Dat Distel dit zou gezegd hebben, leek me bijzonder onwaarschijnlijk. Zij wéét dat holocaustontkenners garen spinnen bij dit soort verhalen. In de jaren vijftig en zestig was er al eens een hetze rond de gaskamer van Dachau. Goed bedoelende overlevenden, journalisten en enkele historici hielden vol dat er op vrij grote schaal in was vergast. In nogal wat boeken uit die tijd staat een foto van de gaskamerdeur met een Amerikaanse soldaat ernaast. Op de deur een doodshoofd met knoken en daaronder: ‘Gaszen Zu... Auf..’ (de uren werden met krijt ingevuld), ‘Vorsicht! Gas! Lebensgefahr! Nicht öffnen’. In werkelijkheid gaat het om de deur van een van de ontluizingskamers voor kleding.
Holocaustontkenners toonden aan dat de gaskamer van Dachau waarschijnlijk niet gebruikt werd, en extrapoleerden vervolgens de ‘gaskamerzwendel van Dachau’ tot de hele genocide. Volgens sommigen hadden de Amerikaanse bevrijders gevangen genomen ss'ers gedwongen om de gaskamer en de crematoria te bouwen, kwestie van de Duitsers te diskrediteren. Deze leugen werd weerlegd aan de hand van filmbeelden die een Amerikaans journalist kort na de bevrijding had gemaakt. Daarop zijn enkele vooraanstaande Dachauers te zien die door de Amerikanen werden gedwongen om het kamp, de crematoria en de gaskamer met eigen ogen te aanschouwen.
De discussie over de gaskamer van Dachau (en over een aantal verzonnen gaskamers) escaleerde, ook al omdat bij de felle repliek op de ontkenners vaak onjuiste informatie werd gebruikt. In augustus 1960 maakte Martin Broszat, een gerenommeerd Duits historicus, in een krantenbericht duidelijk dat er in Buchenwald of Bergen-Belsen geen gaskamer was, dat die in Dachau nooit heeft gefunctioneerd, en dat de massamoord op de joden in uitroeiingskampen in Polen werd voltrokken; op het grondgebied van het oude Duitse Rijk werd niet massaal vergast. Negationisten verdraaiden dit direct tot een ‘bekentenis’ dat er nergens massaal werd vergast.
Niks over dit alles bij Ryback. Hij twijfelt wel aan de geloofwaardigheid van Martin, noemt hem nu en dan een vermeende overlevende, maar dat van die gaskamer blijft hij slikken. Hij heeft het zowaar over ‘de eerste massavernietigingsinstallatie van Europa’. Onduidelijk blijft waarom Ryback meer geloof schenkt aan zijn verwarde getuige dan aan de getuigenis van de kapo van het crematorium die altijd heeft volgehouden dat de gaskamer nooit gebruikt werd.
Ryback had een paar geloofwaardiger getuigen kunnen vinden. Dr. Frantisek Blaha bijvoorbeeld. Deze Tsjechische gevangene werd in Dachau gedwongen mee te werken aan de verschrikkelijke medische experimenten. Op verscheidene naoorlogse processen getuigde hij dat hij in 1944 op bevel van ss-arts Sigmund Rascher, die de leiding had over de experimenten, de lijken van een tiental vergasten heeft moeten schouwen.
Direct na de oorlog heeft ook een vooraanstaande Belgische overlevende, Arthur Haulot, getuigd over vergassingen in Dachau. Haulot werkte in het Revier, de ziekenboeg, en zag daar dertien gek geworden gevangenen afvoeren. Niemand heeft ze teruggezien, ook al verlieten ze het kamp zeker niet. De kapo belast met het toezicht op de ontluizing (in de bij de gaskamer gelegen desinfecteerkamers) verzekerde Haulot dat ze vergast werden.
Dat historici niet kunnen verklaren waarom de gaskamer in Dachau nooit in gebruik genomen werd, is een zwak punt. Oud-gevangenen beweren dat ze de bouw hebben gesaboteerd. Dat zal wel, maar de gaskamer was eind 1943 of begin 1944 wel voltooid. Het staat zo goed als vast dat Rascher er enkele experimentele vergassingen heeft laten uitvoeren. Het bordje in de gaskamer