Jannah Loontjens
Lekker ding
Is het erg dat de literatuurkritiek in Nederland nog altijd door mannen wordt gedomineerd? Dit is een vraag die niet van deze tijd lijkt. De strijd om gelijke beoordeling van vrouwelijke en mannelijke auteurs hebben we allang achter de rug. Dat het in de literatuur om de kwaliteit van de geschreven tekst gaat, en dat het geslacht van de auteur er niet toe doet, is inmiddels een platitude. Toch dringt de bovengenoemde vraag zich plotseling weer op bij het lezen van recensies waarin de recensent duidelijk moeite heeft om het besproken boek los te zien van de vrouw die erachter schuilgaat.
Zo begon Adriaan Jaeggi in Het Parool (20 december 2002) zijn recensie van mijn dicht- bundel Varianten van nu met de opmerking: ‘Een lekker ding. Laat ik dat maar vast zeggen,’ waarna hij uitgebreid inging op de portretfoto die op de achterkant van het boek staat. Rob Schouten, die het ooit tot bijzonder hoogleraar literaire kritiek bracht, besprak op zijn beurt in Vrij Nederland (13 september 2003) vijf dichtbundels van jonge dichters, waarvan de enige overeenkomst de sekse was. Volgens Schouten was er echter een nieuwe generatie jonge dichteressen opgestaan, die te vergelijken is met ‘Britney Spears, Shakira en ennifer Lopez’.
‘Wie had dat in zijn kwiekste feministische dromen kunnen denken?’ begint Rob Schouten zijn artikel. Even verderop zegt hij dat ‘dit misschien wel de producten van de laatste emancipatiegolf zijn’. Zou Schouten iets begrepen hebben van welke vorm van emancipatie dan ook? Voor hem zijn bepaalde onderwerpen ineens choquerend wanneer ze door een vrouw worden verwoord. Bijna verontwaardigd stelt hij vast dat ook de vrouw nu over begeerte kan schrijven. En niet zomaar één vrouw, plotseling doen ze het allemaal. Althans, in zijn kwiekste dromen.
‘De begeerlijke, begerende vrouw is aan het woord,’ stelt Schouten vast en verklaart: ‘Misschien is het ook zo verbazingwekkend niet nadat in de zusterkunst de Spice Girls plus nasleep het lekkere mondige ding in het zonnetje zetten en we (...) vierentwintig uur per dag van de ongebreidelde vrouwelijkheid op de televisie kunnen smullen.’ De poëzieprofessor besluit deze scherpzinnige introductie met de kreet: ‘De schaamte lijkt nu wel definitief voorbij!’
De schaamte lijkt inderdaad voorbij, en wel die van Rob Schouten zelf. Dat de Spice Girls een product zijn van een uitgebreide marketingstrategie en dat hun stijl en muziek gevormd worden door commerciële belangen waarmee ze lijnrecht tegenover de individuele overpeinzingen van de dichter staan laat Schouten koud.
Dichteressen of popsterretjes, ze zijn in zijn ogen ten eerste sexy vrouwen en dit werkt bijzonder afleidend bij het lezen van gedichten. Het heeft zelfs als gevolg dat Schouten nog maar één ding in de dichtbundels kan terugvinden: lust en liefdesperikelen.
En als de dichteressen toch niet zó duidelijk over lust blijken te spreken, dan gaat het volgens Schouten schaamteloos over gevoelens, zoals hij mede over mijn dichtbundel vaststelt. Om dit te illustreren citeert hij de beginregels van een gedicht, waarin de ikfiguur zich met een blad identificeert. Het gedicht eindigt als volgt: ‘door mijn fijn vertakte aderen / welt wit spuug van goden, / het chlorofyl voor de mensen / het bloed van de bladeren’. Dat Schouten ook dit als een