Parmentier. Jaargang 7
(1996)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Ilja Koetik
| |
[pagina 62]
| |
Daarom ook vloog uit de mond
door het kreupelhout dat de leegte omvat
de stem - als hij die zijn einde vond
in dat woud, ja, als hij die zich vermat
van de boog niet ten volle pijl te zijn
en tussen zadelbogen van angst verstijfde...
Gehoor is als 'n ruiter - ruim baan...
Lucht, Erlkönig... hou op... laat me gaan...
- M'n kind, waarom parelt zweet op je voorhoofd?
- Ach vader, in verliezen heb ik nooit geloofd,
maar elke cel laat me nu de koning horen...
- M'n kind! dat is de wind in je oren.
- Met was wil ik ze beschermen tegen tocht
door ze dicht te smeren... Hartstocht is stof,
en zo voel ik met m'n keel - als zand en aarde -
de wol en zijde van Isidora's zachte sjaal.
Uiteengevloeid in melk is nu 't doel...
Jeetje, Carrie, hoe prettig 't gevoel
mijn hoofd te verliezen plots voor twee...
M'n stem naakt, mijn gehoor - gedwee.
februari '89 - april '90.
Lund, met Pasen.
| |
[pagina 63]
| |
De grote magneet1Grote magneet - in goud plengt hij de kracht
van z'n armoe, geheel uit 'ondeblut voortgekomen...
Hem te begrijpen, O Sveria, is wat alleen ik vermag,
ondanks de voorhoofdsgroeven van je denkende bomen...
Maar gelukkig betekent kracht nog geen - macht.
Welke macht heeft de krab die zand omvaamt?
Zoals de vis om onze zwemvliezen lacht,
Zo heb ik deuren ingetrapt: liever dood dan slaaf!...
Maar hoe niet jaloers te zijn op z'n vermogen
dingen aan te trekken - als bomen,
ze binnenste buiten te keren en - hopla! -
treurende wilgen te doen verkeren in populieren...
Een huisje, ingegraven in rozen, in look,
duwt plots het dak van zich af, als 'n luik,
en leunt licht uit het lood,
als 'n discuswerper - na z'n wervelende stoot...
In Skone, dat KarlGa naar voetnoot* op de knieën bracht
kopiëren paarden, als op een teken, onverwachts
het monument van Peter de Dwingeland...
of: op het moment van de pen verstijft de hand
die, halverwege de korte reis,
bijna het papier al bereikte
en recht terzelfdertijd fier de rug
als saluut aan het Sieg-Freudisme -
Te salutant,
mors!...
3 mei 1990
Lund
| |
2We drinken mors,Ga naar voetnoot** wat dood betekent in 't Latijn.
De zee, glippend als een tafelkleed,
laat massa's sliertjes rotten in het fijne zand.
En een wolk werd verbogen door de magneet.
Zijn of niet zijn: Hamlet loopt rond met kamille
en Jago met 'n zakdoek: wie de neus af te vegen?
| |
[pagina 64]
| |
Alleen ik stik bijna van hun gedribbel,
ook al zit ik: links - mors, op m'n knieën - eten.
Wat zou er gebeuren, als we boven de ingang
een magneet en geen hoefijzer zouden hangen?
Zoals de lucht hem stut nu boven het water,
en niet weet waar ze die wolk moet laten.
Uit mijn zakken haalde ik geld en m'n mes.
Uit jouw haar nam ik alle spelden.
De zee wilde omhoog. Zo donker was het
in Elsinore, op de landtong, maar zelden.
Zoals ridders naakt door het hoefijzer
'n vliegtuig zouden betreden, zo betraden wij,
ontdaan van alle wapenrusting, en vrij
van alle aardse belemmering, 'n ander terrein.
We hadden 'n slot achter de rug. Alleen dat slot.
Maar achter je rug, ver weg, ergens daar,
dacht ik 'n ander soort magneet te ontwaren.
Verschillende magneten richtten ons lot.
Sterker, dan meer teder leek de klem,
ruwer, dan weer zwakker... Tot aan de ree
van Silkeborg stak de lucht spelden in de zee
en worstelde met het mes van mijn stem.
En ik voelde dat het duister zebravormig was,
dat we ons bevonden in een magnetisch veld,
en de tralies van de vrijheid bogen en rechtten...
dat de Mark der Denen inderdaad een gevangenis was...
Hoe we, als gevangenen van de vrijheid verloren,
in die van geesten zwangere volante vlogen,
boven de golven, soms naar omhoog,
dan omlaag, naar de lucht, naar achter, naar voren.
Dat twee magneten twee handen baren,
dat wij pendant van een expander
waren - uittrekken en weer ontspannen...
Continenten drijven langzaam naar elkaar,
gaan weer uiteen, en de as van de grote magneet
huivert bij een parallelle daad
van kwelling. De zeeën, nat tot op de draad,
vervloeien over de naden van de planeet.
25 mei 1990
| |
[pagina 65]
| |
3Eik en roos: wapen van de tsaren, het mijne: de leeuw.
De welp, geboren in de leeuw, wil vreten.
Rond van eikels ruist de beer als 'n dennenbos. Ik schreeuw:
Zie hoe vet ik ben! Ik voed me immers met magneten.
Zo ook weerklinkt de hommel - terwijl hij de frontale
vraag: waarvan ben je toch bezeten?
voor is - boven de velden met lelietjes van dalen.
Zo lijkt de magneet als hij ter wereld komt van lieverlee
op het doodskistje van een insekt, maar al snel - de stalen
klank eist als 'n schelp het zijne - op de twee
parallelle panelen die van niets zwanger zijn. Alleen
de parelmoeren kringen van hun ingewand delen mee
dat hij bestaat. De tuin omsingelend als steen
is de reuk verantwoordelijk slechts voor de tale
van de bloem. Onverwachts stoven haar geuren uiteen.
Zo ook bestaat de mens, volgens de verhalen,
uit 'n as die zich vertakt in longen, in drift
van bloed door de aren, maar eigenlijk is hij volgeladen
met magneten, zoals met broden de held van Swift,
in 't kosjere proza van Lilliput. God van almacht
en recht, sinister werd je wellicht
omdat die spijs ons volledig van de wijs bracht.
Zoals de circulaire nachtegaal zich richt
op de roos, zo moet ik mijn geduld nu verliezen
omdat, welke richting ik ook zou kiezen,
de kooi van mijn velden zich daar verdicht
waar ik plus en min niet kan onderscheiden,
en in dat magnetische gesticht
is 't duidelijk, dat voor eeuwig de reflex verdwijnt
en de betekenis van de schreeuw:
een mens ben je - of anders leeuw.
10-12 juni 1990
|
|