J.H. de Roder
Woord vooraf
De vraag naar de relatie tussen verbeelding en werkelijkheid, lijkt de kernvraag bij holocaust literatuur. W. Bronzwaer heeft er in een van zijn mooiste essays op gewezen dat de Aristotelische leeswijze nog altijd een cruciale rol speelt in onze beoordeling van literatuur, maar dat zij buiten werking wordt gesteld bij het lezen van kampliteratuur.Ga naar voetnoot1. Aristoteles stelde dat de literatuur boven de geschiedschrijving moet worden geplaatst. Want het is de literatuur die ons kennis verschaft van een hogere orde en die ons in contact brengt met een hogere werkelijkheid (die niet moet worden verward met die bij Plato). Waar de geschiedschrijving zich bezighoudt met het bijzondere, het particuliere en het toevallige, biedt de literatuur zicht op het algemene, universele en het typische van de menselijke ervaring.
Hoe vaak lezen en horen we niet wanneer het gaat om de literaire verwerking van de moord op de joden dat hier de werkelijkheid de verbeelding te boven gaat? Dit zou dan in Aristotelische termen betekenen dat de hogere waarheid niet in de verbeelding maar in de feiten zelf te vinden is. De feiten van de holocaust kunnen dan niet als gewone feiten worden beschouwd.
Bronzwaer trekt de conclusie niet maar ligt het niet voor de hand de redenering in deze Aristotelische lijn voort te zetten en te stellen dat de problematiek van het schrijven over Auschwitz het gevolg is van het feit dat Auschwitz zelf al literatuur is? Hier zou een oorzaak kunnen worden gezocht van het feit dat bij niets het kritische vermogen zozeer verlamd dreigt te raken als bij kampliteratuur en dat ook bij niets het oordeel zo streng kan uitvallen als bij kampliteratuur die geschreven is door auteurs die niet de kampen zelf hebben ervaren. En toch raken we er niet over uitgedacht en steeds weer opnieuw lijkt zich dit denken moeilijk te kunnen bewegen buiten de grenzen die door Aristoteles meer dan tweeduizend jaar geleden zijn getrokken. Twee vragen staan in dit themanummer dan ook centraal: waar schrijven we over als we over Auschwitz schrijven en waar schrijven we over als we over kampliteratuur schrijven? Het zijn vragen waar niet anders dan een voorlopig antwoord op kan worden gegeven. Vandaar: Auschwitz en geen einde.