Parmentier. Jaargang 15
(2006)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Dossier
| |
[pagina 8]
| |
Johan Oosterman
| |
[pagina 9]
| |
Melancholie is een complex begrip. Het is een aandoening die haar oorsprong vindt in een verstoring van de verhouding tussen de lichaamssappen waarbij de zwarte gal de overhand krijgt. Het is een uitzichtloze en destructieve staat van zwaarmoedigheid. Het is een gemoedstoestand die vooral bij grote geesten vaak optreedt en een belangrijke bron van inspiratie kan zijn. Melancholie is moeilijk te definëren en in alle belangrijke studies wordt dit aspect ervan benadrukt. Artsen, filosofen en schrijvers uit alle eeuwen van de westerse geschiedenis hebben zich beziggehouden met het fenomeen, geprobeerd het te beschrijven en te verklaren en vaak moeten concluderen dat een eenduidige definitie onmogelijk was. Richard Burton, die met The Anatomy of Melancholy (1621) het meest omvangrijke werk op dit gebied schreef, en voor eens en altijd als autoriteit geldt, constateerde dat melancholie zó'n veelvoud aan oorzaken en symptomen kent, dat het nooit eenduidig beschreven kan worden: ‘The tower of Babel never yeelded such confusion of tongues, as this Chaos of melancholy doth variety of Symptomes.’Ga naar eind3 De ‘chaos van de melancholie’ was op een indrukwekkende manier zichtbaar tijdens een tentoonstelling die eerder dit jaar in Parijs en Berlijn te zien was, ze komt ook mooi naar voren bij het lezen en bladeren in de massieve catalogus die naar aanleiding van de tentoonstelling is verschenen.Ga naar eind4 De beelden, schilderijen en prenten tonen vaak figuren die gebogen zitten te peinzen, maar op een schilderij van Lucas Cranach - Melancholie, een allegorie - zien we een engel die enigszins introvert, maar zeker niet in grote somberheid, voor zich uit zit te kijken. Ook deze aflevering van Parmentier levert, gelet op de bijdragen, het bewijs van die diversiteit. Een uitputtend overzicht van opvattingen die door de eeuwen heen zijn gehuldigd is hier niet te verwachten. Dat is, meer dan uitstekend, te vinden in de al genoemde catalogus, in het prachtige The Nature of Melancholy (2000), een bloemlezing met teksten van Aristoteles tot Kristeva, en het klassieke Saturn and melancholy: studies in the history of natural philosophy, religion and art (1964) van de hand van Klibansky, Panofsky en Saxl. De bijdragen aan dit nummer zetten accenten bij die grote traditie en tonen dat er ook nu schrijvers zijn die zich door melancholie laten inspiren - er zijn er trouwens ook die er juist geen enkele voeling mee hebben. ‘Je mag me overal voor vragen, maar in een nummer over melancholie voel ik me niet thuis,’ zei een vaste medewerker van Parmentier. | |
[pagina 10]
| |
Het schrijven over melancholie begint met de hierboven al gememoreerde vraag waarom melancholie, artisticiteit en genialiteit toch zo vaak samengaan: ‘Waardoor komt het dat alle mannen die uitzonderlijk zijn geweest in de wijsbegeerte of de politiek of de literatuur of de kunsten, melancholici blijken te zijn, en sommigen zelfs zodanig dat ze getroffen werden door ziekten die hun oorsprong vinden in de zwarte gal’?Ga naar eind5 Ook in de Nederlandse literatuur komt de vraag naar de verhouding tussen kunstenaarschap en melancholie al vroeg aan de orde. Vanaf het midden van de veertiende eeuw treden er, onder invloed van de Franse literatuur, ik-vertellers op die laten weten dat ze aan melancholie lijden. Heinric, de auteur van de Roman van Limborch, opent het tweede boek van zijn opus met een beschrijving van de natuur aan het begin van de zomer. En terwijl de vogels zingen en de bomen bloeien houdt zwaarmoedigheid hem gevangen vanwege de onvoltooidheid van zijn werk: ‘Entie mi dicke mine memorie / Verdroefde ende vermancoleerde /, Ende sere discordeerde’. Maar gelukkig staat vrouwe Venus hem terzijde om troost te bieden en hein tot werken aan te sporen. Melancholie toont hier haar destructieve kant maar de liefde en de literatuur blijken als antidotum te kunnen fungeren. Ook Dirc Potter, die als hoge diplomaat voor het Hollandse hof in 1421 in Rome verblijft, kent de melancholie: ‘Bi wilen so ghinghe ic spasieren / Op eenre lopender rivieren, / Om te verdriven melancolye.’ En terwijl hij in zichzelf gekeerd langs de Tiber wandelt, spreekt Venus hem aan: ‘Wes truerstu? Laet dijn sorghen varen!’ Ze spoort hem aan over de liefde schrijven. Opnieuw hebben melancholie, liefde en literatuur met elkaar te maken, en zonder dat het hier expliciet vermeld wordt, krijg je toch de indruk dat de begaafde melancholicus de droefheid kan verjagen juist door te schrijven, door zich met letteren en liefde bezig te houden. Nergens in de vroege Nederlandse literatuur speelt melancholie echter een grotere rol dan in het Gruuthuse-handschrift.Ga naar eind6 Deze verzameling, die rond 1400 in Brugge is geschreven, bevat diverse allegorische gedichten waarin de ik aan melancholie lijd. Bijna steeds gaat het, net als bij Heinric en Dirc Potter, om een in alle opzichten neerdrukkende gemoedstoestand waarvoor verzachting wordt gezocht. Alleen in het eerste en langste gedicht is er iets anders aan de hand. Daar is de ik een dichter van liedjes die aan de hand van vrouw Hoop ontkomt aan heer Twijfel en een minneburcht betreedt. Daar vallen zijn liederen | |
[pagina 11]
| |
in de smaak en wordt hij ontvangen door de kasteelheer, de wijze en zeer gerespecteerde heer Melancholie. De dichter, wiens liederen grote indruk maken, krijgt de hoogst denkbare eer van Melancholie: hij ontvangt de sleutels van het kasteel. Het verhaal gaat verder en uiteindelijk loopt het niet goed af met de geëerde dichter. Toch is de rol van melancholie - als eigenschap van de dichter en in geallegoriseerde vorm - een opvallende: het is een positieve eigenschap die wijsheid met zich meebrengt en de dichter in staat stelt te dichten. Ergens in dit gedicht zegt hij: ‘Melancholie doet mi waken / Sanc van minnen minlic maken’. De zwaarmoedigheid houdt me wakker en zorgt ervoor dat mijn liefdesliederen vol liefde zijn: melancholie is hier niet in de eerste plaats destructief maar juist productief. Terwijl bijna overal liedjes en liefde bijdragen aan het dragelijk maken van de melancholie, zijn hier de liefdevolle liederen juist het resultaat van die gemoedstoestand. De positieve connotatie, die doorklinkt in de aan Aristoteles toegeschreven woorden en die vanaf de Renaissance wel vaker aanwezig is, vindt in de Nederlandse literatuur haar eerste voorbeeld bij een Brugse dichter van zeshonderd jaar geleden. Een geschiedenis van melancholie in de Nederlandse letterkunde, of zelfs maar een mooie bloemlezing, is er nog niet. Wat aan het begin daarvan moet staan, moge duidelijk zijn. Aan het einde ervan is wat mij betreft zeker een plaats ingeruimd voor het gedicht ‘Melancholie’, uit de De encyclopedie van grote woorden (2005) van Mark Boog. ‘Hem, zuurmuil, druipt de gal uit de bek.’ zo luidt de eerste regel waarmee de tekst ons terugvoert naar de eeuwenlange verbinding tussen melancholie en zwarte gal. Ook in het vervolg van het korte gedicht is er volop aandacht voor fysiologische en fysieke zaken. Tegenwoordig is melancholie meestal de aanduiding voor een tandeloos sentiment van weemoed en droefgeestigheid. Gelukkig toont het gedicht van Boog het historisch gezien ware gezicht: melancholie is onaangenaam en destructief, ze schept kunst en wekt waanzin. |
|