Uit: Judith Kuckart, Der Bibliothekar, 1998
De bibliothecaris Vertaling: Kris Lauwerys
Hans-Ullrich Kolbe sloeg het boek dicht, legde zijn lichtgekleurde mantel over zijn arm en stak een stadsplan in de zak van zijn jasje. Het was zaterdag, laat en einel april. Hij trok de gordijnen in zijn mansarde dicht. Op de keukentafel lagen onder de leeslamp twee repen Kinderchocolade gekruist over elkaar en op de rand van het lege wijnglas zat de melkachtige afdruk van zijn lippen. Daarnaast lag het boek.
Een zekere Alain Bernardin had dertig jaar gelezen in het achtste arrondissement van Parijs de Crazy Horse opgericht. Twee uitsmijters in politiekostuum waakten over de ingang van de nachtclub en de burgerlijke ambiance. Alain Bernardin was magisch aangetrokken tot mooie vrouwen, en alleen een naakte vrouw, als het ware getekend in het complexe spel van het licht, was mooi voor hem. Als het doek was opgegaan, zo stond in het eerste hoofdstuk, toonden vrouwen met zichtbaar plezier hun perfecte lichamen. Danseressen verschoven de grens tot de naaktheid zo delicaat dat de gezichten van de toeschouwers zich van geluk openden en niet samentrokken van begeerte. De shows veranderden om de vijf jaar, de ene al even verrassend en geraffineerd uitgewerkt als de volgende. Alain Bernardin was een tovenaar. Hij bevrijdde mannelijke fantasieën net zo goed als vrouwelijke. Dat had Hans-Ullrich Kolbe gelezen. Sommige bladzijden had hij driemaal gelezen.
Meer dan eens had hij zijn hand over het glanzende omslag laten glijden, zoals een vrouw haar zijden lingerie streelt en daarbij de aders en fine rimpeltjes op haar hand ziet. Paris 47 23 32 32 had hij gedraaid. De S-Bahn was tweehonderd meter verderop. Een vrouwenstem had in het Engels informatie opgedreund: 450 francs entree, een halve fles champagne per persoon, twee shows per avond, een om 20:30 uur, de tweede om 23:00 uur, op zaterdag drie.
Vandaag daadwerkelijk dus drie. Hans-Ullrich had daadwerkelijk naar de klok gekeken naast zijn open raam in Friedenau. Met het vliegtuig zou hij de Late Show van 0:30 uur nog kunnen halen. Hij had ingehaakt.
Door het lezen was hij het noorden kwijtgeraakt en vergeten wat hij wel wist. Berlin was Parijs niet. Maar toch. Hij had zijn polshorloge omgedaan.
Met zijn mantel over de arm verliet hij het huis. Hij was bibliothecaris.
‘ Heere! maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uwe paden’, schoot hem in metrostation Dahlem-Dorf te binnen. Een psalm, hij dacht nummer 25. Ja, psalm 25. Hij hing de mantel over zijn schouders en wierp het roze strooibiljet in de vuilnisbak. ‘La Femme, voor heren die aleer willen.’ Met het vrouwelijke personeel in de club was hij ondanks hun iscoupekostuums vertrouwd geweest zoals met studentes of medewerksters. Een rosharige dame had haar armen naar Tina Turner uitgestrekt en tegen de vermoeidheid in staan dansen. De schijnwerper had haar geschoren oksels afgezocht naar zweet. Met zijn rug naar de naakte danseres had Hans-