| |
| |
| |
Lucas Hüsgen
Milde Maarten doet Amerika
Voorlopig is het simpel. Zolang ze in Nederland zijn, is het heel erg simpel. Van Burgers Dierenpark en het jachtslot Sint Hubertus gaan ze regelrecht - een duidelijk reisplan houdt hij er niet op na - naar het graf van Willem III. Ze slenteren in Delft over de markt, drinken een pilsje in een café met stolpvormige lampen aan het plafond en op zijn voorstel wijken ze spoorslags terug naar de Utrechtse Domtoren, al kunnen ze een korte hilarische stop in het Spoorwegmuseum onmogelijk achterwege laten. Dan vangen ze met de bij elke toeristische reis door Nederland onontbeerlijke zwerftochtjes aan die hen voeren door de Middelburgse straten waar ze stappen over kasseien en langs gevels in witte en grijze tinten die met ontroerende namen zoals De Kat In Den Boomgaard, Het Bordeaux Oxhoofd, De Milde Maarten, 't Hoentje te Paert, De Gouden Toelast of De Drie Snaphanen schielijk aan de oorlog ontkwamen en hij almaar luisteren naar haar almaar frissere stem als zij die namen tracht te spellen, dat doet ze zelfs in de Rotterdamse haven of rijdend voorbij de DSM op weg naar het Geuldal om er te picknicken en op te kijken naar het treintje dat aantuft vanuit Heerlen, ze kan die namen maar niet uit haar hoofd leren en zeker niet uit haar strot krijgen en ook de auto wordt een beetje tureluurs, want waar gaan ze me nu dan toch heen, zitten ze een appeltje te schillen bij een oud zwart zouthuisje in Twente vlakbij een verwaarloosd goederenspoortje, en dan later zitten ze een suffig hondje te vertroetelen terwijl ze een nieuw zouthuisje in datzelfde Twente bewonderen, en ze spreken af dat ze straks van hunebed naar hunched tikkertje spelen en wat afgesproken is, dat moet ook gebeuren, dus urenlang rennen ze wild door Drenthe heen en een Japanse oudere heer die van huis uit kunstenaar blijkt te wezen en in Parijs wel eens wat jaren tekenles heeft gegeven aan Japanse diplomatenkinderen, fotografeert hen tegen de achtergrond van opbollende Sneekse skûtsjezeilen en
ze krijgen ook zijn adres en ze moeten zeker eens langskomen als ze in Yokohama zijn, maar na twee dagen is Rutger dat handige adresje weer kwijt, de sukkel, dat vindt hij nooit meer terug, in de kop van Overijssel moet hij Isadora het diepgaande nationale belang proberen uit te leggen van de stuurse boerenwoning waarvan hij toch minstens vermoedt dat daar Evert van Benthem woont, maar zij kijkt veel liever naar de weidse waterplassen en het frisse groen van de polders en de oprukkende witte wolken en ze wijst hem een reiger die net opwiekt, en hij grijnst een beetje vals ‘reigers, daar heb ik mijn buik nu wel van vol’, maar dat komt gewoon doordat hij nog steeds een beetje chagrijnig is, want hij had zo graag voor een prikkie dat hoog aangeschreven circuit van Suzuka willen bewonderen, ginds in Japan, dat net zo prachtig is gelegen als Francorchamps, en een paar dagen later moet hij er maar op hopen dat zij de Nachtwacht minstens zo mooi vindt als het op plaatjes lijkt te wezen en ze zegt, met verfrommelde
| |
| |
vingertjes tegen de kin: de verhouding tussen de lengte en de breedte lijkt heel anders dan je zou denken, en welnee Who's afraid of red, yellow and blue, ze belooft het, die zal ze niet te lijf gaan, heus niet, maar er staan wel massa's mensen die met zijn allen naar binnen willen, en ze zegt Amerikanen kan ik thuis ook zien en ook in de Keukenhof is het druk met die Amerikanen, en ze zegt Amerikanen kan ik thuis ook zien, en nu begint het erom te spannen, want als dat zo doorgaat is hij die mooie billen kwijt, waar hij trouwens toch al niet meer op let, want hij kijkt haar liever in de ogen en ziet liever haar hals, zeker als ze langs de vennen van Oisterwijk lopen waar het een stuk rustiger is - wat Amerikanen betreft, en het zoemt er van de warmte en ze nemen een kopje koffie plus een appelgebak met een ontzaglijke klont slagroom, en tussentijds vergeet hij zeker niet de Sint Jan en ook moeten ze nog eens naar het diepere zuiden terug want ze hadden Stella Maris overgeslagen en hij had het haar nog wel zo beloofd en wat een gekriskras, dan moeten ze toch weer naar het noorden, en zegt zij dat ze die wegen al kent, en prompt neemt hij de binnenweggetjes en dat zal ook wel moeten, anders bereik je de ruïnes van Batenburg van je leven niet, en ze lopen een uurtje of wat tussen de opgepoetste frisse mensen die met hen mee wandelen in de tuin van kasteel Middachten en ze roept dat ze ook wel eens in Versailles is geweest en zelfs in Schoß Charlottenburg, maar hier is het knus, veel knusser dan daar, en ze gaan terug naar de Middelburgse dreven, want de Zeelandbrug was hij verdomme ook al weer vergeten te tonen en haar grote ogen glijden waterig open en de stem daalt frisser rond de gewillige oren van de gezelligheidsmens, een kletsmeier die Rutger heet en zo langzaamaan toch zijn mond houdt en soms weer eens aan zijn dochter denkt en eigenlijk liever niet meer naar billen kijkt,van haar niet van niemand niet - en graag
voor de rest van zijn leven wil hij voor haar, haar Rudy wezen.
Moet hij wel gelukkig zijn met die niet al te minuscule tent van hem? Ze passen er met zijn tweetjes toch netjes in: nooit te krap, maar ook nooit te ver van elkaar verwijderd. Hij ziet haar 's ochtends in haar slipje en hij kijkt werkelijk niet al te lang naar wat hij daarmee ziet - en wat hij toch liever niet meer zien wil, dat wil zeggen: van die kant. En gelukkig, ook Isadora behoort tot de schare mensen die als iets voorbij is ook beslist naar huis terug willen. In gepaste ontroering bezoeken ze tot onvermijdelijk slotakkoord Neêrlands nationale pronkjuweel van jongens we gaan en we gaan nou vertrekken, en misschien ooit, dan komen we misschien ooit nog eens terug, komen we nog eens terug, tenminste als je zin hebt en als je dat goed vindt - en als je zin hebt, dan kom jij terug. Wat Probeert Rutger toch trots te zijn op de Nederlandse luchtvaart en minstens zo trots probeert hij te zijn op de stiptheid en doelgerichtheid van de Nederlandse gezagvoerders en dan ook nog eens op hun vermogen om doeltreffend te landen en weer op te stijgen en onophoudelijk de lijndiensten perfect te onderhouden. Leve de KLM, roept hij bijna,
| |
| |
maar dan, wat heeft hij zelf van zijn kant ordeloos door het land liggen crossen, hij begrijpt er helemaal niks van, en dan is hij ook nog eens de Afsluitdijk vergeten, wat een sukkel is hij soms en ook Hoorn heeft ze niet mogen bewonderen laat staan dat ze Het Loo heeft bekeken. Dan moet ze toch echt nog eens terugkomen maar. Isadora omhelst hem en steunt hem liever in zijn trots, zo worden er flinke tranen vergoten zowel door Isadora die steeds meer oog en eigenlijk nauwelijks nog bil is als door deze meneer Rudy, en deze meneer Rudy, zo zegt ze tegen Rutger, moet haar ook hauw eens komen opzoeken in Seattle. Ja, zo gauw hij maar kan moet hij naar Seattle, en Rudy zegt met een nauwverholen warme blik ja maar natuurlijk kom ik naar Seattle, en hij voegt er nog aan toe dat hij om te sparen vanaf nu iedere autorace zal schrappen van zijn kalender en ook verder ga ik verschrikkelijk zuinig doen, ja ik koop niet eens meer autotijdschriften, en ik drink geen druppel bier als het niet per se hoeft - als ik jou, als ik jou maar weer kan ontmoeten. Alleen zo nu en dan, ja dan koop ik nog een videoband, als je het niet erg vindt, en zij kijkt een beetje raar, en even vermoedt ze iets heel typisch Hollands, maar nee, soms, zegt hij, dan duiken er op tv van die vroege Bette Davis-films op, ik heb ze nog niet allemaal. En dan vliegt Bette bij j tijd en wijle zo mooi de trap op, moet je weten, en dan zie je haar ook zo mooi op de rug, zo mooi op de rug, op de een of andere manier windt me dat ook een beetje op, geef ik best toe, als je dat niet een beetje raar vindt. Dat kun je me niet afnemen: het plezier van een Bette die een trap oprent is voor mij minstens zo groot als dat van een Bette die iemand scherp aanvalt of als een vrolijke jonge meid tussen haar mooie spulletjes met haar zwarte dienstbode zit te delibereren: laten ze die ene ontrouwe minnaar nu wel of niet binnen in haar sjieke woonst tussen de bossen, die vent die met zijn snorretje en zijn
slijmerige stemmetje net is komen landen, en heeft daartoe nota bene zijn privé-vliegtuig ingezet, opschepper dat hij is. Verdomde sorry, het is zo langzaamaan ook tijd voor jou. En United Airlines, ik bezweer het je, is beslist een goede maatschappij.
Nog geen drie maanden later neemt Rutger zijn laatste snipperdagen van het jaar op en hij maakt gebruik van deze door hem de hemel in geprezen Amerikaanse luchtvaartmaatschappij. Hij heeft er geen idee van dat hij niet alleen op de heenweg is maar eigenlijk net zo goed op de terugweg, en de kans zulk een idee te laten postvatten is helemaal verkeken doordat hij warm wordt onthaald, zou je zo zeggen. Maar, laten we wel wezen, hij wordt niet enkel in al hun glimmende vreugde door de ogen van Isadora besprongen, maar ook meneer Jeffrey heeft zich de kans op een reisje naar de aankomsthal niet laten ontgaan. Jeffrey is en daar had onze goede vriend geen idee van Isadora's echtgenoot, en nu wordt het helemaal duidelijk: deze echtgenoot is er zo een die absoluut niet van lange wandelmarsen houdt en die het bovendien als wel er hooggeplaatste bij de Boein-fabrieken veel te druk heeft om zich buitengemeen te
| |
| |
kunnen inzetten voor het tonen van enige interesse in een twee weken durend verblijf op exotische eilanden, neem nou zoiets als Vlieland. Jeffrey lijkt echter ruimdenkend van aard en al heel snel vindt Rutger meneer Jeffrey ook nog eens een oergeestige gast. Dus kijkt Rutger Isadora weer vol vertrouwen diep in de ogen, en zo duikt hij weer eens diep in de groene watertjes tussen de hoge Douglas-sparren van haar jukbeenderen; zelfs staat hij zich toe toch maar weer eens te gluren naar de elastische billen en hij trakteert zich maar wat lekker op zijn herinneringen aan hun labyrinthische tocht van zijn verdomde labyrinthische verlangens met al die nachten ook dat hij naast haar lag en dat hij nog steeds niet wist welke punchline op hen wachtte en wie hem zou gaan plaatsen - en wat duurde die film toch godvergeten lang.
In de vroege Amerikaanse herfst is het nu de beurt aan Rutger om warm en aanhankelijk te worden rondgeleid. Dus hij wandelt graag over de zeven heuvelen van de stad, en hij kwebbelt nog wat over zijn eigen wandelmars die toch ook over zeven heuvelen ging, maar deze heuvelen zijn kostelijk en ook weelderig volgebouwd en ze liggen aan het brede water van de Puget Sound die uitgeeft op de oceaan en dan gaan ze de namen in Middelburg maar weer eens oefenen terwijl hij met Isadora onderduikt in Underground City en daar laat hij zich met de beste schoenen en ook nog met twee maatkostuums wat je noemt optuigen, nee zeg maar rustig: versieren, en zij maar weer proberen ‘der melder marten’ en hij hoeft er geen duit voor te betalen en ze dwalen kwebbelend en giechelend over de golvende paden van het stadspark dat fonkelt van de herfst en ze rijzen omhoog in de lift van de Space Needle en hij begint weer: ‘'t Haentje te Paert’, en boven in het restaurant kijkt hij totaal overdonderd rond, en daar ziet hij voor een stekkie de oceaan achter de stad en dan met zijn tweeën de volgende dag omlaag naar the Waterfront waar ze red snapper eten in het sierlijk vormgegeven restaurantje van Isadora's oude schoolkameraad Teddy die hen vrijhoudt en daarbij ook nog eens de beste wijnen van Californië serveert en bij Pier 59 bewonderen ze de zeekoeien en de maanvissen en de haaien, en hij roept balorig waar zijn de stekelbaarsjes, en waar zijn de drie snaphanen, maar dat hebben ze in het Seattle Marine Aquarium niet te bieden, en dan weer gearmd de talloze trappen op tussen de oude houten huizen naar Pike Place Market en ze snuiven de verse vis op en hij wordt helemaal wee van de ontzaglijke overdaad aan groente en fruit, en hij gilt om de kat in de boomgaard en ze schaamt zich toch wel een beetje en hij koopt ook nog een schilderijtje van een roeibootje in Puget Sound met de bergen op de achtergrond en zij tikt bij een oude handelaar in oude
rotzooi een waterklokje op de kop voor op het toilet, en Jeffrey is beslist geen vervelende vent want hij nodigt Rutger zonder bezwaar uit voor een persoonlijke rondleiding door de assemblagehallen van de Boeing-fabrieken in Everett, en Rutger durft daar bijna niet om zich heen te kijken, zoveel ontzag overvalt hem voor het vernuft van deze constructeurs, en hij mag alle stappen meemaken, hij ziet de jonge vliegtuigkarkassen en de
| |
| |
lasapparaten en de takelwerken voor de motoren, maar ook treedt hij binnen in een volledig afgebouwd model en hij mag als een jochie zitten in een zetel van de cockpit en Jeffrey legt hem zo goed hij maar kan het digitale vernuft uit dat de mensen hoog aan de hemel houdt tegenwoordig, en dan wordt het een dagreisje met de auto, want ze moeten beslist naar Mount Baker en dan gaan ze de dag daarna op een boottochtje dat Teddy's chefkok heeft geregeld, ze kunnen natuurlijk met de grote toeristenboot, maar met zon tuffend dingetje over de golven klotsen is toch heel wat spannender omdat je lekker tussen de vele eilandjes van de San Juan Archipel door kunt crossen en dan soms eens een keertje aan land gaan en de rotsen bewonderen en de stroomversnellingen van de oceaan die zich hier toch een beetje kleintjes moet wanen, en weer stappen ze in de auto, de gouden toelast, kun je dat ook nog zeggen, want nu wordt het een heel serieuze onderneming, en eerst laat Rutger zich door de ontzagwekkende gletsjers overdonderen die wegglijden van de 4392 meters die als Mount Rainer heersen over een omtrek van wel 200 kilometer, maar eenmaal aangekomen sjokken ze gezellig door de dalen met hun rijkdommen van mossen en varens, en fluisteren van ‘'t Haentje te Paert’ of ‘de Milde Maerten’ en dat lukt haar zo langzaamaan, wandelen ze zelfs een stukje over de flanken van de berg tussen de kalme Douglassparren en de rode ceders die alles al achter de rug hebben als waren ze met zijn allen nu al de herinneringen van Pietje Kort Verblijf aan zijn lange bestaan op aarde en al zijn prachtige liefdes en zijn geweldige successen als veldmaarschalk totdat hij dan eindelijk weer terug moest en ontdekte wie hij nu werkelijk was en waar het nu eigenlijk om ging, het ging om de gouden toelast, maar daar kom ik misschien nog op, en ze reizen door Vermont en ze komen zo maar opeens, daar had Isadora nog niet eens aan gedacht, in Rutland terecht, maar ze zijn
voor de Vermont State Fair and Exposition net een paar weken te laat, waar dan weer het grote genoegen tegenover staat om het buiten alle proporties vallende spooremplacement te mogen bekijken, want hoe klein het stadie met zijn goede 15.000 inwoners ook mag zijn, hier komen de treinen van wel zoveel Amerikaanse windstreken samen, en in Utah gaat de reis onontkoombaar verder en ze trekken het Arches National Park binnen, door de hitte langs de rode zandstenen structuren van wind en aarde op en ook van een geschiedenis die nooit geschiedenis wordt, en hij snikt van ontroering als zij zich laat fotograferen met zo'n gigantische stenen boog op de achtergrond en hij kijkt van haar ogen weer eens weg naar de tientallen meters rotszuilen en naar de spitsen en de voetstukken die geen spitsen en geen voetstukken zijn, en hij wenst zich een sprookje toe waarin de mensheid minstens zo oud en minstens zo indrukwekkend kan worden als al dit gesteente, want dat wordt verdomd eens tijd, zegt hij dan tegen haar, en ze glimlacht wat teen haar zeilde Maerten zet ze d'rbij en ze ze dat ze zelf toch al redelijk trots is op de Boeing-fabrieken, en hij hoort haar, als hij alles wegslikt wat hij nu moet wegslikken en als ze eens wist hoeveel hij nu wel niet moet wegslikken, dan hoort
| |
| |
hij haar vertellen van de nachtelijke dieren, van de prairievossen en de prairiewolven, en ze heeft wel eens ooit, zegt ze, zo'n jonge vos zien springen over een greppel en hoe het beest toen in de greppel belandde en een pootje verzwikte, en o ze had hem moeten helpen maar ze durfde niet, ze was bang voor een beet, niet van de vos, ze was vooral bang voor een beet van een onverhoedse ratelslang, een onverhoedse schorpioen, dat is nog niet alles, mensen zegt ze, mensen, er is nog zoveel meer, Fiery Furnace staat ons ook nog te wachten, dus dolen ze in de ondergaande avondzon door een wirwar van smalle kloven en het gesteente wordt bloedrood en Rutger voelt zijn eigen bloed nu ook al verlangen naar een of ander samenvallen, en hij weet heus wel welk, maar nu is het de aarde denkt hij, het diepst van het allerdieAste diep, het bordeaux oxhoofd van de stenen, wel ja. Californië wacht, Californië wacht, en ook het spookstadje Calico is Rutger genadig, want de wind jaagt er door de brede stoffige straten die men graag stoffig bij hun verlaten zilvermijn liggen laat, en dan is het tijd voor de enige ware stad, zoals zij die ene stad meent te mogen noemen terwijl ze al snel moet bekennen dat ze er nauwelijks ooit is geweest, ze komen er binnen na de witgestuukte muren van Santa Barbara en de brede stranden die glanzen van het zand en zich bijna schamen voor de diepe tinten groen en blauw waardoor het water zich dagelijks laat overweldigen en hij heeft het er met haar over de slotscènes van Whatever happened to Baby Jane en hoe hij altijd bijna moet huilen als de badgasten opdringen rond Bette Davis die daar dan een vileine oude taart in kinderjurkje staat te spelen en iedereen krijgt in de gaten hoe zielig en lief die door de politie gezochte griezel toch eigenlijk is en hij durft dan al bijna niet meer te kijken want dat doet hem altijd zo'n verdriet, o milde Maarten, zegt ze, o milde Maarten en ook was er nog Yosemite
National Park, geen woord bracht hij bij de aanblik van de granieten ravijnwanden, de bergweiden en verstilde meren nog uit, en hij zonk neer als om te bidden voorr het behoud van de bergtoppen en het ruisen van de watervallen, hij zegt, dit moet wel de stem van de berggod zijn, en Isadora moet hem van haar kant gierend van de lach omhoogtakelen, kat in de boomgaard gilt ze, kat in de boomgaard, en hij zegt en ze snapt er steeds minder van: doe me een blinddoek om, ik wil het niet meer zien, en zo komen ze in San Francisco aan, na een korte stop bij de ster van Bette Davis in het plaveisel van Sunset Boulevard, en toch, hij blijft graag een botte Hollander, maar minstens zo indrukwekkend als de Zeelandbrug blijkt toch heus de Golden Gate Bridge, daar kan hij niks tegenin brengen, en eerst moeten ze nog door het park en ze gaan de Japanse theetuin in, kat in de boomgaard, begint hij nu weer, en ze drinken er Japanse thee, en om Azië dan maar helemaal toe te laten in zijn levenn dat zich daar normaal gesproken liever buiten houdt en hij kijkt het meisje meteen aan wie hij dit verhaal in de trein vertelt een beetje verontschuldigend aan, nemen ze niet alleen kennis van de collectie van het M.H. de Young Memorial Museum waar hij gloeiend trots op wordt vanwege de Cellini's en de Goya's en de Rembrandts en de Watteaus, maar dan
| |
| |
dwalen ze dus op hetzelfde toegangsbiljet door de rustgevende ruimten van het Asian Art Museum, en hij bekijkt het lakwerk en de fijnzinnige tekeningen en vergeet Isadora, stilletjes aan vergeet hij Isadora dus toch, het lukt hem, het lukt deze milde Maarten, en nu begint hij zichzelf ook al zo te noemen, terwijl hij zich toch heus schuldig voelt, en hij ziet niet eens meer haar ogen, hij verzinkt in de opengewerkte spleten die vast ogen en de mond moeten verbeelden in het Koreaanse aardewerken beeldje dat een fluitist verbeeldt aan wie zo'n beetje alles niet klopt, de rechterarm is veel wijder en dikker dan de andere, en het rechteroog zweeft hoog boven het linker, en dan van alles losgerukt wandelen ze met zijn twee. Wandelen over de brug, en ze lopen helemaal niet met zijn twee, hij was Jeffrey helemaal vergeten te vermelden, maar die hebben ze vanmiddag toch van het vliegveld gehaald, dat weet hij toch wel, en die vertelt hem zijn wel erg saaie levensverhaal en het is verdomd een lang verhaal voor zo'n saai levensverhaal en Isadora blijft een hele tijd een eindje achter ze en dan begint Jeffrey ook nog te sputteren dat zijn Isadora niet zomaar de eerste de beste is en drukt het Rutger rijkelijk op het almaar bedruktere hart dat hij zich in zijn vrijheid tegelijkertijd net zo onhandig voelt als die aardewerken fluitist en wat een geschenk is zo'n lieve aardige, mooie vrouw voor Jeffrey toch geweest na dat vervelende auto-ongeluk van zijn eerste echtgenote, maar zo handig als Rutger bij vlagen toch heus wel is, zeker als hij zich zo verschrikkelijk onhandig voelt, kijkt hij prompt naar de steeds beperktere afmetingen van de cruiseschepen die 66 meter onder hem zich voortduwen door het donkerblauwe water en hij laat een verrukte kreet, hemels haentje te paert, want voor het eerst past de Queen Elisabeth zomaar in zijn linkerhand - en hij probeert ook de rechter, en daarmee is het evenmin een probleem, en de zon beantwoordt aan alle wensen die men op
de grote brug van Frisco het licht maar kan stellen, want zij gaat als een cruiseschip onder. Volgens Rutger is het toch heus Isadora die hem boven de Golden Gate voor het eerst totaal maar dan ook totaal komt zoenen en hij ontbloot Isadora's linkerschouder en drukt ook nog eens een kus op die ontblote linkerschouder met zijn glanzende ronding, en zijn handen gaan voor het eerst, nu pas voor het eerst omlaag naar precies die billen, kat in de boomgaard, die hij zo lang leek te zijn vergeten, het is alsof hij door het scherm van zijn televisie heengrijpt en eindelijk die lieve mooie Bette Davis dicht tegen zich aan kan drukleen en haar eindelijk uit mag kleden, wie heeft dat op tv verdomme ooit mogen doen. Maar ten langen leste zegt Isadora dat Rutger echt naar huis moet, en terwijl ze allang niet meer tegen die reling staan te flikflooien, moet hij begrijpen, zegt ze, dat Jeffrey zich er verder niet mee wil bemoeien dat het dus echt haar eigen keus is, dat het hierbij moet blijven, dat het hiermee ook gewoonweg ophoudt, dat ze zielsveel om hem geeft, Rutger de Jong, jij milde Maarten, bordeaux oxhoofd, jij oude gouden toelast, en ik blijf altijd trots op jou en je familie vanwege dat museum. En ik zal altijd aan je blijven denken.
| |
| |
Met de juiste timing terugkeren op de juiste plek is voor hem lang innig verbonden geweest met snelheid, hoe harder de mannen op weg waren naar de terugkeer, hoe uitgebalanceerder hun bolides, en die wagentjes maar rondjesrijden, steeds wanhopiger op zoek naar het einde, toch steeds opnieuw weer een nieuw begin opnieuw en opnieuw en almaar weer en iedere keer ieder begin als precies hetzelfde einde en vaak wel 64 ronden lang, en zo spoelde hij de films van Bette Davis heen en terug, en op de brug dacht hij er even aan hoe zijn opperste lichtvoetige tearjerkster als plantersdame te Singapore haar minnaar bij zich laat komen, hem dan koelbloedig afknalt en maar doen alsof die kerel haar zomaar zonder reden had aangerand. Ach oxhoofd, fluistert hij zichzelf toe en hij denkt even aan zijn dochtertje.
Vanuit Frisco neemt Rutger het vliegtuig en Jeffrey is tevreden, wuift hem vrolijk uit. Isadora is in het hotel gebleven, ze wil nog naar de fitness. Rutger vond dat geen belediging en houdt zich nog een dag of zeven op in New York, stort zich in het nachtleven. In Walter's, zo'n voddige discotheek in een treurige achterafstraat, duikelt hij Julie op, en ze trakteert hem eventjes op een pijnlijk zachte herinnering want ze blijkt negentien en hij denkt eventjes, heel eventjes ook dat hij zich net zo goed voor haar billen wil interesseren, maar hij heeft er genoeg van om een vrouw te moeten nakijken als ze de trap op rent, wil wel eens een mooie liefhebbende punchline horen knallen, iets anders dan die ene zo wordt het nu weI heel erg anders, vergeet hij de dagen in de berm van Francorchamps en denkt, ik hoef niet de hele tijd rondjes te rijden, ik hoef niet de hele tijd opnieuw te beginnen, en dan beginnen ze elkaar op zijn hotelkamer uit te kleden, het jonge meisje bestijgt hem en het wordt wel een lang verblijf voor een onenight-stand.
Op Heathrow moet Rutger overstappen. In de drukte van de hal haast zich een piekfijn geklede boomlange kerel zonder op of om te kijken pal in zijn richting. Het grijzende, maar nog steeds voornamelijk gitzwarte haar is zorgvuldig naar rechts gekamd, en de minstens zo zwarte en ook minstens zo zorgvuldig uitgekozen regenjas valt over een hoge, taps toelopende antracietkleurige koffer die met zijn wieltjes geen andere keuze heeft, die moet wel mee.
Rutger herkent de man. Het heeft even geduurd maar we zijn weer terug, wat mooi, ja, ongelooflijk. Het is zijn broer, het is zijn oudste broer, het is de persoon die Rutger sinds zijn scheiding en al het misbaar van zijn dochter over die vuilak van een vader al zo'n jaar of acht niet sneer heeft gesproken, niet meer heeft gezien, en hoe woedend zijn broer wel niet was toen het meisje hem die eerste keer opbelde met die huilerige verhalen over hoe haar pa haar steeds in haar blootje de trap op liet rennen, en dan moest ze terugkomen,
| |
| |
en opnieuw en opnieuw, en ze leek niet, dat zei hij dan, op zijn enige ware grote liefde, ze moest het toch beter kunnen, en toen vond iedereen Rutger een vuile schoft, en ze zeiden: blijf zo ver mogelijk van je kinderen vandaan en meteen herinnert Rutger zich onherroepelijk de laatste woorden die zijn broer over de telefoon tot hem richtte, maar overmoedig wuift hij nu toch liever, en er maar niet meer aan denken, jongens - al blijft hij wel een beetje schuchter. En de zakenman die toch ook nog altijd zijn broer moet willen zijn, komt tot stilstand en gromt: ‘Waar kom jij vandaan?’ En de billengluurder van de familie geeft een typisch billengraaiersantwoord: ‘Ach, ik kom van de Golden Gate, de gouden toelast, zeg maar, maar daar kom ik nu pas op, had ik toen moeten zeggen. Ze noemen me tegenwoordig de milde Maarten, dat wil zeggen, in Amerika, ik weet niet wat jij daarvan vindt...’. ‘Ach jongen, laten we eerlijk zijn, was je ooit wat anders? Ik bel je nog. Ik moet nu mijn vlucht halen, sorry. Maar ik bel je. Zo gauw het maar even kan. Milde Maarten - wat een vondst. Ik heb het toch altijd al gezegd: er zit veel meer verstand in die Amerikanen dan je denkt’.
| |
| |
The End
|
|