naar een vergelijkingsobject, want net als Narcissus geeft hij zijn kleding uitsluitend ter lezing aan zichzelf. Daarnaast verkondigt hij dat zijn hele essentie net als die van de goden in het niets is gelegen: het ‘detail’ van de kleding is hier niet eens een concreet voorwerp, hoe onaanzienlijk ook; het is een vaak subtiel afwijkende manier om kleding te ontwrichten, te ‘vervormen’ en te ontdoen van elke betekenis die gedeeld zou kunnen worden: een splinternieuw kostuum door je bediende laten dragen, je handschoen nat maken zodat hij precies de vorm van je hand aanneemt, het zijn gedragingen waaruit blijkt dat het niet alleen om een selectief, maar ook om een door en door creatief idee gaat: de effecten van een vorm moeten doordacht zijn, kleding is geen object dat wordt uitgevoerd, maar een object dat wordt bewerkt.
Het dandyisme is dus niet slechts een ethiek (waarover sinds Baudelaire en Barbey veel is geschreven), maar ook een techniek. Het is de verbinding tussen deze twee die de dandy maakt, en het is duidelijk de tweede die de eerste waarborgt, zoals in alle ascetische filosofieën (bijvoorbeeld het hindoeïsme) waarin fysiek handelen dient als weg om het denken te ontplooien; en aangezien het denken van de dandy hier bestaat uit volkomen individuele zelfaanschouwing, is hij ertoe veroordeeld om eindeloos nieuwe onderscheidingstekens uit te vinden: soms schurkt hij tegen de rijkdom aan om de armen op afstand te houden, soms zoekt hij het verval om de rijken op afstand te houden: het ‘detail’ heeft juist als functie om de dandy in staat te stellen de massa te ontvluchten en nooit door haar te worden ingehaald; zijn individualiteit is in essentie absoluut, maar in substantie terughoudend, want hij mag nooit vervallen in excentriciteit, een vorm die zich maar al te gemakkelijk laat kopiëren.
Het ‘detail’ bood in principe de mogelijkheid om steeds weer ‘anders’ gekleed te gaan. In feite is er maar een beperkt aantal manieren om kleding te dragen en als details geen rol meer spelen in de fabricage, zijn de mogelijkheden tot vernieuwing van het kostuum snel uitgeput. Dat is wat er gebeurde toen de mannenkleding een zuiver industrieel product werd: omdat hij geen beroep meer kon doen op ambachtelijkheid moest de dandy afzien van volkomen individuele kleding, want zodra een vorm wordt gestandaardiseerd, zelfs als het om luxekleding gaat, zal hij nooit meer uniek zijn. De confectie was dan ook de eerste doodsteek die het dandyisme werd toegebracht. Maar wat het, alhoewel op subtielere wijze, definitief te gronde heeft gericht is waarschijnlijk