Parmentier. Jaargang 10
(2000-2001)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Dirk de Schutter
| |
[pagina 4]
| |
De eerste tekst die in aanmerking komt, is de volgende passage uit Einfëhrung in die Metaphysik: Was heure vollends als Philosophie des Nationalsozialismus herumgeboten wird, aber mit der inneren Wahrheit and Grösse dieser Bewegung (nämlich mit der Begegnung der planetarisch bestimmten Technik und des neuzeitlichen Menschen) nichts das Geringste zu tun hat, das macht seine Fischzüge in diesen trüben Gewässern der ‘Werte’ und der ‘Ganzheiten’.Ga naar eindnoot1. Deze passage heeft kwaad bloed gezet bij vele commentatoren. Ze konden maar niet begrijpen dat Heidegger aan het nazisme, dat algemeen aangezien wordt als de incarnatie van al wat verwerpelijk is, een ‘innerlijke waarheid en grootsheid’ wou toekennen - en zulks niet alleen in 1935 toen hij het college gaf, maar ook nog in 1953 toen de bewerkte tekst van het college gepubliceerd werd. Weliswaar bouwt Heidegger een voorbehoud in met de opmerking dat het nazisme zoals dat zich in de jaren dertig in Duitsland heeft ontplooid, helemaal niet beantwoordt aan wat de nationaal-socialistische beweging had kunnen betekenen. Hoe dan ook dicht Heidegger hier mogelijkheden toe aan een politieke partij die nooit en nergens - tenzij in zijn eigen vermoedelijk lovenswaardige bedoelingen - heeft bestaan. Dit alles bewijst de stelling van Hannah Arendt, die de Duitse intellectuelen, onder wie Heidegger, verwijt dat ze misschien wel de geschriften van de Italiaanse futuristen hebben bestudeerd, maar nooit de moeite genomen hebben om één bladzijde te lezen van het weerzinwekkende gebral dat de naam Meipa Kampf draagt.Ga naar voetnoot2. Tegelijk kunnen we niet om de vaststelling heen dat Heidegger al in 1935, dat wil zeggen drie jaar voor de Kristalnacht, erkende dat het met het nazisme niets zou worden. Het kan niet genoeg beklemtoond worden: Heidegger heeft zich lelijk vergist in Hitler, Goebbels, Göring en consorten. Maar in weerwil van de terechte kritiek en verontwaardiging blijft het misschien mogelijk om vast te houden aan wat volgens Heidegger de opdracht van een ware en grootse politiek zou kunnen zijn: ‘de confrontatie tussen de wereldwijd toegepaste techniek en de moderne mens’. We kunnen zonder meer staande houden dat de politiek op de drempel van de eenentwintigste eeuw nog altijd voor deze opdracht staat: wat is de relatie tussen techniek en politiek? Kan de politiek grenzen stellen aan de immer toenemende kracht van de techniek? Wat dienen we aan te vangen met cloning, genetisch gemanipuleerd voedsel, nucleaire energie? Wat is de relatie tussen politiek en massamedia? Heeft de politiek nog een publiek forum of speelt ze zich af op tv en op internet? Wat te denken van de mondialisering, die zich op technisch, maar ook op economisch, cultureel en ethisch vlak voltrekt? Al deze vragen zitten vervat in die korte, aanstootgevende zin van Heidegger. Deze vragen hebben eveneens grote interesse van Hannah Arendt gewekt. In de inleiding op The Human Condition bekent zij hevig bezorgd te zijn om enkele recente ontwikkelingen: de automatisering die dreigt te leiden naar een arbeidersmaatschappij zonder arbeiders én de lancering van de Sputnik, die een fatale verloochening van de aarde als het wezen zelf van de menselijke conditie lijkt in te houden. Is het verraad van ‘Earth who was the Mother of all living creatures under the sky’ onafwendbaar, vraagt Arendt zich afGa naar voetnoot3. - en ze schijnt zich niet te bekreunen om mogelijke aantijgingen van heidendom, sedentarisme, materialisme... | |
[pagina 5]
| |
De tweede tekst die onze aandacht verdient, is ‘Überwindung der Metaphysik’. In dit opstel schetst Heidegger op een heel schematische manier de genealogie van het technologisch bestel. Heidegger is ervan overtuigd dat de westerse metafysica door een groeiende zijnsvergetelheid getekend wordt en in het technologisch bestel aan een triest einde komt. De techniek is de ‘Verendung’ van de metafysica.Ga naar voetnoot4. Als bestel, als zijnshistorische constellatie staat de techniek gelijk met de ongebreidelde heerschappij van het rekenende denken en van een geperverteerde wil tot macht. Beide horen samen in een losgeslagen brutaliteit: het rekenen deinst voor niets terug en zal desnoods de dood van miljoenen mensen of dieren berekenen, de wil houdt nergens halt en is uit op een totale macht, omdat hij uiteindelijk slechts zichzelf en de bevestiging van zichzelf wil, dat wil zeggen omdat hij wil willen: Der Wille zum Willen ist die höchste und unbedingte Bewusstheit der rechnenden Selbstsicherung des Rechnens.Ga naar voetnoot5. Het technologisch bestel is dus in wezen totalitair. Op het politieke vlak uit zich dat in de opkomst en het ontstaan van een nieuw regime: het totalitarisme. Over het totalitarisme merkt Heidegger drie dingen op. Ten eerste, aangezien het geen grenzen respecteert en nergens halt houdt, overschrijdt het voortdurend de grens van wat mogelijk is en brengt het een wereld voort waarin alles mogelijk is. Het onvoorstelbare - zij het: de totale verwoesting van de aarde - wordt een mogelijkheid waarmee rekening dient te worden gehouden. In een dergelijke optiek verschijnt het onmogelijke als een te overwinnen obstakel, als de achterhaalde ontkenning van een in het verschiet liggende almacht: Der Wille hat dem Möglichen das Unmböliche als Ziel aufgezwungen.Ga naar voetnoot6. Ten tweede, een wereld die rekening houdt met het onvoorstelbare en geen enkele grens respecteert, is wezenlijk een onwereld. Niet alleen de catastrofale dreiging van een totale vernietiging draagt bij tot de erosie van de wereld, maar vooral een verstikkende uniformisering die de wereld uitmergelt onder de dwingelandij van het eendimensionale. Alles wordt geperst in de eenvormige schraalheid van het meetbare: geboortecijfers, sterftecijfers, werkloosheidscijfers, verkoopscijfers, kijkcijfers, verbruikcijfers... Im Zeitalter der ausschliesslichen Macht der Macht, d.h. des unbedingten Andranges des Seienden zum Verbrauch in die Vernutzung, ist die Welt zur Unwelt geworden.Ga naar voetnoot7.
Ten derde, in deze barre onwereld die verschillen uitwist en cijfers verafgoodt, is ook het onderscheid tussen oorlog en vrede verdwenen. Het technologisch bestel is een gigantisch oorlogsbedrijf dat niets of niemand ongemoeid laat:
Die Welt-Kriege sind die Vorform der Beseitigung des Unterschiedes von Krieg and Frieden.Ga naar voetnoot8. | |
[pagina 6]
| |
Men kan de mening toegedaan zijn dat Heidegger te weinig over de concrete politiek spreekt en dat zijn analyse van de totale oorlog onvoldoende de situatie van Duitsland belicht. Inderdaad, Heidegger vermeldt in deze analyse het nazisme nergens bij naam; hij heeft het enkel over ‘Führer’, maar dit epitheton deformans is zowel op Hitler als op Stalin van toepassing. Toch kan men moeilijk ontkennen dat Heideggers analyse spijkers met koppen slaat. Hannah Arendt zou het in elk geval met Heidegger eens zijn, hoewel ze in haar politieke geschriften zelden naar hem verwijst. Op haar beurt zal zij beweren dat totalitaire staten zich verliezen in de waan dat alles mogelijk is en in naam van die begoocheling de wereld verbouwen tot een experimenteel laboratorium, waarin eigenlijk niets mogelijk is tenzij het gestuurd of gecontroleerd wordt. Dat dergelijke regimes een wereldoorlog uitlokken, is nagenoeg onvermijdelijk: die mondt uit in de vernietiging van de aarde en in de verwoesting van de wereld als menselijke woonplaats. In Arendts studie over het totalitarisme klinkt het als een treurige litanie: Wherever these forms of domination assume their authentically totalitarian structure they try their hand in a realm that up to now has been completely unknown to us: the realm where ‘everything is possible’.Ga naar voetnoot9. Ook voor Arendt staat dit gelijk met de totale oorlog en de uitsluiting van elk vredesverdrag: [...] der totale Krieg, der sick nicht mie der Zerstórung einzelner militírisch wichtiger Punkie begniigt, sondern darangeht die gesamte zwischen Menschen entstandene Welt zu eernichten. [...] wenn das Ziel des Krieges nicht mehr begrenzt und sein Ende nicht mehr ein Friedensvertrag zwischen den kriegführenden Regierungen ist, sondern der Sieg die staatliche oder sogar physische Vernichtung des Gegners bringen soll.Ga naar voetnoot10. De derde tekst, waaruit ik twee fragmenten wil lichten, betreft de Bremer-Vortríige. Het gaat om een cyclus bestaande uit vier voordrachten met als respectievelijke titel: ‘Das Ding’, ‘Das Ge-Stell’, ‘Die Gefahr’ en ‘Die Kehre’. Deze voordrachten werden later herwerkt tot het in Vortrdge und Aufsätze opgenomen opstel ‘Das Ding’ en het apart verschenen Die Technik und die Kehre. De voordrachten werden onder de titel ‘Einblick in das was ist’ uitgegeven als het eerste deel van Band 79 uit de Gesamtausgabe. De fragmenten die ik geselecteerd heb, komen uit de voordrachten ‘Das Ge-Stell’ en ‘Die Gefahr’, en werden in de herwerkte versie, gepubliceerd als Die Technik eind die Kehre, geschrapt. Het eerste fragment luidt: Ackerbau ist jetzt motorisierte Ernährungsindustrie, im Wesen das Selbe wie die Fabrikation von Lekhen in Gaskammern und Vernichtungslagern, das Selbe wie die Blockade und Aushungerung von Ländern, das Selbe wie die Fabrikation von Wasserstoffbomben.Ga naar voetnoot11. Heidegger legt hier allereerst uit waarom het nazisme, waaraan hij in 1935 nog zoveel toedichtte, | |
[pagina 7]
| |
nooit aan de hooggespannen verwachtingen beantwoord heeft. Het nazisme is de confrontatie met de planetaire techniek niet aangegaan; integendeel, het is zelf het meest abjecte bestel in de technologische onwereld. Het illustreert hoe de techniek zich alles brutaal toe-eigent en tegelijk alles in keurige cijfertabellen omzet: de agrarische industrie, de waterstofbom, het economisch embargo en de productie van lijken in de gaskamers. De gebeurtenissen van de jongste jaren schijnen Heideggers opmerking nog kracht bij te zetten. Men hoeft niet deel uit te maken van het alf om hevig verontwaardigd te zijn over de verdelging van miljoenen kippen, varkens en runderen; het is niet paranoïde om beangstigd te zijn door nog maar eens een dioxine-crisis, een epidemie van de varkenspest of van bse. Of is het onzinnig en immoreel om na de uitroeiingskampen niet alleen voor een genocide, maar ook voor een zoöcide beducht te zijn? Lacoue-Labarthe heeft zich mateloos aan deze zijnshistorische uitleg geërgerd. Hij noemt die ‘scandaleusement insuffisante’. En hij voegt eraan toe: La phrase n'est pas insuffisante parce qu'elle rapporte à la technique l'extermination de masse. Sous eet angle elle est au contraire absolument juste. Mais elle est scandaleuse, et done piteusement insuffisante, parce qu'elle omer de signaler que pour l'essentiel, dans sa version allemande, l'extermination de masse fut telle des Juifs...Ga naar voetnoot12. In wezen, zegt Heidegger, zijn Auschwitz en Hiroshima vergelijkbaar. Neen, zegt Lacoue-Labarthe, in wezen gaat het in Auschwitz om de uitroeiing van het joodse volk, en het is hemeltergend dat Heidegger dit niet vermeldt, dit als een detail beschouwt. Uitgerekend Heidegger, die begonnen is met een ontmanteling van de onto-theologische metafysica en die op zoek was naar een andere oorsprong voor het denken, had aandacht moeten schenken aan het ‘jodenvraagstuk’. Uitgerekend Heidegger, die een poging onderneemt om de zijnsvergetelheid te overwinnen, had getroffen moeten zijn door het programma dat ten grondslag ligt aan de beslissing van Wannsee: we zullen de joden vergeten en we zullen vergeten dat we ze vergeten zijn. Uitgerekend Heidegger, die in de metafysica op zoek ging naar de sporen van een vergeten oorsprong, had moeten protesteren tegen de aanslag op het joodse volk, omdat de joodse geschiedenis bestaat uit een gedenken van het vergetene, omdat de joden weten en belijden dat de mens gedragen wordt door wat hij vergeten is.Ga naar voetnoot13. Toch wordt Heideggers ‘schandalige’ opmerking jaren later herhaald door Hannah Arendt. In het beroemd geworden interview met Günter Gaus zegt ze:
Dies hätte nie geschehen dürfen. Und damit meine ich nicht die Zahl der Opfer. Ich meine die Fabrikation der Lekhen und so weiter - ich brauche mich ja darauf nicht weiter einzu lassen. Dieses hatte nicht geschehen dürfen. Da ist irgend etwas passiert, womit wir alle nicht mehr fertig werden.Ga naar voetnoot14.
In een weliswaar verschillende context gebruikt Arendt exact dezelfde woorden: het ongemeen choquerende aan de kampen is de (machinale, industriële) productie van lijken. En ze voegt eraan toe dat ze daar niet verder op hoeft in te gaan, dat ze daar niets aan toe te voegen heeft. Ze laat | |
[pagina 8]
| |
dus uitdrukkelijk na om erop te wijzen dat (het merendeel van) de slachtoffers joden waren. Arendt heeft nochtans veel over het anti-semitisme geschreven; ze heeft in haar leven en haar werk altijd met grote overtuiging beklemtoond dat de joden moeten worden gerespecteerd, niet omdat ze mensen zijn, maar omdat ze joden zijn, omdat ze met andere woorden een eigen religie en cultuur vertegenwoordigen. Het monsterlijke van de vernietigingskampen ligt niet zozeer in de uitroeiing van het joodse volk, maar in het voornemen om de mens te beroven van zijn menselijkheid. Daarmee zullen we nooit in het reine komen, zegt Arendt, dat blijft onvergeeflijk. Zo had ze ook voordien geoordeeld, met name in haar studie over het totalitarisme, in de volgende, hoogst provocerende zinnen: Suffering, of which there has been always too much on earth, is not the issue, nor is the number of victims. Human nature is at stake... Until now the totalitarian belief that everything is possible seems to have proved only that everything can be destroyed. Yet, in their effort to prove that everything is possible, totalitarian regimes have discovered without knowing it that there are crimes which men can neither punish nor forgive.Ga naar voetnoot15. Het gaat om ‘de menselijke natuur’, om het mens-zijn, om het zijn van de mens, om de mens als mens. Wie zich aanmatigt op het zijn van de mens beslag te mogen leggen, begaat een duivelse misdaad. Met een dergelijke misdaad kan de politieke wereld niets aanvangen: hij blijft onvergeeflijk, maar dat betekent ook dat hij door geen straf kan worden vergolden - alle (noodzakelijke) processen ten spijt. Lacoue-Labarthe, wiens politieke filosofie in het teken staat van Arendts fenomenologie van het actieve leven, gaat aan deze bedenkingen voorbij. Het tweede fragment uit de Bremer- Vorträge gaat opnieuw op deze ontologische afbraak in: Hunderttausende sterben in Mansen. Sterben sie? Sie kommen urn. Sic werden umgelegt. Sterben sie? Sie werden Bestandstücke eines Bestanden der Fabrikation von Lekhen. Sterben sie? Sie werden in Vernichtungslagern unauffällig liquidiert. Und auch ohne Solohes - Milliomen vereleeden jetzt in China durch den Hunger in ein Verenden.Ga naar voetnoot16. Opnieuw wordt de uniciteit van wat doorgaans met de naam ‘Auschwitz’ aangeduid wordt, impliciet ontkend. In het eerste fragment werd Auschwitz vergeleken met Hiroshima en met economische boycott, hier wordt de politiek van de ‘Endlösung’ vergeleken met de Chinese politiek die honger als een wapen gebruikt. Waar een dergelijke politiek de wereld teistert, wordt de menselijke existentie onmogelijk, dat wil zeggen wordt menselijke sterfelijkheid onmogelijk. De dood bergt het geheim van de menselijke existentie: wie de dood onmogelijk maakt, brengt een onherstelbare schade toe aan de mens en zijn existentie. Dat gebeurt in de vernietigingskampen: de gevangenen sterven er niet, ze worden er omgebracht als stukken vee, ze worden geliquideerd als ongedierte. Heideggers commentaar vertoont grote gelijkenissen met het huiveringwekkend relaas van Primo Levi over een bepaald soort gevangenen die de ‘muzelmannen’ genoemd worden: | |
[pagina 9]
| |
Hun leven is kort, maar hun aantal grenzeloos; zij, de muzelmannen, de teloorgeganen, vormen de ruggengraat van het kamp; zij, de naamloze, altijd andere en altijd eendere massa, de niet-mensen die in stilte marcheren en zwoegen, in wie de goddelijke vonk is gedoofd, die te uitgeblust zijn om nog echt te kunnen lijden. Men aarzelt om te zeggen dat ze leven; men aarzelt om hun doodgaan dood te noemen... Ze bevolken mijn geheugen met hun schimmige aanwezigheid, en als ik al het kwaad van onze tijd in één beeld kon samen vatten, zou ik dit beeld kiezen, dat ik zo goed ken: een uitgemergeld mens met hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht en ogen niets meer te lezen is van een gedachte.Ga naar voetnoot17. De kampen tekenen een plaats uit, of liever een wan-oord, een onwereld, waar het verschil tussen het menselijke en het onmenselijke uitgewist is. Dat lijkt de ultieme gewelddaad van het totalitaire regime. Zoals ook Arendt waarschuwt: ‘alles is mogelijk’ betekent bovenal dat ‘alles kan worden verwoest’.
De laatste tekst, die ik wat uitgebreider zal becommentariëren, is één van de Feldweg-Gespräche. Hij was tot voor kort niet te raadplegen, maar werd onlangs in de Gesamtausgabe opgenomen. De titel luidt: ‘Abendgespräch in einem Kriegsgefangenenlager in Russland zwischen einero Jüngeren und einem Äfteren’. Het gesprek speelt zich dus af in een Russisch kamp waar Duitse militairen krijgsgevangen zitten. Dit overkwam Jörg en Hermann Heidegger, zonen van, die allebei tijdens de oorlogsjaren vermist waren, nadat ze in t94t naar het Oostfront werden gestuurd. Heidegger draait de situatie dus enigszins om: hij zwijgt over Auschwitz, maar vestigt onze aandacht op het lot van de Duitse soldaten in krijgsgevangenschap. Later zal Heidegger deze beweging nog eens herhalen. Op zo juni 1952, bij het begin van het college, wijst hij de aanwezigen erop dat in Freiburg een tentoonstelling gehouden wordt met als thema ‘Kriegsgefangene reden’.Ga naar voetnoot18. Alsof hij er de wereld en Duitsland wou aan herinneren dat de Duitsers ook geleden hebben. De beslissing om het gesprek in Rusland te situeren is ook door persoonlijk verdriet ingegeven: vader Heidegger bezoekt in gedachten zijn zonen. Terwijl hij in andere teksten Rusland omschrijft als een gevaar voor Europa en stelt dat Duitsland door Amerika en Rusland in de tang genomen wordt,Ga naar voetnoot19. wordt Rusland in deze dialoog ervaren als ‘etwas Heilsamen’ en ‘etwas Befreiendes’: de wijdsheid van het Russische landschap met zijn uitgestrekte wouden brengt de sprekers in contact met een openheid die de beklemming van de gevangenschap doorbreekt en bevrijdt. Heidegger herneemt hier een gedachte uit zijn ‘filosofisch dagboek’ van de laten jaren dertig, toen hij schreef: wenn irgendwo noch ein unentfalteter Spiritualismus schlummert, dann im russischen Volk.Ga naar voetnoot20. En hij voegt er in één adem de volgende kritiek op de officiële nazi-ideologie aan toe: die Endforen des Marxismus, die wesentlich weder mit dem Judentum noch gar mit dem | |
[pagina 10]
| |
Russentum etwas zu tun hat; der Bolschewismus ist urspriinglich westlich, europäsche Möglichkeit: das Heraufkommen der Massen, die Industrie, Technik, das Absterben des Christentums.Ga naar voetnoot21. Het ‘Abendgespräch’ is één van de weinige autobiografische teksten van Heidegger. Dat blijkt ook uit de datum waarmee de tekst afsluit: ‘am 8. Mai 1945’. De bevrijding die beide sprekers in het begin ter sprake brengen, krijgt hier een echo: het gefingeerde gesprek vindt plaats op de dag van de bevrijding, op de dag dat de wereld verlost is van de oorlog. Alleen, zo begrijpt Heidegger het niet: 8 mei 1945 mag dan wel het einde van de wereldoorlog inluiden, voor Heidegger is er geen reden om te feesten. In wezen markeert de datum geen breuk: am 8. Mai 1945. De oorlog mag dan wel geëindigd zijn, dit is geen reden om te vieren, want er zijn geen overwinnaars, er zijn alleen overwonnenen. De Geallieerden hebben niet de zege behaald, ze zijn samen met Duitsland verslagen: beiden hebben de nederlaag geleden, ze zijn overwonnen door een opstand die ze zelf ontketend hebben. Deze opstand is niets anders dan de hoogmoed van de technische mens, die zich ‘maître et possesseur de la nature’ waant, roofbouw pleegt op alle zijnden, de zijnsvergetelheid ten top drijft en volkomen de gevangene van zijn eigen wil, zijn eigen machtswellust, zijn eigen prestatiedrang, zijn eigen berekeningswaan geworden is. De oorlog tussen de Geallieerden en Duitsland is afgelopen, die andere oorlog duurt onvermoeibaar voort: de oorlog tussen de mens en de zijnden. De eerste oorlog (tussen de landen) heeft de wereld vernield, de tweede oorlog slaat nog harder en nog onverbiddelijker toe, want hij is de alles ondermijnende verwoesting: diese Verwüstung sei keineswegs erst die Folge der Weltkriege, sondern die Weltkriege seien ihrerseits schon und nur eine Folge der Verwüstung, die seis Jahrhunderten die Erde anzehrt. Die Verwüstung kann auch nie durch eine Aufzählung der Zerstörungen und der Auslöschung von Menschenleben verrechnet werden, gleich als sei sie nur deren Ergebnis.Ga naar voetnoot23. De gedachten die de gesprekspartners in het Russische krijgsgevangenenkamp uitwisselen, worden door Heidegger jaren later herhaald. In een bezinning die vertrekt vanuit Nietzsche's waarschuwing ‘Die Wüste wächst’, maakt hij een onderscheid tussen de verwoesting en de vernieling of vernietiging: Verwüstung ist mehr als Zerstörung. Verwüstung ist unheimlicher als Vernichtung.Ga naar voetnoot24. Heidegger laat daar één van zijn typische denkbewegingen op volgen: wie de woestenij die door | |
[pagina 11]
| |
deze verwoesting aangericht wordt, wil begrijpen, moet zich niet een woestijn zoals de Sahara voorstellen; nee, het is eerder andersom: wat de woestijn of verzanding als geologisch verschijnsel is, komen we op het spoor vanuit de wezenlijke verwoesting: Die Sahara in Afrika ist nur eine Art der Wüste.Ga naar voetnoot25. Met de woorden van de gesprekspartners in het Russische kamp: der erdkundliche Begriff der Wüste sei nur die noch nicht zureichend ausgedachte Vorstellung von der Verödung, die uns zunächst und darum zumeist nur an besonderen Zustäinden und Beschaffenheiten der Erdoberfläche zu Gesicht kommt.Ga naar voetnoot26. Een zelfde figuurlijk beweging, een zelfde troop, voltrekt Heidegger in een college uit 1942, bij de bespreking van Antigone, als hij uitlegt waarom het Griekse woord ‘δεινον’ kan worden vertaald als ‘unheimlich’: Die Unheimlichkeit des Unheimischen besteht hier darin, dass der Mensch in seinem Wesen selbst eine katastrojh ist - eine Umkehrung, die ihn vom eigenen Wesen abkehrt. Der Mensch ist innerhalb des Seienden die einzige Katastrophe.Ga naar voetnoot27. De mens, die als catastrofe existeert, verwoest. Deze wezenlijke verwoesting hoeft niet in een chaos uit te monden. Integendeel, ze kan perfect gepaard gaan met economische prestaties, met wetenschappelijke vooruitgang, met morele discipline, met een politieke wereldorde, met sociale welvaart: Mit dem Aufrichten einer moralisch begründeten Weltordnung wird demnach der Vorgang der Verwüstung weder gebannt noch gar beendet. Waaruit bestaat die verwoesting dan wel? Het meest snedige antwoord wordt gegeven in de colleges van 1952: Die Verwüstung ist die auf hohen Touren laufende Vertreibung der Mnemosyne.Ga naar voetnoot29. De verbanning, de verjaging van Mnemosyne, de moeder der muzen en de godin van het aandenken, teistert de wereld meer dan de schending der mensenrechten, de werkloosheid, de sociale ongelijkheid, de oorlogsvernielingen. Het is moeilijk om Heideggers minachting voor de democratie niet te schandmerken. En toch, vooraleer te schimpen op wat hij het verstikkende van de welvaartsmaatschappij noemt, doen we er goed aan het volgende in acht te nemen. | |
[pagina 12]
| |
Ten eerste, Primo Levi valt Heidegger bij, ook hij klaagt de vergetelheid en de uitschakeling van Mnemosyne aan: De hele geschiedenis van het kortstondige ‘Duizendjarige Rijk’ kan trouwens gelezen worden als een oorlog tegen het geheugen, een Orwelliaanse vervalsing van het geheugen, een vervalsing en ontkenning van de werkelijkheid, tot en met de uiteindelijke vlucht uit diezelfde werkelijkheid.Ga naar voetnoot30. Zoals Heidegger ervan overtuigd is dat het nazisme niet overwonnen is en dat de verwoesting nog altijd om zich heen grijpt, zo is ook Levi bevreesd voor de mogelijkheid dat de ‘Lager-realiteit’ niet voorgoed tot het verleden behoort: hoeveel van de concentratiekampwereld is dood en komt niet meer terug, net als de slaver nij of het duel? Hoeveel is al terug of komt weer terug? Wat kan ieder van ons doen om in deze wereld vol dreiging althans die dreiging te verijdelen?Ga naar voetnoot31. Ten tweede, Hannah Arendt neemt in een fragmentair gebleven studie uit het midden van de jaren vijftig het beeld van de politieke woestijn over. De slotbedenking van het onafgewerkte stuk is getiteld ‘Von der Wüste und den Oasen’. Haar uitgangspunt is eveneens Nietzsche, die volgens haar de woestijn evenwel te psychologisch geduid heeft. Het grootste gevaar bestaat erin, aldus Arendt, dat we ons in de woestijn thuis gaan voelen. Paradoxalerwijze wordt dit voltrokken in het escapisme,Ga naar voetnoot32. de vlucht uit de werkelijkheid (die Levi - en Heidegger - zou wijten aan de verdrijving van Mnemosyne). Arendt, die nochtans Heideggers publicaties op de voet volgde, vermeldt Was helst Denken? niet. Ook hier woedt Ληϑη...? Ten derde, het mag vermetel klinken, maar Heideggers beschrijving van de verwoesting benadert de joodse bezinning over de Shoah. Heel prangend blijkt dat uit de volgende verklaring: Die Wüste ist die Öde. Die Verödung reicht so weit, dass sie auch kein Untergehen mehr zulässt.Ga naar voetnoot33. Zo ingrijpend is de verwoesting dat ze niet alleen elk nieuw leven, elk begin, elk initiatief fnuikt, maar bovendien ook de veroudering en de neergang smoort. Wat Heidegger over de uitroeiingskampen schreef, geldt in verhoogde mate voor de verwoesting: mensen sterven er niet, ze kreperen, ze worden als ongedierte vertrapt. Daarom keren de joden zich tegen de benaming ‘holocaust’: in de kampen vond geen offer plaats, Auschwitz was geen altaar, het goddelijke gaf er verstek. Slechts één naam vermag dit te verwoorden: Shoah, verwoesting, Öde, verlatenheid. Te bedenken blijft dat Mnemosyne verdreven is, dat we in de vergetelheid leven, dat het bedenkelijke ons niet te denken geeft. Maar, zoals altijd bij Heidegger, komt de redding via de erkenning van het gevaar. Het grootste gevaar bestaat erin te geloven dat we aan elk gevaar onttrokken zijn, de grootste nood ligt in de nodeloosheid. Het gevaar bestrijden houdt in te bedenken dat er gevaar is, de nood lenigen betekent niet de nood wegnemen, maar de smart van de nood ervaren. | |
[pagina 13]
| |
Zo wordt het ook door de gesprekspartners verwoord. Aangezien de verwoesting de neiging heeft om zich te maskeren, komt het er in eerste instantie op aan de verwoesting als zodanig te ontmaskeren, dat wil zeggen achter het masker van de burgerlijke maatschappij die zich in het welbehagen van de consumptie genesteld heeft, de verwoesting te ontdekken. De verwoesting verspreidt de illusie dat alles in orde is, wanneer aan alle behoeftes voldaan is en wanneer voor alle feiten en voorvallen, maar ook voor alle fouten en wantoestanden een uitleg voorhanden is. Binnen die ideologie heeft alles een nut, ook het nutteloze, mits het berekend kan worden. Zelfs het nutteloze is nuttig, omdat het ons leert het nut op te drijven, de kansen beter te benutten. Het nutteloze dat niet in nut kan worden omgezet, moet radicaal worden uitgeschakeld. Een dergelijke nutteloosheid creëert het denken dat vragen stelt over de nuttigheidsmanie, maar verder niets oplevert; even nutteloos blijft de smart die treurt om het geschiede, maar met dat treuren niets kan aanvangen; de aandacht voor het woord dat niet communiceert noch informeert; de lijdzaamheid die de dingen ondergaat, de weerloosheid, het geduld. Toch is het enkel aan die nutteloosheid gegeven om de mens uit de verwoesting te bevrijden en te redden. Om dat te bereiken moet de mens leren om niets te doen en te wachten. Zelfs de vraag ‘und worauf warton wir?’ moet worden opgeschort; ook het antwoord ‘wir warton auf nichts’ is ongepast, omdat het nog de indruk wekt dat er verwachtingen zijn: Seltsam ist dies, weder auf etwas noch auf nichts zu warton, und dennoch zu warton. Dit zuivere wachten laat komen. Ook nu moet de vraag ‘wat laat het komen?’ uitgesteld worden: het wachten laat het komen komen: Was anderes lassen wir kommen im reinen Warten als das Kommen?Ga naar voetnoot35. Als zodanig is het zuivere wachten niet echt op de toekomst gericht: het is de houding die zich op de meest radicale manier opent voor de tijd, die de tijd in al zijn dimensies de hand reikt. Deze houding wordt ons geschonken door Mnemosyne, het aandenken, dat aandacht heeft voor het tegenwoordige, het verleden gedenkt en ontvankelijk is voor het komen van de toekomst. Het zuivere wachten reikt uiteraard geen oplossingen aan en is in die zin volkomen nutteloos. Toch brengt het iets bij of maakt het iets mogelijk: het wachten verleent aan de wachtenden (of aan de wachters?) een houding van ingetogenheid en lankmoedigheid die er niet op uit is alles te regelen, maar aanvaard heeft dat het zijn van mensen en dingen, van wereld en aarde, zich op een hoogst bevreemdende manier aan het gevaar van de verwoesting blootstelt. Dat het zijn zelf zich aan de vergetelheid overlevert, dat het zich van zijn eigen wezen afkeert en zichzelf in gevaar brengt, dàt is de ervaring die door de wachtenden wordt doorgemaakt en verdragen.
Waar vinden de krijgsgevangenen deze houding die tot niets dient en volkomen nutteloos is? Waar treffen ze de houding die laat komen aan? Waar vinden ze het zuivere wachten? Waar ontdekken ze deze zuiverste vorm van messianisme? Niet bij de joden, die zo nutteloos waren dat ze | |
[pagina 14]
| |
enkel konden dienen om er zeep van te maken. Maar bij de Duitsers...? Weliswaar niet bij de nazi's. Het zuivere wachten is een opdracht die voorlopig door niemand volbracht is. Het is wachten op een volk dat kan wachten, het is wachten op een volk dat laat komen. Maar het volk dat voor deze opdracht bij uitstek in aanmerking komt, is het Duitse volk. En alleen als de Duitsers geleerd zullen hebben te wachten en het nutteloze aandacht te schenken, zullen ze echt Duitsers geworden zijn: Du meinst, indem wir Warrende werden, werden wir erst Deutsche?Ga naar voetnoot36. De verwoeste wereld, de totaal overwonnen wereld die geen overwinnaars kent en geen verliezers, moet gered worden door de Duitsers. De verwoesting treft iedereen, de redding komt van de Duitsers. Voor de redding uit de verwoesting is een wachten nodig dat niets verwacht en het komen laat komen, en tegelijk wacht op het Duitse volk dat het wachten leert. Laten we het wachten beoefenen, laten we niets verwachten, laten we het nutteloze behoeden, laten we leren om het komen te laten komen. Ja.
Laten we wachten op de Duitsers die geleerd hebben om te wachten. Neen. |
|