Parmentier. Jaargang 10
(2000-2001)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| ||||
Jenneke Harings
| ||||
1In Kinderjaren lijkt een joods jongetje, naar de leeftijd is het gissen, zijn verhaal te vertellen. Het is echter een volwassen man die het verhaal van zijn jeugd vertelt. Om dit te beschrijven kiest hij niet voor een afstand, door zich als alwetende verteller op te stellen, maar doet een stap terug in de tijd. Zijn eigen herinneringen herinnert hij zich in kindertaal. Dat het in het verleden speelt bewijst de onvoltooid verleden tijd en alwetend is op dat moment niemand. Zijn herinneringen vormen een chronologisch verhaal dat zich, nadat ook het transport er naartoe is beschreven, voornamelijk in het concentratiekamp Bergen-Belsen afspeelt. De jongen verliest daar zijn vader en later, net voor de bevrijding, ook zijn moeder. Dit alles wordt beschreven in de ik-vorm, en het hele verhaal is opgebouwd uit strakke, heldere, korte bondige zinnen zonder moeilijke woorden. Ook veel verkleinwoorden. Kindertaal. In het talige verhaal ligt identificatie met de jongen voor de hand. Dit is tot op zekere hoogte mogelijk. De kindertaal zorgt ervoor dat de verwondering van het kind overgedragen wordt op de | ||||
[pagina 108]
| ||||
lezer. Elke lezer echter, weet nu meer dan het kind nu weet. Dus de verwondering gaat verder bij de lezer. Het is als een film waar de held van achter belaagd wordt en je wilt zeggen: ‘Pas op, achter je!’ Het kind is de verteller, de lezer ‘al’wetend, waardoor naast identificatie ook een afstand ontstaat. Zelfs zonder de precieze feiten en het verloop van het verhaal te kennen, dringt de betekenis tot de lezer door. Deze reportage-achtige taal is op dit moment toereikend om de waanzin te beschrijven. Er gaat een dreiging uit van elk kinderlijk verteld voorval: Toen zag ik de dode mensen. Er lagen lakenpakken. Uit sommige staken ledematen. Er lagen blote mensenlijven. Sommige hadden nog een broek aan. Zij lagen rommelig neergegooid kriskras door elkaar. Eén lag er met zijn rug op een stapel en met zijn hoofd achter over naar beneden hangend. Ik zag hem op zijn kop. Grote donkere ogen. Zijn armen hingen opzij. Hij was heel mager. Een ander lag met zijn hoofd opzij op zijn ene gestrekte arm. De andere arm was weg. Er lagen ook losse armen en benen. Kindertaal verheldert. De verwondering van een kind, zal bij iedereen - die er uiteraard niet was - aanwezig zijn bij het lezen over vernietigingskampen. Negatieve verwondering. Verbijstering. De simpliciteit van kinderwoorden verhult niets. | ||||
2Het Nieuw Vlaams Tijdschrift wijdt in 5975 een nummer aan Hugues C. Pernath; de dichter is juist overleden. In dit nummer staat een suite van negen gedichten uit 1967. Deze zijn gevonden tezamen met negen abstracte composities van Jo Verbrugghen. De gedichten dragen de sporen van het verblijf van Pernath in Polen waar hij ook Auschwitz bezocht: La porie principale.
Arbeit Macht Frei.
143. Oswiecim-Brzezinka.
Le monument élevé dans l'ancien
Camp d'Auschwitz-Birkenau.
144. Oswiecim.
Plaque commémorant
les instituteurs assassinés
au camp d'Auschwitz.
145 Oswiecim.
Plaque commémorant
les instituteurs assassinés
au camp d'Auschwitz.
De waarlijke pijn van andere systemen.
De razernij. De omschreven verbazing.
De huid en het bloed.
| ||||
[pagina 109]
| ||||
Het is een indringend gedicht. Ook zonder de composities (die ik niet heb gezien). De eerste twee verzen zullen iedereen tot de verbeelding spreken. Het ijzeren hekwerk, dat nog overeind staat, is het beeld voor alle concentratiekampen. Elk kamp is Auschwitz. Waarom in het Frans erboven: ‘La porie principale’ - de hoofdingang? Waarom het vervolg in het Frans? Het is een Nederlands gedicht, wat niet alleen blijkt uit de laatste drie verzen, maar ook uit de rest van de suite, waar behalve één keer een paar Poolse woorden, geen andere taal meer voorkomt. In ‘De waarlijke pijn van andere systemen’ wordt direct duidelijk waarom het Frans wordt gebruikt (maar ook waarom de cijfers - willekeurig, naar aanleiding van de compositie, of zijn de jaartallen '43, '44 en '45 herkenbaar? - gebruikt worden). De genummerde delen hebben veel weg van een systeem; een ander systeem (een andere taal) roept onbegrip op, en herinnert wellicht direct aan de waanzin van de verschillende (willekeurig) gehanteerde systemen van de Duitsers, bij Pernath na jaren blijkbaar nog voelbaar. Het lijkt of de dichter na al die jaren een soort van berusting wil doen vermoeden door in eerste instantie niet Auschwitz te noemen, maar de nu weer gehanteerde Poolse naam Oswiecim. Ook Birkenau wordt weer Brzezinka. In vers 6 en vers io valt de tweede naam - behorend tot de categorie ‘wordt altijd in een adem genoemd met’ - zelfs weg. Er is weer een Pools dorp. Een dorp met een litteken. Echt wegvallen kan het niet, want elke keer wordt toch Auschwitz herhaald. Er zijn dan uiteindelijk maar weinig woorden nodig om weer te geven waar Auschwitz nu nog toe in staat is. Opnieuw ‘De waarlijke pijn van andere systemen’, maar ook ‘razernij’ en ‘omschreven verbazing’. Razernij spreekt voor zich. ‘Omschreven verbazing’ valt op verschillende manieren uit te leggen. Is het bovenstaande in het gedicht een beschrijving van de verbazing die een in het gedicht afwezige ik ten deel valt? Of wijst ‘omschreven’ in de richting van ‘beschreven, maar nooit de kern rakende’, met andere woorden, is er altijd om de verbazing heen geschreven? Voor beide valt wel te pleiten. Ook lijkt in ‘omschreven’ een ander woord mee te klinken: ‘omstreden’, en dat is ook erg passend, maar goed, dit klinkt alleen maar mee. En dan het laatste vers: ‘De huid en het bloed’. Auschwitz kan zelfs iets wat al jaren uit het kamp - Auschwitz is de facto geen kamp meer - verdwenen is, opnieuw laten zien. Het is dus opmerkelijk dat de in eerste instantie opgeroepen ‘andere systemen’ - het Frans en de opbouw in cijfers - des te doordringender een waarachtigheid laten zien. De ‘andere systemen’ blijven weliswaar verhullen, maar laten zien wat die verhulling betekend zou kunnen hebben. | ||||
3Opmerkelijk is het verschijnen van Maus - a survivor's tale (1992)Ga naar eindnoot1. van Art Spiegelman. Het is een stripverhaal, waarin de joden muizen zijn en de Duitsers katten. De zoon van een Auschwitzoverlevende schrijft het verhaal van zijn vader. Het proces van vertellen van de vader aan de zoon en het schrijven van het boek wordt meegenomen in de strip. Het is opnieuw een herinneren, dat ook nog eens indirect - want door de zoon - wordt opgeschreven en neergetekend. Het door de vader, Vladek Spiegelman, vertelde verhaal is een indrukwekkend relaas van een Poolse jood, die nadat hij (en zijn vrouw) in verschillende jodengetto's heeft gewoond, in Auschwitz terechtkomt en de oorlog uiteindelijk overleeft door toeval, heel veel geluk en wilskracht. Het verhaal van de totstandkoming van het boek, het verhaal van de zoon, laat zien hoe de | ||||
[pagina 110]
| ||||
relatie tot zijn vader is, en hoe Auschwitz ook impact heeft op zíjn leven. Het leven van de zoon is ook wel het overleven van een overlevende. (Een andere zoon is overleden in de oorlog voordat Spiegelman, na de oorlog, wordt geboren; ook dit feit speelt een belangrijke rol in de relatie tot de vader). Ik noemde het verschijnen van het boek opmerkelijk. Spiegelman vond dat zelf ook, blijkens zijn opmerking aan het begin van het tweede deel: Just thinking about my book... it's so presumptuous of me.
I mean, I can't even make any sense of my relationship with my father... how am I
supposed to make any sense out of Auschwitz? ... Of the holocaust?...
En: I know this is insane, but I somehow wish I had been in Auschwitz with my parents so I could really know what they lived through! ... I guess it's some kind of guilt about having had an easier life than they did. Een stripverhaal dus, een komische strip over Auschwitz. Tijdens het lezen vergeet je dat er muizen zijn getekend. De artificiële werkelijkheid, de taligheid (inclusief de taligheid van de beelden) zorgt ervoor dat de onderliggende werkelijkheid aan de oppervlakte komt. Opnieuw wordt dus door het verpakken, verhullen van de werkelijkheid een nieuwe werkelijkheid zichtbaar, die wellicht kan raken aan wat er gebeurde. Dit bewijst het feit dat Spiegelman uiteindelijk toch in staat blijkt dit boek te tekenen. De onvoorstelbare werkelijkheid, die iemand die niet in Auschwitz is geweest zich nooit helemaal kan voorstellen, wordt door middel van tekeningen die iets absurds hebben, veel meer voorstelbaar dan een zo'n getrouw mogelijke beschrijving van wat er in Auschwitz is gebeurd. Bij mij althans. Maar helemaal voorstelbaar wordt het nooit. | ||||
4De beste taal om Auschwitz te beschrijven bestaat niet. Naast de drie talen die ik zojuist heb besproken bestaan nog talloze andere. En al die andere zijn ook niet perfect. Het is onmogelijk een taal te vinden. Je kunt je er een voorstelling bij maken, met de wetenschap dat deze nooit raakt aan wat er werkelijk gebeurde. Feiten helpen daar niet bij, beeldspraak werkt verhullend en woorden zeggen nooit wat ze precies zouden moeten zeggen. Onbegrip jegens de waanzin wordt opgeroepen en de absurditeit wordt steeds duidelijker. Maar het onbeschrijfelijke beschrijven... | ||||
[pagina 111]
| ||||
Het lijkt erop dat de werkelijkheid verpakt moet worden in een nieuwe werkelijkheid, die dan uiteindelijk het gebeurde het best kan weergeven. De onmogelijkheid er helemaal aan te raken lijkt hem dan in het feit te zitten dat Auschwitz niet beschreven kan worden als werkelijkheid, maar als onbeschrijfelijke onwerkelijkheid. | ||||
Bibliografie
|
|