar kan in de toekomst precies weten waarheen u zich als individuele economische eenheid begeeft. Bijna iedere beweging zal exact kunnen worden bijgehouden. Overigens geldt dit nu al, zelfs als u te voet gaat - met mobiele telefoon op zak. Het ding is een peilzender: justitie gebruikt dit principe al bij het achtervolgen van onbetrouwbare sujetten. Iedere beweging kan worden bijgehouden, omwille van vrolijkheid, vrijheid, veiligheid. Vergeet niet: er zijn lieden die zich dagelijks met bommen omgorden, treinstellen of stations opblazen. Blijmoedig moeten wij ons vermogen tot ongecontroleerd bewegen afstaan aan de goedmenselijke overheid. Maar daar wordt een mens toch alleen beter van, zolang hij niets te verbergen heeft? Volgens een onderzoek door recht- en technologiedeskundigen van het Tilburgse Rathenau-instituut valt dat wat tegen. Ik citeer NRC Handelsblad van 17 maart 2007: ‘Politie, justitie en veiligheidsdiensten kregen de beschikking over DNA-onderzoek, cameratoezicht, telefoontaps, inkijkoperaties, computeronderzoek en de mogelijkheid om niet voor justitiële doelen opgezette databestanden met elkaar te vergelijken. Steeds meer nergens van verdachte mensen worden zonder het te weten onderwerp van justitieel onderzoek. Burgers zijn al mogelijk verdacht op grond van opgestelde risicoprofielen. Steeds meer opsporingsdiensten krijgen toegang tot databestanden zonder dat sprake is van een officieel justitieel onderzoek.’Ga naar voetnoot1 Dat is dus nu al het geval, terwijl fietsen, auto's en openbaar vervoer nog niet eens gedigitaliseerd zijn. Het zelfbedrog van de substitutie kan pijnlijke gevolgen hebben voor eenieder die in het vertoon van goedmenselijkheid geloofde.
Zeker ook omdat het zo algemeen is, met even zo verstrekkende gevolgen op ander gebied: om een toename van technologie moet je | |||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||
meer chips en computers produceren. Dat vereist ontstellend veel olie en water, steeds schaarser goed, en het kost een onnoemelijke hoeveelheid energie. Wij hebben een land bereid gevonden om de daarmee gepaard gaande kosten en problemen op zich te nemen: China. In zijn goedheid raakt China steeds verder in de problemen, al was het maar door de uitstoot van CO2, vanwege de immense hoeveelheid kolengestookte elektriciteitscentrales, of door al het water dat je vanwege het gebruik bij de elektronische productie niet tegelijkertijd als drinkwater kunt gebruiken. Alhier gaan we er, zo beweren beleidsmakers, in zuiverheid en netheid en snelheid op vooruit, kan de politiek genoeglijk streven naar technologisering van energiebesparing en het tegengaan van CO2-uitstoot, terwijl we bovendien China kunnen gebruiken als de boeman als het dan toch nog fout gaat. Zeker ons grote Duitse buurland heeft nood aan zo'n boeman. Terwijl bondskanselier Merkel stad, land, eu en G8 met oproepen tot verdere verbreiding van duurzame energietechnologie afgaat, voorziet haar regering even gemakkelijk de bouw van 26 kolengestookte centrales - die bovendien niet steenkool, maar het nog veel smeriger goedje bruinkool zullen verwerken. Met die 26 nieuwe centrales komt er in één klap minstens de volledige Zwitserse C02-uitstoot bij.Ga naar voetnoot2 Het is onvermijdelijk: duurzame energietechnologie is heel goed voor de bevestiging van de eigen goedmenselijkheid, maar je kunt er met geen mogelijkheid de vigerende economie mee draaiende houden. Wat je er van de ene kant afhaalt, moet je er van de andere kant dus weer bij sjoemelen. De pikpleistertjes helpen niet: tot de verbijstering van de Britse regering toont recent onderzoek aan dat het mondiale bestand aan informatietechnologie, mp3-spelers en mobiele telefoons inbegrepen, nu al evenveel bijdraagt aan de C02-uitstoot als het mondiale vliegverkeer.Ga naar voetnoot3 We mogen benieuwd zijn naar de volgende panacee.
*
Zo hoeven wij maar te kijken met de ogen van Schasz, en we zien in onze wereld een opmerkelijk patroon van goedmenselijk zelfbedrog. We staan hier en daar wat af ter meerdere eer en glorie van onze goedmenselijke bedoelingen, maar het nettoresultaat dreigt nog veel en veel pijnlijker te zijn dan datgene wat wij wensten te vermijden. We | |||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||
kunnen dit desgewenst het goedheidssubstitutiesyndroom noemen. Maar het is goed dit nog eens te benadrukken: om even volwaardig te worden als hun menselijke verwanten ondergaan de apen van Schasz het zelf nagestreefde afkappen hunner staarten als een pijnlijke gruwel: Het bloed liep met gansche stroomen het Aapenland uit. - Het veld lag tien uuren in de rondte, twaalf voeten dikte, opgehoopt met afgekapte staarten, waarvan de meesten nog eenige trekkingen van leeven hadden, zo dat zij flaauwlijk door een krioelden, omtrent als pas gekurven palingen. Het spotten van Schasz met de bereidheid om op machinale wijze afstand te doen van misschien wel wezenlijke eigenschappen omwille van een hoger stadium aan menselijkheid stamt uit het jaar 1788: het is verleidelijk zijn kritiek te plaatsen in het kader van de rond die tijd langzaam op gang komende industrialisering. Daarin wordt immers de kleine handwerksman langzaam maar zeker opgeslokt door de industriële productie onder het verlies van zijn aapachtige autonomie met het oog op het heil van de samenleving. Maar misschien is dat wat al te gemakkelijk: het boek van Schasz is nu eenmaal Nederlands en de Industriële Revolutie was op dat moment vooral een Engelse aangelegenheid. In onze streken was op dat moment weinig emplooi voor de Engelse stoommachines: pas tegen het einde van de negentiende eeuw begon massaproductie hier kleine smederijen te overvleugelen.
Toch ontbreekt het Reize door het Aapenland daarmee niet aan visionair waarschuwend gehalte. De inhoud van die waarschuwing vinden we terug in een recent essay van de controversiële anarchistische denker John Zerzan. Zijn hierbij vertaalde stuk lijkt inmiddels misschien al een tikje achterhaald, waar het stelt: ‘De meest dringende “issues” (zoals de opwarming van de aarde) worden simpelweg ontkend’, maar het werd dan ook geschreven voordat Al Gore's An Inconvenient Truth het daglicht zag. Tegelijkertijd is het nog maar de vraag of niet alle politieke ophef rondom dit dringende verschijnsel een afleidingsmanoeuvre is. Het zou immers ons aller verantwoordelijkheid moeten zijn om nu meteen op te houden met al die activiteiten die de opwarming van de aarde aanzwengelen, maar de auto's en de vliegtuigen staan vrijelijk | |||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||
voor ons klaar: we doen nog altijd (en naar ik vrees, ikzelf ook) maar wat graag afstand van onze benen als primaire motor, terwijl alleen zij (of die van paarden) de enige waarborg vormen voor een drastische beperking van C02-uitstoot. De politieke ophef rond de opwarming van de aarde is een vorm van geruststelling, die het mogelijk maakt om gewoon je gang te blijven gaan zonder werkelijk pijnlijke maatregelen in het verschiet. En zelfs al waren ze er: Zerzans stelt dat iedere poging om langs technologische weg de desastreuze gevolgen van de technologie op te heffen de problemen uiteindelijk alleen maar vergroot. De Industriële Revolutie en de Verlichting zijn in zijn ogen niet allerminst de centrale boosdoeners. Ze zijn niet meer dan stadia op een lange weg vol vergissingen. Die lange weg mogen we gerust aanzien voor het omwille van een hogere menselijkheid afstand willen doen van onze apenstaart. Maar misschien hebben we geluk, misschien klopt het dat wij ons volgens Zerzan op een doorslaggevend moment in de geschiedenis bevinden, leven in het meest geëigende tijdperk om die gang een halt toe te roepen, en daarmee ook aan de door Schasz zo treffend geschetste machtsmanipulaties die rechtstreeks met de eindeloze substituering van goedmenselijkheid samenhangen. Wie weet bevinden we ons inderdaad op een van die aloude revolutionaire momenten in de geschiedenis, op een van die momenten waar het zo slecht gaat met de wereld dat alleen een radicale breuk ons kan verlossen. We moeten onze ogen openhouden, zo lijkt Zerzan te zeggen, en met een beetje duwen komt het dan nog allemaal in orde. Het antwoord op de vraag wat dat duwen dan inhouden moet, is echter niet te overzien.
Van de Duitse schrijver en filmer Alexander Kluge verscheen vorig jaar een even zinnig als vermakelijk boek. In Tür an Tür mit einem anderen Leben neemt hij historische thema's onder de loep aan de hand van 350 korte vertellingen, die zich op de scheidslijn tussen fictie en non-fictie bewegen. De koele, analytische stijl wekt voortdurend het vermoeden dat wij te maken hebben met nuchtere exposés van feitelijkheden dan wel met presentaties van reëel bestaande wetenschappelijke theorieën, zoals die worden voorgestaan door reëel existerende wetenschappers. Wie achterdochtig wordt en op het Internet eens gaat zoeken naar die opgevoerde wetenschappers, krijgt nul op zijn rekest. Veel van het | |||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||
verkondigde blijkt fictie, hoezeer het zich ook inbedt in bekende feiten rond Adolf Hitier, Napoleon, het begin van de Eerste Wereldoorlog of de hedendaagse globalisering. Zo kent het boek ook een afdeling over revoluties. Daar stuiten we onder meer op de Chinese emeritus hoogleraar Hong-Xi, een van de laatste maoïsten in het huidige Beijing. Hij stelt vast, nota bene in een westerse taal ‘auf seiner persönlichen Website’, maar probeer die maar eens te achterhalen, dat voor het welslagen van een politieke revolutie niet minder dan zeven generaties nodig zijn: ‘Erst danach besitzt sie die Kraft der Selbststeuerung, d.h. man muß 210 Jahre für einen POLITISCHEN PRODUKTIONSPROZESS zur Verfügung haben.’ Dat wekt weinig hoop voor de toekomst van Zerzans oproep - of ligt het toch weer anders? Kluge maakt in zijn boek graag gebruik van bitse vraaggesprekken: aan een daarvan wordt ook Hong Xi onderworpen:
Zo treffen we hier een van die vele punten, waar Kluge vakkundig twijfels oproept omtrent elk mogelijk noodzakelijk historisch verloop, zoals hij het zelf eerst heeft opgevoerd. Zijn hele boek toont hoe de ontwikkeling der dingen, de beweging van menselijke ervaring zich langs sluipwegen van toeval en contingentie voltrekt, steeds waar je denkt de zaak perfect onder controle te kunnen krijgen. En zo is het ook helemaal niet verkeerd om zwaarwichtige wetenschap als fictie op de non-fictie te enten. Al doende creëert Kluge een arsenaal van mogelijkheden voor een wereld die ook niets anders is dan dat. In vluchtigheid wordt de wereld een ruimte waarin het niet veel zin heeft om ook maar te willen streven naar een alzijdig afkappen van apenstaarten, en zo is het ook een ruimte die gelegenheid biedt om aan de dwingende aanwezigheid van wat men afwijst, aan bijvoorbeeld de apenstaartenhakmachine, te ontkomen. | |||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||
Maar dat ontkomen is jammer genoeg zelf niet altijd gevrijwaard van overeenkomsten met diezelfde machine. Hoezeer ook Zerzan zijn teksten schrijft vanuit een diepgaand geloof in een vredelievende preagrarische staat van de mensheid, toch is hij als inspirator medeverantwoordelijk geweest voor de gewelddadigheden tijdens de G8-top in Seattle en in Genua, en mogelijkerwijs ook in Heiligendamm. Het is en blijft het centrale probleem van ieder utopisme: wat als denkexercitie van gerechtvaardigde wanhoop begint, wil zich koste wat het kost als woede realiseren. Dat centrale probleem van het utopisme wordt ook niet aangesproken in Onze stralende toekomst, het vrolijke en opwekkende pamflet waarmee Josien Laurier menig lans breekt voor een hernieuwd utopisme, en zelf enige voorbeelden van een hernieuwd utopisch denken en verlangen levert. Daarin onderneemt ze ook een analyse van de drijfredenen achter de weerzin die de huidige maatschappij tegen utopisme kent. Naar haar opvatting maakt juist het geloof in een nooit meer te achterhalen oerstaat van geluk, zeg: het paradijs, het de huidige mens onmogelijk om ook nog maar iets voor de toekomst te kunnen verlangen: geen menselijk streven immers kan ook maar die paradijselijke staat benaderen, terwijl toch een drastische verandering in de menselijke situatie nodig is. Zerzans wanhopige ageren zou daarmee dus het spiegelbeeld van de algemene defaitistische staat van de mensheid zijn.
Ik vrees dat Laurier zich in haar analyse een tikje vergist: feit is dat de twintigste-eeuwse pogingen utopismen te realiseren vele miljoenen doden hebben opgeleverd, en feit is ook dat die vele miljoenen doden van de gebruikelijke verdachten ter linker- en ter rechterzijde de weerzin tegen elke vorm van utopisme doorslaggevend hebben gevoed. Maar doordat zij dit over het hoofd ziet, ontwerpt zij in haar ‘vrolijke denken’ dat ‘rationeel en optimistisch’ ‘het allerbeste, voor iedereen’ wil, geen denkende middelen die een volgende georganiseerde gewelddadigheid zouden moeten voorkomen. Daarmee laat zij, jammer genoeg, ongewild de deur naar een volgende apenstaartenhakmachine wijd openstaan: het menselijker maken van de goelags in de Sovjet Unie van Stalin, het menselijker maken van de Duitse Joden, homoseksuelen en zigeuners, het menselijker maken van de intellectuelen onder Mao en Pol Pot, het tot op de dag van vandaag menselijker maken van de gehele Noord- | |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
Koreaanse bevolking, blijft de centrale aporie voor ieder utopisme. De apenstaartenhakmachine van Schasz was de guillotine maar vier jaar vooruit. Nu valt al dat georganiseerde moorden natuurlijk niet te vergelijken met het werpen van projectielen die nooit de hoofden van G8-regeringsleiders zullen treffen en vooral fungeren als een welhaast pathetisch symbool. Toch moeten we erop bedacht blijven dat ook het georganiseerde moorden zijn bron vond in gerechtvaardigde wanhoop, die uitmondde in blinde woede. En daarom kunnen we ook Zerzans schrijven uiteindelijk slechts beschouwen als een voorbeeld van de door Kluge aan ons voorgetekende methode, die overigens in het verlengde ligt van wat Rein Bloem ooit schreef over Pasolini's soms opmerkelijke politieke opvattingenGa naar voetnoot4: ‘die uitspraken zijn reëel en irreëel tegelijk, ze wijzen in een tijd “out of joint” op noodmaatregelen die ook niet zullen helpen, maar in ieder geval strijdbaar maken’.Ga naar voetnoot5 Stel, kortom, je noodmaatregelen zo voor, dat zij hun eigen onmogelijkheid even zo indringend aantonen als zij de onverbiddelijkheid in de verwerping van de wereld bevestigen. Zerzans uitgangspunt - dat de beschaving het ergste is wat de mensheid zichzelf ooit heeft aangedaan - is wellicht ook niet meer dan zo'n fictie, een onmogelijk richtpunt van het handelen, maar het wekt wel inzicht in de gevaren die ons bedreigen, het legt de ‘Unruhe im Menschengeslecht’ bloot als een toepassing voor de toekomst. Het kan vanuit die optiek, pijnlijk genoeg, niet de bedoeling zijn te streven naar een verdere verbreiding van de welvaart, zoals het streven van de geijkte linkse partijen is: het gaat ervan uit dat juist dit streven de problemen alleen maar verder zal vergroten. Bovendien (en daarvan rept Zerzan zelf niet eens) is het nog maar helemaal de vraag of dat gezien de grondstoffensituatie, de zich deze eeuw onvermijdelijk aandienende problemen in de balans tussen vraag en aanbod, überhaupt mogelijk is. Het zou goed kunnen zijn dat we ons momenteel op het hoogtepunt van de materiële menselijke welvaart voor het grootst mogelijk aantal mensen bevinden. Waar het van daaruit heen moet, blijft in het duister, maar de kracht van Zerzan en Schasz tezamen is dat zij ons bewust maken van het gevaar van machtsmanipulaties en uitsluitingsprocessen als oplossing voor het probleem. Mogelijkheden tot dergelijke processen dienen zich onder de oppervlakte al aan. Extreemrechtse partijen in Duitsland (NPD) en | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
Engeland (BNP) zijn er bij uitstek mee doende om de in de toekomst optredende structurele tekorten in alleen al de energievoorziening tot politiek onderwerp te maken. Onuitgesproken blijft daarbij hun vermoedelijke streven: het aanbod van alternatieve bronnen van energie, die qualitate qua nooit zullen vermogen wat fossiele brandstoffen ons hebben gebracht, wensen zij voor te behouden aan de volksgenoten. Elke vorm van nationalisme, of het nu van links of van rechts komt, trakteert ons in meerdere of mindere mate op dergelijke gevaren. Wij hebben in Nederland al Geert Wilders, maar de situatie wordt er niet vrolijker op als we per interview in NRC Handelsblad moeten vaststellen dat Jan Marijnissen, onze linkse voorvechter van nationale onafhankelijkheid, grote bewondering koestert voor een van de minst democratisch denkende en handelende politici van deze tijd, Hugo Chavez. Marijnissen verzwijgt dat de president van Venezuela bij wet niet mag worden ‘beledigd’ (dat wil zeggen: bekritiseerd) op straffe van 40 maanden gevangenis en inmiddels ook afluisterzeppelins gaat inzetten ter nadere constante bewaking van zijn revolutie.Ga naar voetnoot6 Niet voor niets bevat het stuk van Zerzan een sneer aan het adres van de nieuwe linkse machthebbers in Latijns-Amerika. Zij usurperen om doeleinden, ons al te zeer bekend uit voornoemde duistere momenten van de linkse geschiedenis, het onafhankelijkheidsstreven van diegenen die zij pretenderen te representeren. Ook deze representant van het goedheidssubstitutiesyndroom wenst de ‘Unruhe im Menschengeslecht’ zo accuraat mogelijk te muilkorven.
Tegen dergelijke bewegingen in blijft het noodzakelijk te schrijven, werelden te creëren, de onrust te huldigen en uit te breiden, onze geschiedenis of de geschiedenissen van anderen tot ficties te maken, tot vormen van afwezigheid die toch regelrecht aansluiten op de werkelijkheid. Want, om met Laurier te spreken: ‘Als we niets doen, weten we zeker dat we er nooit iets van zullen meemaken.’ Dat kan natuurlijk ook via filmkunst. Twee recente films laten de krachtige mogelijkheden van ontsnapping zien. Zo leren we in Das Leben der Anderen van Florian Henckel von Donnersmarck een Stasi-snuffelaar kennen die partij trekt voor degenen die hij dient te bewaken en in zijn rapporten een fictie creëert om zijn superieuren om de tuin te leiden, en zijn slachtoffers te behoeden. En in Inland Empire van David Lynch worden de duistere mogelijkheden van verschillende filmscenario's | |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
voor een en hetzelfde personage tot op hun uiterste consequentie afgewogen om ons dan op een van de meest vreugdevolle aftitelingen aller tijden te trakteren, als een lofzang op de ontsnapping die door al die duistere lotswendingen heen is gecreëerd. Maar al gaat het hier om films, toch handelen ze zelf van rapporten, om scenario's, om vormen van schrift. Het beeld als representant van loutere aanwezigheid vereist het tegenwicht van een tekst die zich daarbuiten kan begeven, met woorden afwezigheid in het zichtbare teweegbrengt, zodat de onrusttussenbeide bewaard blijft. Het schilderij NachrichtGa naar voetnoot7 van de hedendaagse Duitse kunstenaar Neo Rauch biedt daar dan, paradoxaal, weer een beeldende illustratie van. Een man en een vrouw bewegen zich in tegengestelde richtingen met in hun hand iets wat een brief zou kunnen zijn, of in elk geval een geel vel papier, waarop overigens de bliksemschicht van hoogspanningskasten staat afgebeeld. Voor elkaar hebben ze niet de minste belangstelling. De kleding van de man suggereert dat hij een vliegenier is uit de jaren 1930, de kleding van de vrouw wekt reminiscenties aan even ouderwetse bodes te paard. Onder hun zwevende voeten bevinden zich trappen in tegengestelde richtingen, te klein om werkelijk de trappen te zijn waarop zij zich bewegen. Aan beide figuren is een hoekig spreekwolkje toegekend: de gedachten van de vrouw blijven ons onbekend, haar wolkje is leeg. De man daarentegen schijnt zich bezig te houden met iets wat de suggestie van een metrouitgang wekt. Misschien is die lege wolk daarvan de meest volkomen realisering. Rechts in het beeld bevindt zich, als aan een spies, een kleine figuur met handen in biddende houding: al is niet duidelijk naar welke religieuze traditie die figuur verwijst, ze verleent toch een zekere transcendente goedkeuring aan de dans waarin het schilderij bevangen is, mede door de onderscheiden in zachte tinten gehouden kleurvlakken van het fond.
Dat beide figuren op weg zijn naar een plek buiten het beeld, maakt het schilderij eens te meer tot een mogelijkheid van berichten die die andere wereld, die andere mogelijkheid aanwezig stellen, in al zijn klaarblijkelijke gevaar van elektrocutie. Dit schilderij dat gemaakt werd in opdracht van het Berlijnse Museum für Kommunikation legt een idee van communicatie bloot die zich aan de communicatie als rechtstreekse overdracht van mededelingen terstond weer onttrekt. | |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
Het kan zelfs gelden als een programma voor Rauchs werk, dat graag vertellingen opdist die niet sluitend na te vertellen zijn. De paskwil van Schasz wordt van zijn pikpleisterkarakter beroofd. Zo gepresenteerd, zou men kunnen geloven dat het werk van Rauch de volgende vreugdevolle lofzang vormt op betekenissen die zich niet vast laten leggen, maar dat is zeker niet het geval; zijn schilderijen zijn van dreiging vervuld, zoals ook de twee voornoemde films hun ficties inzetten als middel om aan dreiging te ontkomen. Rauch zegt ook over zijn werk: ‘Ich will nicht auch noch innerhalb dieser Leinwandgevierte den Zusammenbruch, die totale Sinnentleerung, den maximalen Exzess zelebrieren, sondern eine Formel finden, die es uns ermöglicht, das Unfassbare, das Schreckliche zu beherrschen, ohne daran zugrunde zu gehen.’Ga naar voetnoot8 Maximale overvloed is dus het probleem, de overvloed van al die producten die ons leven via kunstgrepen tot een nog menselijker leven moeten maken, maar al doende onze leefomgeving, die eens de natuur heette, in de waagschaal stellen. Wij merken er wellicht niet te veel onprettigs van, maar in juni van dit jaar berichtte een expert van de Bangladesh University of Engineering and Technology, dat klimaatsverandering nu al een verwoestende uitwerking heeft op de voedselproductie in dat land: door veranderende neerslagpatronen en het slinken van gletsjers drogen rivieren uit, wat het bevloeien van de rijstaanplant bemoeilijkt, en door de rijzende zeespiegel verzilten rivieren langs de kust, met desastreuze gevolgen voor zoetwatervis, een belangrijk bestanddeel van het Bengaalse dieet.Ga naar voetnoot9
Aan een dergelijke wereld kunstwerken toevoegen die de overvloed trachten te bezweren of te beheersen, die ondergang moeten zien te voorkomen, lijkt een zinloze of op zijn minst wanhopige onderneming die bovendien met zichzelf in tegenspraak is. Toch kan het artistiek tentoonspreiden van overvloed ook, al geschiedt het wanhopig, een katharsische werking hebben, of minstens vanuit een dergelijk doelwit geschieden. Er is in de overvloed geen formule te vinden buiten het verlangen naar beperking, maar een beperking die niet van haar tegendeel weet, zich niet bewust toont van de gevaren van haar tegendeel, wordt uiteindelijk slechts een volgend deel dat blijmoedig in de overvloed meedrijft. Zo heeft de interesse in het kleine die zo zeer behoort tot de Nederlandse | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
mentaliteit nooit ook maar iets afgedaan aan de vergroting van de welvaart. ‘Vele kleintjes maken één grote’ en ‘zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen’, zo luiden de adagia van onze legendarische spaarzaamheid, die geld oppot tegen goede rente. Zo wordt het de kunst om artistieke redundantie om te zetten in de rente van de beperking. De kunsten zijn te maken tot een zoemen van het teveel, een zich voortdurend willen onttrekken aan zijn onderwerp, opdat we wellicht uiteindelijk aan het zoemen en het onttrekken genoeg hebben, het teveel als een voorbij stadium kunnen afleggen, wij niet per se mens van voorspoed meer willen hoeven worden, want oor genoeg zijn voor wat zich daaraan onttrekt: ja, het is een wat wanhopige, tegenstrijdige en lastige onderneming, maar het lijkt me de aangewezen weg om als schrijver geen pikpleistertjes aan te leggen in een tijd dat door menselijk toedoen al te veel teloor lijkt te gaan.
Hopelijk geldt dan niet wat uiteindelijk opging voor de verteller van Reize door het Aapenland: ‘Gij hebt in een ijlende koorts gelegen.’ Om een dergelijk oordeel voor te zijn, verstuur ik dit stuk per apenstaart. |
|