Parmentier. Jaargang 12(2003)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Pieter Boskma Gedichten De regenstrepen van Hiroshige snijden de dag in tweeën: over de rivier van kobalt en parelmoer waaiert een okeren maanlicht. Haarscherpe silhouetten sjokken westwaarts op de brug, zetten zich schrap tegen hun lot, buigen naar de onbedorven eenvoud van het daglicht, trekken het gezicht van de aarzeling en zeggen dan dat dit niet kan... dat dit toch echt niet kan... Er is geen verlossing uit de tweespalt van de einder. Ook over Holland trekken dag en nacht dezelfde wolken. De streep van een karrenpad boort zich in een stadshart. Twee rijen ijle bomen worden ijler dan hun dromen en men ziet in: het kan... het kan... Aan deze kant der lentemaan boven Nagakubo, hult Meindert Hobbema in hetzelfde zachte oker ieder sprietje najaarsgras. [pagina 48] [p. 48] In de stralend gouden avondgloed van Aelbert Cuyp dromen de koeien als antieke goden. De spiegel van het bergmeer opent het binnenste zien. De hemel en de aarde rusten in elkander uit. Men zou wel willen lopen over het gele water en zo de wolken raken en nooit meer ontwaken. Zeilen ruisen uit de verte als een meisjesstem, of zijn het nevelen, en is de stem van Hem? Waar na dit landschap nog naar toe te gaan? Een rode boom ontbrandt tegen weids kobalt. Oranje sterren regenen door de spasmes van zijn takken. Er is geen rust in het heelal. Slechts in tere deining van blauw en grijs en roze, verzoent Piet Mondriaan de eest met de natuur. Vorige Volgende