Parmentier. Jaargang 7(1996)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Wouter Donath Tieges Voor gezien I De dolle bedelaars van Warschau, raak ze niet aan, hun holtes! Raak niet aan het lijfje, onhandelbaar, ver beeld dat steeds, weer, van de handkar kiepert. Te nabij als het mij komt, knip ik me van de afstand bedienend de grove korrel uit. Maar raak aan die nog tamelijk jonge vrouw in het grauw, haar groene vilthoed. Zij kan zeg maar m'n moeder zijn, als ze daar waar ze hoorde geweest was toen, in het Berlijn. Raak me, ik was er niet bij, sneeuwend beeld, de schreeuw zonder geluid. Onherhaalbaarheid. [pagina 50] [p. 50] II Michelangelo, spieren van de maan: meer wenst vaders onrust niet te ontvreemden. De pikkans even denkbeeldig als de pakkans; toemaat is, lonkend, het oranje van de zoveelste augustusoogst, frituur van de lust. Engeltje! de kunst komt aan bod na het Here zij dank en ik sta inderdaad van tafel op. Ook een dutje doet wonderen; als herboren wordt Herr Doktor lijf en leden de baas: spreidstrekt armen, spurt losjes ontdaan de Boboli op en ontwijkt struikelend, evenwel in stijl, de Ferrari van de impresario. Hij vereeuwigt de schildpad niet. Noch de beeldig voldane ruiter. III [pagina 51] [p. 51] Bij vollemaan lees ik mijn nacht. De zaklamp tast de lettergrepen van het sprookjesboek af, ik vinger hun belofte. Ja, het dakraam waakt over mij. Waarom ik de veerman overzet, die z'n plek heeft ook als het niet weerlicht? Tussen ons stroomt geen water. Maar alles lijkt zo zalig traag te gaan als het donker me over mijn hoofd aait, krabt; als het me zwart maakt. Bij een ander lees ik: me verkracht. Hot plot: dichter hoort zwerver wolfhuilen en wordt lid. Ik sla m'n Mythen en sagen dicht. Plastic regenjas op zolder, 't is geen gezicht. Zondag wordt de mooiste dag, of maandag. [pagina 52] [p. 52] IV Zie me dat eind hinken naar het geboortehuis! Pentekeningen van berkjes kopiëren zich, honden pootheffen dat 't een lust is. Om de hoek wacht de slang: geen harde, weke, zachte hand die de was doet, wel de ketel op de tweepits waarin lijfgoed wordt uitgekookt. Met eten durfde moeder hier minder dan ze gekund had. Aan tafel! Hoe lang is ver? Open het bovenlicht want het stroomt, ik zie geen hand achter glas. Straks is er geen straat meer over, geen zand om land te veroveren. Stoepranden wil ik omdat ik in spelletjes heersen kan. Tja de auto's, en zonder bal. Ruimte en tijd, ik lach maar wat. Vorige Volgende