| |
| |
| |
Hans Hafkamp
J.A. Dortmond en zijn jacht naar het geschreven woord
Zoals de meeste grote bibliotheken herbergt ook de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek diverse collecties waarvan de oorsprong elders ligt. Een aantal van deze verzamelingen geniet grote bekendheid, zoals de Bibliotheek van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels en de Bibliotheca Rosenthaliana. Over deze collecties en onderdelen daaruit is in de loop der jaren veel geschreven. Ook letterkundige verzamelingen als die van bij voorbeeld het voormalige Frederik van Eeden Museum zijn bij neerlandici en andere geïnteresseerden geen onbekende grootheden.
Diverse andere collecties leiden een veel verborgener bestaan. Een voorbeeld hiervan vormt de collectie van het Schriftmuseum J.A. Dortmond. Evenals dat bij het Frederik van Eeden Museum het geval was, is de term ‘museum’ hier enigszins verwarrend. Weliswaar is er op basis van de collectie Dortmond, aangevuld met andere stukken uit het bezit van de Universiteitsbibliotheek, een tentoonstelling ingericht, maar het werkelijke belang ligt in de verzameling als geheel.
De collectie-Dortmond is éen van de meer recente toevoegingen aan de Amsterdamse bibliotheek. Op 27 september 1976 werd het Schriftmuseum J.A. Dortmond officieel geopend door de toenmalige minister voor Wetenschapsbeleid, F.H.P. Trip. Bij deze gelegenheid sprak de minister, zo meldde Carla Faas in een artikel in Open, ‘zijn waardering uit voor het streven van een particulier om zijn eigen bezit in dienst te stellen van wetenschap en samenleving en zo toegankelijk te maken zowel voor het wetenschappelijk publiek als voor de geinteresseerde leek’.
| |
Belangstelling
De collectie-Dortmond is het resultaat van ruim 40 jaar verzamelen door de naamgever, Johannes Arnoldus Dortmond (1912-1988). In een interview vertelde hij ooit dat zijn belangstelling voor allerlei vormen van schrift reeds vroeg ontstond:
Als kind al had ik veel belangstelling voor het schrift. Familieleden hadden enkele oude brieven die sterk mijn aandacht trokken. Mijn eerste belangrijke handschrift, dat ik aanschafte voor slechts twee gulden, was van prins Maurits, echt eigenhandig geschreven, op de kop getikt bij een antiquariaat in Den Haag waar ik aan het rondneuzen was.
Dortmonds interesse beperkte zich echter niet tot westerse autografen. Alles waarop geschreven was, kon op zijn belangstelling rekenen. Misschien was dit een gevolg van de omstandigheid dat het in de jaren '30 mogelijk was van terugkerende Indië-gangers tamelijk goedkoop handschriften op palmblad te kopen. In deze zelfde jaren ging Dortmond zich ook beroepsmatig met het schrift bezighouden. Hij verdiende zijn brood namelijk in de groothandel in kantoorbenodigdheden; aan de Kromme Nieuwegracht in Utrecht had hij een fabriek in vulpennen en aanverwante artikelen.
In Utrecht bevond zich voor de oorlog een dépendance van het in Berlijn gevestigde Schriftmuseum Rudolf Blan- | |
| |
ckertz. Dit museum werd in 1945 door oorlogshandelingen vernietigd. Toen had het Dortmond echter al geïnspireerd om bij het aanleggen van zijn eigen verzameling te trachten de geschiedenis van de schrijfkunst zo compleet mogelijk in beeld te brengen.
Als gevolg van zijn werk bereisde Dortmond de gehele wereld en dat kwam ook zijn verzameling ten goede. Veel stukken zijn uit het buitenland afkomstig. In het eerder genoemde interview vertelde hij in dit verband:
In Parijs kwam ik veel op de Marché aux Puces. Op het laatst kenden ze me daar en riepen ze: we hebben weer iets voor u. Als ik zelf niet kon bepalen of het iets bijzonders was wat ik te pakken had gekregen, dan ging ik ermee naar professor Pot, directeur van het Volkenkundig Museum in Leiden.
| |
Verrassingen
Enigszins terloops stipt Dortmond hier een belangrijk probleem aan dat onlosmakelijk gekoppeld is aan de breedte van zijn verzamelgebied: het is voor éen man onmogelijk om alle schriftsoorten te herkennen, laat staan te ontcijferen. Tot wat voor verrassingen dit kon leiden, gaf Carla Faas met betrekking tot een tweetal voorwerpen aan in haar artikel in Open. Dortmond kreeg op de Parijse markt op een gegeven ogenblik ‘twee echte botten met Chinees schrift’ aangeboden:
Het lelijkste bot met de gaatjes en spleten zou vals zijn, maar de koopman wilde ze alleen tegelijk verkopen. Terug in Nederland, bleek later bij expertise dat juist het valse bot een echt Chinees orakel- of wichelbot uit ca. 1200 voor Chr. was en het andere vals. De Parijse koopman van de botten bood hem later een ‘lijkkistje met vogelfiguurtjes’ aan. Een heer had de koopman verteld dat het een bijzonder soort ‘vogelsarcofaag’ was, omdat de Egyptenaren vogels als heilig vereerden en meenamen in hun graf. De heer Dortmond was echter meer geboeid door het feit dat er hiëroglyfen op stonden en het kistje in goede staat was. Een Leids Egyptoloog beschreef later de ‘vogelsarcofaag’ echter als een Egyptisch oesjebti-kistje uit de periode van 500 tot 300 voor Chr., waarin oesjebti's (beeldjes) werden opgeborgen die in het hiernamaals in plaats van de dode het nare landbouwwerk moesten verrichten. Het bijzondere is dat de tekst op het kistje expliciet aangeeft dat het hier om oesjebti's van faience gaat.
Sinds de collectie-Dortmond is ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek, is een aantal voorwerpen aan nadere bestudering onderworpen. In verschillende artikelen die verschenen kort nadat het Schriftmuseum officieel was geopend, werd regelmatig een door Dortmond in Cambodja gevonden grenssteen opgevoerd, die zijn geheimen nog niet prijs gegeven had. In haar bijdrage aan de in 1984 verschenen bundel De Arte et Libris kon Carla Faas echter schrijven:
Vorig jaar zijn de raadsels opgelost omtrent een grote grenssteen uit het gebied tussen Thailand en Cambodja uit de 10de eeuw na Chr. Deze steen bleek tot die tijd in de vakliteratuur niet bekend te zijn. De steen kon worden gedateerd op 991. Er werd op geschreven in een aan het hof gebruikelijke vorm van khmer-schrift. De tekst is een koninklijke verordening van Jayavamam V.
Maar nog steeds zijn niet alle stukken ontraadseld. Een Lolo-handschrift uit de Chinese provincie Yunnan, bij voorbeeld, wacht nog steeds op een deskundig vertaler. Een wachten dat wel eens lang zou kunnen duren, want Dortmond omschreef dit in een overzicht van Oosterse schriftsoorten als: Een van het
| |
| |
Chinees afwijkend schrift met vele symbolen. Veel is er van dit schrift niet bekend.
| |
Historische figuren
Naast zijn collectie exotische schriftdragers, bracht Dortmond ook zo'n 2.000 handschriften bijeen, waarin te volgen is hoe de Latijnse letter in de loop der eeuwen werd en wordt geschreven. Behalve zijn eerste aankoop, de reeds vermelde handgeschreven brief van prins Maurits, bevat deze verzameling autografen van schrijvers als Goethe, Tolstoi, Selma Lagerlöf, van een toneelleider als Willem Rooyaards, en van historisch belangrijke figuren als Margaretha van Parma, Willem van Oranje, Philips II van Spanje, Johan van Oldenbarneveldt, Tsaar Peter de Grote en Hitler. Brieven kunnen soms een onverwacht doorkijkje op de geschiedenis bieden. In het interview vertelde Dortmond: Een brief van Mussert begint met ‘Beste kameraad’, maar de naam die daarna volgt is weggeknipt, kennelijk vond de geadresseerde dit achteraf beter.
Bij het aanleggen van een verzameling speelt natuurlijk het toeval een rol, maar ook doorzettingsvermogen. En in sommige gevallen is ook een goedgevulde portefeuille een niet gering hulpmiddel. ‘Ja, ik geef niet gauw op,’ zei Dortmond in het reeds meermalen geciteerde interview. ‘Zo wilde ik dolgraag een brief hebben van professor Jean Champollion, de ontcijferaar van het hiërogliefen- schrift. Uiteindelijk kwam hij voor veertienhonderd Mark in mijn bezit.’ Maar, vervolgde hij, ‘ik heb ook wel eens geluk. Zo gebeurde het eens dat een kennis een brief van Buys Ballot in haar bezit had die ik al lange tijd, als een soort hartewens, wilde hebben. Door stom toeval liep ik er als het ware tegenaan.’ Dortmond las zijn aanwinsten ook, voor zover de taal waarin ze gesteld waren dat toeliet: ‘Ik heb een brief van de schrijver Jacobus van Looy die zijn broer schrijft over het feest dat werd gevierd ter gelegenheid van de geboorte van prinses Juliana. Menige zondagmiddag heb ik doorgebracht met het lezen van deze brieven.’
Aanvankelijk bracht Dortmond zijn verzameling onder op de zolder van zijn Utrechtse kantoor. Hij creëerde hier een expositie met de objecten in vitrines en fotokopieën van de autografen aan de wand (de originelen bewaarde hij natuurlijk in een kluis). Toen hij zich in 1974 uit zijn bedrijf terugtrok, moest er een andere bestemming voor zijn bezit gekozen worden. Gebrek aan een geschikte ruimte maakte het onmogelijk de collectie in Utrecht onder te brengen. De Amsterdamse Universiteitsbibliotheek was vervolgens een tamelijk voor de hand liggende keuze. Deze bibliotheek omvatte tenslotte reeds diverse verzamelingen die nauw aansloten bij de schrift-collectie van de Utrechtse zakenman. In 1875 had de gemeente Amsterdam bij voorbeeld al een schenking van 35.000 handschriften (brieven, officiële stukken en enige portretten) ontvangen, die bijeen was gebracht door P.A. Diederichs (1804-1874), vele jaren directeur van het Algemeen Handelsblad. Daarnaast zijn natuurlijk ook collecties als die van de Bibliotheek van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels en de typografische bibliotheek van drukkerij Tetterode van belang voor de geschiedschrijving van de schriftelijke informatie-overdracht.
| |
De wereld schreef
Hoewel zijn interviewster schrijft dat Dortmond ‘met smaak en enthousiasme [kan] vertellen over zijn omzwervingen en ontdekkingen van steeds zeer curieuze handschriften,’ heeft hij daar in geschrifte zelden blijk van gegeven. Hij schreef, met zijn collectie als uitgangspunt, éen, erg dun, boekje, De wereld
| |
| |
schreef (1969). Wie het leest, merkt meteen dat Dortmond zich als schrijver niet in zijn element voelde.
Na een aantal inleidende opmerkingen over het belang van het geschreven woord, behandelt hij in vogelvlucht de ontwikkeling van het schrift. Dortmond meent dat de oervormen van het schrift gelijk zijn aan die van de beeldende kunst. Er komt pas een bewuste scheiding wanneer de beeldende kunst tot een ieder kan spreken en het schrift dit alleen nog doet voor hen, die een taal waarin geschreven wordt, kunnen lezen en verstaan. Zijn overzicht begint dan ook bij de tekeningen in de grotten van Altamira en Lascaux door de Cro-Magnonmens (van 30.000 tot 2.000 vóor Christus), om vervolgens snel over te stappen naar het Egypte van de Eerste Dynastie (4.400 vóor Christus). Het is weinig zinvol om Dortmonds korte geschiedschrijving hier nog verder samen te vatten, vooral omdat de vele illustraties die de waarde van dit boekje uitmaken, dan moeten ontbreken. Opmerkelijk is echter dat Dortmond zijn historische schets een enkele maal doorspekt met een minder historisch waardeoordeel. Wanneer hij bij voorbeeld aangeland is bij de ontwikkeling van de ‘Humanistische cursief, schrijft hij: In de zeventiende en achttiende eeuw, ging men ze versieren met allerlei krullen. Dit was natuurlijk wel mooi, of liever het was opvallend - maar de zuivere lettervorm ging verloren. Tegenwoordig gaan wij weer terug naar de humanistische minuskel en gebruiken het goede, dat daarin te vinden is. Meteen hierop aansluitend, luidt de slotopmerking van dit hoofdstuk: De Stichting ter Verbetering van het Handschrift steunt elke poging om tot verbetering van het handschrift te geraken. Duidelijk leesbaar en vlot schrift ter voorkoming van tijdverlies, schade en misverstand door onleesbaarheid is haar devies.
| |
Verbetering van het handschrift
Misschien het meest intrigerende aan De wereld schreef is dan ook de uitgeefster: de Stichting ter Verbetering van het Handschrift. Voordat ik dit boekje in handen kreeg, had ik nog nooit van deze stichting, waarvan Dortmond voor-zitter was, gehoord.
De Stichting werd in 1958 opgericht, nadat Dortmond zich in de Verenigde Staten had laten overhalen een lezing te verzorgen voor de Handwriting Foundation. Deze organisatie was in 1955 in het leven geroepen door mensen uit het bedrijfsleven, nadat gebleken was dat jaarlijks zo'n twee miljard dollar schade werd geleden als gevolg van onduidelijk handschrift.
In Nederland probeerde de Stichting haar doelstellingen vooral te verwezenlijken door het geven van cursussen. ‘Bovendien,’ zo vertelde Dortmond in 1970 een verslaggever, ‘hebben wij in een oplage van twintigduizend exemplaren een pocketboekje [getiteld Naar beter handschrift; HH] doen verschijnen - dat nu geheel is uitverkocht. Daarin staat, zij het in gecomprimeerde vorm, de cursus ook opgenomen.’ Dortmond maakte hier verder geen melding van de propaganda die hij bedreef in zijn boekje De wereld schreef. Het hoofdstukje ‘Het ontstaan’ luidt namelijk in zijn geheel als volgt:
De uitvinding van het schrift is van beslissende betekenis geweest voor de mensheid. Het schrift is de basis van vele andere uitvindingen. De ruimtevaart, de computer, de televisie, de radio en vele andere vindingen zouden er niet zijn, indien het schrift niet was uitgevonden. Immers, alle formules voor de uitvindingen zijn geschreven en hebben hun basis op wat voor schrift ook. Wij hebben bij de eerste maanlanding van de mens bewondering gehad voor de enorme precisie, waarmede alles voorbereid was. Doch heel summier gezegd: éen onduidelijk voorgeschreven
| |
| |
instructie voor de computer en er waren fouten gemaakt. Bij nacontrole ongetwijfeld te herstellen, doch al met al een kostbare aangelegenheid.
Hoewel Dortmond met deze passage het gelijk ontegenzeglijk aan zijn kant heeft, bevat zij nauwelijks de informatie die je onder het hoofdstukkopje ‘Het ontstaan’ verwacht aan te treffen.
In verband met zijn eigen verzamelwoede is een opmerking in het hoofstuk ‘Oervormen’ interessanter: [...] het handschrift [is] dus de fonetische weergave van het gesproken woord. Het handschrift is echter zoveel meer. Het zegt veel van wat de schrijver bewust of onbewust voelt, denkt en de wijze waarop hij zich doet gelden. Wie meteen hierna doorbladert naar de laatste pagina's van De wereld schreef, waarop 21 specimina zijn afgedrukt van autografen uit Dortmonds collectie, begrijpt wat voor hem hiervan het fascinerende geweest moet zijn. Of, zoals de rasverzamelaar Johann Wolfgang von Goethe het bondig verwoordde: ‘Menschen, durch ihre Handschrift auf eine magische Weise vergegenwärtigt.’
| |
Literatuur
Dit artikel is ten dele gebaseerd op een drietal artikelen van de voormalige conservator Handschriften van de Amsterdamse UB, drs. Carla M. Faas: ‘Het schriftmuseum J.A. Dortmond’, in: Bibliotheekinformatie/Mededelingenblad voor de wetenschappelijke bibliotheken 14, 1976; ‘Bibliotheekbeschrijving/Het Schriftmuseum J.A. Dortmond’, in: Open 10 (1978) 3; ‘Enkele opmerkelijke collecties handschriften in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam’, in: Horodisch, Abraham (red.), De Arte et Libris/Festschrift Erasmus 1934-1984, Amsterdam 1984. Het interview ‘Van onze correspondente’ met J.A. Dortmond verscheen onder de titel ‘Van Martin Luther tot Victor Hugo/J.A. Dortmond: unieke collectie handschriften’ op 30 december 1980 in een door mij niet te achterhalen krant. ‘Wij krassen maar raak...’ vormde de kop boven een artikel dat op 21 oktober 1970 gewijd werd aan de Stichting ter Verbetering van het Handschrift in een evenmin achterhaalde krant. Het Goethecitaat is afkomstig uit het artikel ‘Een papieren museum van levende geschiedenis’, dat de handschriftenverzamelaar Paul Essens op 4 juli 1992 bijdroeg aan NRC Handelsblad. J.A. Dortmonds De wereld schreef (Amsterdam 1969) is nog immer verkrijgbaar bij de Amsterdamse UB à raison van f 7,50.
Mijn dank gaat uit naar de huidige conservator handschriften van de UBA, drs. J.M.M. Biemans, die mij een aantal van genoemde artikelen ter hand stelde.
| |
| |
|
|