drama, aan ‘De oprichtingsvergadering van het “Nederlandsch Toneelverbond”: een keerpunt in het negentiende-eeuws toneel’, over Heijermans, en, recenter, over de première van Teirlincks De ekster op de galg (een bijdrage met als ondertitel: ‘De vernieuwing van het Vlaamse theater in de jaren twintig en dertig’) en die van Claus' Thyestes in 1966.
Ook zeer recent zien we dat de grenzen soms vreemd liggen. De Brakke Hond publiceerde onlangs een hele aflevering gewijd aan theaterteksten. Het blad verzorgde zo een uitstekend overzicht van het werk van de belangrijkste jonge toneelschrijvers van dit moment - maar de redactie ontwijkt het probleem van de canonisering door er stomweg nergens over te beginnen.
Wrijving versus vanzelfsprekendheid, het lijkt erop dat het debat over beide kunsten zich tussen die twee polen beweegt. En bij de jonge theatermakers lijkt dit niet het moment van de vanzelfsprekendheid. Gaven twintig, vijfentwintig jaar geleden de meeste uitgeverijen ook nog toneelteksten uit, tegenwoordig beperken zulke uitgaves zich tot werk van auteurs die tóch al met ‘gewoon’ literair werk in het uitgeversfonds aanwezig zijn. Geen van de huidige jonge theatermakers wordt uitgegeven door een van de gevestigde literaire uitgeverijen. Maar daar staat meteen iets opvallends tegenover: geen van de jonge theatermakers lijkt het überhaupt te ambiëren om uitgegeven te worden door de grote literaire uitgevers.
Dit voorjaar werd tijdens gesprekken tussen redacteuren van literair tijdschrift Parmentier en medewerkers van het Arnhemse theaterproductiehuis InDependance de paradox van deze problematiek duidelijk. Enerzijds bestond er relatief grote onbekendheid met elkaars werkterrein, namen als Pourveur of Boyer enerzijds of Spinoy of Reugebrink anderzijds zeiden beide respectieve partijen toen eigenlijk nog weinig. Meer inhoudelijke verkenningen bewezen echter dat er wel degelijk, soms tamelijk onverwachte, thematische, inhoudelijke en zelfs - ondanks de uiteenlopende genres - stilistische en technische verbanden bestonden.
Parmentier verkent de laatste jaren steeds nadrukkelijker de marges van de literatuur - zowel geografisch als, vooral natuurlijk, literair-inhoudelijk. De belangstelling van het tijdschrift ligt niet zozeer bij de canon, maar eerder en liever bij vraagstukken omtrent hoe die canon tot stand komt. Met de problematiek rond de verhouding (literaire) tekst en theater stuitte de redactie dus op een nieuw grensgebied dat ze erg graag eens nader wilde verkennen.
Ook voor InDependance was de samenwerking met een literair tijdschrift als Parmentier een logische onderneming. Intussen zet het Arnhemse theaterproductiehuis zich alweer de nodige jaren in voor de Nederlandstalige toneelschrijfkunst. In de begindagen van zijn bestaan was er een groot gebrek aan nieuwe Nederlandse toneelteksten, en stimuleerde het de aanmaak van nieuwe teksten door het verstrekken van schrijfopdrachten. Ook de - Vlaams/Nederlandse - Toneelschrijfprijs is in 1988 op initiatief van InDependance ingesteld, en wordt sinds 1989 onder auspiciën van Het Theaterfestival georganiseerd (de eerste keer ging deze prijs naar Frans Strijards voor Hitchcock's Driesprong, dat dit seizoen heropgevoerd wordt bij