Uit: Michael Lentz, Muttersterben, 2002
Moederdood Vertaling: Kris Lauwerys
Olie. Vloeibare kaarsenschijn een vijfdagenrantsoen eeuwig licht. En terugkomen. En terugdenken. Het geheugen is een boom. Een boeket. Onwillekeurig, meteen weer onderbroken bidden. Een sterfdag als herdenkingsring. Een schietende voorjaarsbloesem met wortel. Een schors. En terugkomen. Aarde omwoelen. En winter worden. En ernaast staan. Telkens er zomaar wat naartoe aan tot iemand naar jou toe komt. Op grasviltvoeling op toeristencursus. Misschien ook met dat onzegbare beeld op de lippen met die verstarring of die niet meer uitvoerbare hoofdbeweging. Hoe ze daar ligt. Hoe ze nog maar weinig doen kan. Zich zo omdraaien bijvoorbeeld een onmogelijkheid. Afscheid onmogelijk. Bijziend zonder groet terug. Bijziend en volle kamer in haar zicht. Aarzelend binnengaan. Aan de ene kant staan. Aan de andere. Het leven is ontwenning. En een sterfgeval als dit draagt daar allicht ook toe bij. Ligt moederziel alleen op de sterfbrits. Vaders ogeng vallen al dicht. De verwachte dood die echter al dagen op zich laat wachten. Comateus met naar achteren gestrekt hoofd. Heeft een lijfje aan. Geen overgeleverde laatste woorden. Bestaan vergaan. Een alleenmaarheid. En waar het heen leidt. Vaders ogen vallen dicht. Hij gaat maar eens naar huis. Een moederziel-mensenloze kamer waarin Moeder verdwijnt. Ze zegt namelijk niet: ga maar eens naar huis, ik moet nu doodgaan. Ontslapen, creperen, opstappen, plaats maken. Je hele leven alles misverstaan hebben. Je je hele leven lang afvragen: heb ik dat juist begrepen. En soms iets willen rechtzetten. Het besturingssysteem Moeder heeft als het ware levenslang zijn koppelingen gecontroleerd. Misschien waren er zelfs geen. Een zichzelf vergloeiende oven. Al haar glorie komt, straalt van binnenuit. En gloeit daar zo droog uit in de lakens. Zo onpolitiek op twintig Augustus negentienhonderdachtennegentig. Hoe we dan de kamer binnengaan en denken dat we een hartstilstand krijgen. Hoe dan plots alles stilstaat. Hoe we in het gehoorde het horen
horen. Misschien is dat wel iets wat nooit ophoudt, dit STERVEN dat nooit ophoudt. Dit dunne armpje dat uit het laken schiet. Deze hand zonder ring die naar een ring verlangt. Dit compleet ondergrondse lichaam dat het zelf liever niet snapt. Was gisteren nog completer, zegt dit lichaam opnieuw en graag tot zichzelf. Wat is er nou eigenlijk gebeurd, dat het zo niet meer gaat.