zelfs bij kan dragen aan de intrige. Dat is wat Harry Mulisch ‘het domme talent’ noemt, en werkelijk een blik in de schrijfkamer. Dat Rosenboom in de recentste uitgave van Publieke werken het bridgespel heeft geschrapt en er whist van heeft gemaakt, nadat hij erop gewezen was dat bridge pas in 1925 is geïntroduceerd, - ach, zoiets kan de beste overkomen. Een wezenlijk argument voor het je documenteren kan ik er niet in zien. Er is immers ook de mogelijkheid dat de schrijver zijn bedoelingen heeft met het afwijken van de historische werkelijkheid (‘höhere Intentionen’ noemde Goethe dat), en ook dan zal hij brieven van lezers ontvangen. Er is ook iets geks met de lezing over het personage, die prima wordt samengevat door haar titel: ‘Het literaire personage is een strevend personage’. Het streven impliceert tegenkrachten, wat weer drama oplevert. Zit iets in, alweer, maar klopt niet helemaal. Rosenboom gaat de wereldliteratuur en de populaire kunsten langs en concludeert dat iedere hoofdpersoon iets wil: ‘Wat wil Faust? Faust wil kennis. Wat wil Oblomov? Oblomov wil een strevend figuur worden. Wat wil Bontekoe? Bontekoe wil Indië bereiken. Wat wil Donald Duck? Donald Duck wil aan zijn eeuwige misère ontsnappen door van een buitenkansje te profiteren [...]. Wat wil Al Bundy van de serie Married with Children? Precies hetzelfde als Donald Duck.’ Hij noemt een tegenvoorbeeld: De idioot van Dostojevski. De hoofdpersoon is nu juist bij uitstek vrij van ieder streven ‘en vormt zo als het ware het volstrekt onveranderlijke, onkwetsbare en neutrale, om niet te zeggen lege centrum van de roman.’ Toch vindt Rosenboom dit een grote roman, en waarom? Het streven vindt er ‘excentrisch’ plaats: de figuren om dit lege centrum heen willen allen bij hem in de gunst komen. Dáár
speelt zich het drama af, aldus Rosenboom.
En zo lust ik er nog wel een paar, want op deze manier kun je ieder boek herformuleren naar het principe van het streven. Rosenboom wijst De toverberg van - weer - Thomas Mann af vanwege ‘de afwezigheid van een volgehouden, centraal streven bij de hoofdpersoon [...]. “Wat wil die Castorp toch?” vraag je je met toenemende ergernis af.’ Maar ook in De toverberg is er sprake van excentrisch streven, want ook daar is de hoofdpersoon het doel van het streven van omringende personages, van de artsen en de tafelgenoten tot aan de jezuïet en de humanist. En is het finale duel tussen Naphta en Settembrini geen drama?
De stellingen over het personage kunnen naar mijn smaak volledig gesubsumeerd worden onder die over de intrige. Heel eenvoudig luiden die: iemand heeft een probleem; daar gaat hij wat aan doen; ‘al doende, na aanvankelijk succes, schiet de hoofdpersoon zijn doel voorbij en ontketent hij krachten die hij niet heeft voorzien en niet meer beheerst, liefst met zijn eigen ondergang tot gevolg.’ Wie dit aanvaardt heeft dat hele streven toch niet meer nodig? Drama en dialectiek komen hier als vanzelf uit voort. En hier is het, zoals gemeld, dat Rosenboom de nadruk legt op het klassieke van de roman die hij beschrijft, welk adjectief de ruimte laat voor het niet-klassieke, zodat de eisen wat minder boud aan alle literatuur worden opgelegd.
Rosenbooms stellingen gaan op voor vele romans en bieden enig inzicht in het ontstaan ervan. Het is allemaal goed opgeschreven, met de nodige fijnzinnige ironie (hiervan getuigen de citaten hierboven). Maar zeer sympathiek is de volgende ontboezeming tegenover Arjan Peters: ‘Er is geen recept voor literair welslagen.’ Zelfs hij dus maar een ploeteraar in de wijngaard des Heren.
Thomas Rosenboom, Aanvallend spel. Vier lezingen over schrijven, Querido, Amsterdam, €9,90.