| |
| |
| |
Fokas Holthuis
‘We hebben een achterstand in te halen’
Een gesprek met Martin Ros
Martin Ros (1939) is hoofdredacteur van uitgeverij De Arbeiderspers en redacteur van Maatstaf. Zijn grenzeloze passie voor boeken in het algemeen en voor biografieen in het bijzonder preekt hij via radio, televisie en door middel van talrijke artikelen, inleidingen en nawoorden. Onlangs verscheen van zijn hand het boek Vuurnacht: Toussaint Louverture en de slavenopstand op Haïti.
Martin Ros: Het is ontegenzeglijk waar: de biografie is in en er gebeurt momenteel enorm veel op dat gebied. In België is onlangs een grote biografieprijs toegekend. Er komt weer een biografiedag van de werkgroep Biografie en in hun blad staan overzichten waaruit blijkt dat tientallen historici en literatoren bezig zijn met biografieën. Ik heb mede de biografieprijs van de Dordtse Academie ingesteld en nu zijn we alweer bezig met de volgende prijs. Daarnaast zullen we dit jaar ongetwijfeld opnieuw éen of twee opdrachten verstrekken.
Er is op dit moment zoveel tegelijk aan de hand dat je je wel móet afvragen waar al die aandacht vandaan komt. Zoiets kan geen toeval zijn. Eén van de oorzaken is volgens mij het terugtreden van de politieke ideologie. Tegenover de vele ideologische verklaringen van de geschiedenis staat nu het individu, dat veel meer lucht en ruimte krijgt. Denk maar aan de marxistische geschiedschrijving: die heeft bepaald geen grote bijdrage geleverd aan de aandacht voor het individu. En in Frankrijk lag bij de nieuwe geschiedschrijving het accent meer op bewegingen, op materiële achtergronden, zoals de groei van steden en de ontwikkeling van de graanprijzen. Die dingen bepaalden volgens hen de geschiedenis. Dat kan allemaal wel zo zijn, maar geldt dat niet evenzeer voor het individu?
Er is al zó een pertinent antwoord te geven op deze onderwaardering van het individu met de figuur van Hitler. Hoe meer je leest over de geschiedenis van het nationaal-socialisme en het Derde Rijk, hoe meer je tot de conclusie komt dat Hitlers persoonlijke invloed, zijn charisma en zijn stigma van essentieel belang zijn geweest. Je kunt er donder op zeggen dat alles anders was gelopen zonder deze figuur. Joachim Fest was de eerste die dat onomwonden stelde in zijn biografie van Hitler uit 1973. Hij was de eerste die erop wees dat de persoonlijke impact van Hitler zeker zo groot is geweest als al die sociale krachten die Duitsland juist tot een voorraadschuur maakten voor het nationaal-socialisme. Er moest iemand zijn die wat er in de lucht hing in zichzelf incorporeerde. En die zich bovendien omringd wist door een aantal briljante en schurkachtige figuren, die dat allemaal een beetje vertegenwoordigden. Hitlers persoon speelde binnen de nationaal-socialistische ideologie een geweldige rol.
Maar nu de impact van de ideologieën terugtreedt, begint er meer zicht te komen op het individuele leven, met een begin, een midden en een eind. Al die levens die maar achter elkaar doorgaan en die individueel allemaal een component in een schakel zijn. Jacob Burckhardt heeft het al eens gezegd: zelfs iemand met het kleinste, onbenullige leven kan met een zekere trots het moede hoofd op den duur te rusten leggen, omdat ook hij een bijdrage, hoe
| |
| |
Martin Ros op zijn zolderkamer in de uitgeverij (foto: An Stalpers)
| |
| |
minimaal ook, heeft geleverd aan de geschiedenis van de wereld. Al die verzamelde individuen doen dat.
| |
Fin de siècle
Punt twee is dat we gewend zijn te tellen in eeuwen: ondanks allerlei andere systemen die we hanteren om geschiedenis te schrijven, kom ik altoos dat begrip ‘eeuw’ tegen. En een eeuw heeft een begin, een midden en een eind. Momenteel gaan we op het jaar 2000 af, we zitten in een fin de siècle en dan gaat het precies als aan het eind van de negentiende eeuw: op het breukvlak van twee eeuwen gaat een civilisatie terugkijken om te inventariseren wat er achter haar ligt. Zoals een mens terugkijkt bij het ouder worden. Die heeft niet alleen de neiging wat behoudender te worden, maar ook om terug te zien, het verleden op te kleuren.
Een derde punt is dat min of meer tegelijkertijd in een aantal landen schrijvers die van huis uit romanciers waren, en ten dele nog zijn, ertoe overgingen het uitgesproken terrein van de roman waarop ze bezig waren, los te laten en over te gaan op een soort mengvorm van biografie, roman, vie romancée en autobiografie. Daarvan bestaan verschillende voorbeelden, vooral in het Angelsaksische taalgebied, zoals Peter Ackroyd, die in zijn boek over Charles Dickens een hoofdstuk invoegt waarin hij gaat discussiëren met allerlei vroegere Dickensbiografen. En de biograaf van George Bernard Shaw, Michael Holroyd, die zich zo in Shaws leven en al diens opinies heeft ingeleefd dat hij zelf min of meer als Shaw werd: hij ging op de zelfde manier lopen en praten, stond op de zelfde tijd op! En Richard Holmes, die in de zelfde ongelukkige straatjes in Parijs ging wonen waar aan het einde van de achttiende eeuw de Engelse migranten zaten tijdens de Franse Revolutie. Alleen maar om ze goed te kunnen beschrijven. Hij trof het - de geschiedenis helpt je vaak een handje - dat toen net de revolutie van de jaren ‘60 uitbrak.
| |
Meeleven
Wat ik enorm waardeer in een goede biograaf is het vermogen de gebiografeerde in al zijn facetten te laten zien, ook diens maniakale en negatieve kanten. Meer nog bewonder ik het meeleven met de figuur die je beschrijft. De auteurs die ik zoëven noemde, gooiden zichzelf er helemaal in. Dat is eigenlijk erg modernistisch. De biograaf is niet meer louter het afstandelijke, zich aan strenge wetenschappelijke maatstaven houdende, objectiverende koele oog. Hij stort zichzelf erin. Hij discussieert mee, verwerkt zijn eigen emoties in het boek en geeft ook aan waarom hij aan die biografie is begonnen. Het heeft iets met hemzelf te maken: hij zit met zijn eigen vragen en problemen en die probeert hij via de biografie op te lossen.
Het krankzinnige is dat de biografie een meerwaarde bezit ten opzichte van degene die beschreven wordt. De goede biograaf, die tot in merg en been van zijn onderwerp doortrokken is, weet méer van dat leven dan die persoon zelf! Die zit op de wolken en komt er niet meer achter. Maar waarom iemand op een bepaald moment beslissingen neemt en wendingen uitvoert, dat weet die biograaf achteraf beter. Ga maar na: we staan op een dag voor honderden beslissingen die we vaak in een flits nemen: sla ik linksaf, sla ik rechtsaf? De merkwaardige, eeuwig discutabele vrije wil. We hebben een vrije wil, zei Luther, maar je doet toch alles waartoe je op een bepaalde manier door allerlei dingen in en buiten jezelf bestemd bent. De biograaf heeft het Onze-Lieve-Heerachtige voordeel dat hij alles weet en alles ziet en meer interpretatiemogelijkheden heeft dan degene die hij be- | |
| |
schrijft. Daarom vind ik de biografie ook een fase verder gaan dan de autobiografie. Door zich er volledig in te gooien, door te speculeren, door de durf verklaringen te geven, de gebiografeerde woorden in de mond te leggen, in discussie te gaan, geeft de biograaf een meerwaarde aan zijn werk die in de buurt van de roman komt.
De moderne biografie is een verzameling van allerlei genres tegelijk geworden - van de oude biografie, de geschiedschrijving, de roman, de detective - en trekt, vooral in Engeland, romanschrijvers aan. Holmes en Ackroyd zijn romanciers. Het genre is een nieuwe ontwikkelingsfase ingeslingerd. Wie daar in Nederland het dichtst bij komt, is Jan Fontijn met zijn biografie van Frederik van Eeden. Je kunt het al zien aan het omslag met die januskop van Van Eeden. Dat trekt biografen natuurlijk aan, de idee dat de mens uit veel verschillende individuen bestaat, waarvan twee kanten het belangrijkst zijn: de onbewuste driften die we nooit hebben kunnen verwezenlijken of uitleven enerzijds, en de feitelijke carrière die we maken anderzijds. Dat vind je bij Van Eeden in sterke mate terug en dat kon Fontijn als een belangrijke metafoor in zijn boek opnemen. Fontijn gaat in de richting van de modernistische biograaf door ook zijn eigen kritiek op en bewondering voor Van Eeden in zijn boek te verwerken. Aan de andere kant draagt het boek de last van een dissertatie, waardoor het zich noodgedwongen kenmerkt door een buitengewoon solide aanpak.
| |
Vie romancée
Er zijn in de negentiende eeuw in Nederland al heel degelijke en goede biografieën verschenen. Het prachtige boek van Lodewijk van Deyssel over zijn vader, dat is éen van de mooiste biografieën die we hebben, en is bovendien een zeldzaam specimen van een zoon die over zijn vader schrijft. In de tweede plaats denk ik aan de korte biografieen die ondergesneeuwd zitten in Het land van Rembrandt en Het land van Rubens door Busken Huet. Die man heeft veel gedaan op het gebied van het biografische artikel. Hij vertaalde ook boeken van Franse auteurs, Adolphe van Benjamin Constant bij voorbeeld, en liet zijn vertaling voorafgaan door een biografie van 120 pagina's van Constant. Zijn Litterarische fantasiën en kritieken lopen ook over van de prachtigste biografische artikelen. Klassieke prestaties! Een derde biograaf van uitzonderlijk kaliber is Jacob van Lennep, die over de levens van zijn grootvader en overgrootvader geschreven heeft. Van kindsbeen af is hij met ze bezig geweest, twee van die grootburgers uit de tweede helft van de achttiende eeuw.
Op het breukvlak van de negentiende en de twintigste eeuw verschenen er wel wat biografieën, die zich kenmerkten door een grote, logge onleesbaarheid. Maar je moet toch zeggen dat er in de loop van de negentiende eeuw verschillende boeken zijn verschenen die zich onderscheidden door hun persoonlijke inslag en levendigheid.
De vie romancée, zoals we die van André Maurois, Emil Ludwig en Stefan Zweig uit de jaren '30 kennen, bestaat niet meer, maar is in een andere vorm in feite overgenomen door iemand als Richard Holmes, schrijver van Footsteps. De vie romancée was eigenlijk typerend voor de jaren '30 en was bedoeld voor mensen die wel iets gelezen hadden, maar niet voor intellectuelen of academici. Nu is er eigenlijk geen bestaansrecht meer voor het genre: het soort publiek dat toen de vie romancée las, wordt nu volkomen bevredigd door de televisie. Maar in die tijd moest er gelezen worden en was het genre heel populair. In Frankrijk, Duitsland en Engeland heeft de vie romancée een geweldig
| |
| |
belangrijke functie gehad binnen de ontwikkeling van de biografische traditie in het algemeen. Vreemd genoeg heeft het genre in Nederland nooit opgang gemaakt, de enige die er aanspraak op kan maken is Theun de Vries. We hadden hier in Nederland dus eigenlijk een dubbele handicap: ten eerste hadden we überhaupt geen biografische traditie en ten tweede hadden we hier niet de opgang van de vie romancée, die dynamiek had kunnen geven aan potentiële biografen om aan het werk te gaan en die bij het publiek de smaak bleef doen behouden voor iets biografisch, al was het maar in een romantisch jasje.
| |
Achterstand
Het zou ideaal zijn als we verschillende biografieën van éen figuur hadden, maar daar zijn we in Nederland nog lang niet aan toe. Een uitzondering moet gemaakt worden voor Multatuli: van hem bestaat wel een aantal elkaar fiks bevechtende biografieën. Hij is de enige reus uit de negentiende eeuw in Nederland die dat gekregen heeft en dat komt doordat hij een typische auteur is van een gemeente van gelovigen. Het lijkt gek om dat te zeggen van een anarchist en vrijdenker als Multatuli, maar kijk maar naar zijn bewonderaars, dat zijn allemaal van die anarchistische en autoritaire gelijkhebbers. Rudy Kousbroek, Piet Grijs, Anton Constandse, Gerrit Komrij, Jan Blokker: ze zijn niet links, ze zijn niet rechts, ze staan op eenzame, solipsistische hoogte. Ze zijn koningen in hun eigen huis en zitten zo om Multatuli heen.
Ook van een figuur als Gerrit Achterberg zijn heel wat grote biografieën denkbaar, maar ik ben al blij met die door Hazeu. Heel lang is de biografie toch ernstig gestagneerd geweest in Nederland en eigenlijk hebben we nog steeds een enorme achterstand in te halen, want er zijn heel wat belangrijke figuren die nog geen biografie hebben. Onze koningen, bij voorbeeld. Als je in Engeland een boekhandel binnenstapt, dan vind je vijf biografieën van Oliver Cromwell of van belangrijke figuren uit het koningshuis, en wij hebben niets! We hebben geen moderne biografieën van onze stadhouders, van mensen als Troelstra, Nolens of Groen van Prinsterer, de grote politieke voormannen. Voor de literatuur geldt dat ook: er zijn nog geen hedendaagse biografieën van Kloos, Busken Huet, Lodewijk van Deyssel, Marsman, Nijhoff, ik kan wel uren doorgaan! Het is toch eigenlijk schandalig dat van een internationaal belangrijke figuur als Prins Maurits, onze stadhouder, een biografie ontbreekt. We hebben alleen dat amateuristische, vanuit zondagskunst geboren, brave anekdotische boekje van J.G. Kikkert, de boekjeskakker.
Maar je hoeft op politiek of literair gebied geen baanbrekend werk te hebben verricht om een biografie te verdienen. In de literatuur en in het randgebied tussen literatuur, geschiedenis en politiek heb je wat ik zou willen noemen de boys of the backroom, die toch een belangrijke uitstralende functie hadden. Ab Visser bij voorbeeld, of Jef Last, die een bibliotheek vol heeft geschreven die niemand meer leest, niemand taalt er meer naar. Maar zijn leven! Politiek, schrijven, stalinist, antistalinist, getrouwd, knapenminnaar: je kunt het zo gek niet verzinnen of Last heeft er in de periode tussen 1920 en 1950 mee te maken gehad. Dat leven trekt als een darm door die tijd heen. De biografie die Rudi Wester nu van hem aan het maken is, juich ik van harte toe, al zal die me niet tot het herlezen van Last brengen. Dat geldt misschien wel voor Visser, iemand die ervoor geboren was om altijd tweede te zijn.
| |
| |
| |
Open Domein
De biografieënreeks Open Domein is aanvankelijk als een ‘schoudernoot’ van Privé Domein begonnen. Privé Domein liep goed, maar is helemaal gebaseerd op de autobiografie en we kregen op een bepaald moment trek in biografieën: die hoorden er eigenlijk naast. Simon Carmiggelt kwam spontaan met het idee een boek over Willem Elsschot te maken, Jan Meijers begon in Maatstaf aan een feuilleton over Anton Mussert als mens en ik vroeg hem dat om te timmeren tot een boek, zo groeide dat. Er zitten trouwens wel buitenbeentjes in de serie, zoals het boek van Vladimir Nabokov over Gogol, waarin Nabokov in gesprek treedt met eerdere biografen van Gogol, maar dat toch een profiel schetst. En het boek van Martin van Amerongen over Richard Wagner. Dat bevat veel biografie, maar die zit vervlochten in zijn betoog, dat voortdurend bestaat uit een ja en een nee. Vanuit zijn politieke en mentale instelling is hij zeer antithetisch en kritisch over veel aspecten van Wagner, maar hij kon toch niets anders prijsgeven dan zijn gegrepenheid door de figuur Wagner. Je hebt ook nog de volkomen antithetische biografie, de vijandige zelfs. Het grote voorbeeld daarvan is het boek over Napoleon van mijn eigen leermeester Jacques Presser, dat ik een paar jaar geleden met veel plezier herdrukt heb in Open Domein. Het is een maniakaal boek, dat op veel punten te weerleggen is, maar in zijn consequente maniakaalheid, in zijn absolute weerlegging en de absolute verbeelding van Napoleon als een foute man die alle vruchten van de Franse Revolutie heeft bestreden en teniet gedaan, verdient dit boek zeker een plaats naast andere grote biografieen.
| |
Drie loten aan éen stam
Iemand als Wim Hazeu wordt wel als beroepsbiograaf afgeschilderd, een man die biografieën wil schrijven om het maken van die biografie, maar daar kan ik andere feiten tegenover stellen: hij is afkomstig uit een protestants-christelijk milieu. Alle sentimenten, en misschien ook wel ressentimenten uit dat milieu draagt hij met zich mee, ze zijn terug te vinden in zijn interesses en voorkeuren. Dat is toch de reden dat hij al vanaf zijn jeugd wordt gefascineerd door Achterberg. Biografieën over Hans Lodeizen en Slauerhoff, die hij in de pen heeft, zijn geen onlogische vervolgen, het zijn voor hem drie loten aan éen stam. Slauerhoff was in de jaren '30 de grote vonnisvoltrekker over protestants-christelijk Nederland. Dat was echt het knekelhuis achter je laten. Slauerhoff, de droom van elke jongen van zestien in een benauwd vaderhuis! Eropuit trekken, avonturen beleven, de zeeën bevaren, geslachtsziekte oplopen. Dat zijn spannende uitersten. Achterberg zat vastgeklonken aan éen groot drama. Lodeizen is de mythe van de jeugd. Die drie horen tot éen, zich in verschillende vormen afsplitsende persoonlijke bezetenheid. Dat vind je in Hazeu als biograaf wel degelijk terug.
Een oud probleem is dat van de weerspannige weduwe, of beter: de kwalijke invloed van erven in het algemeen. Je kunt stellen dat die in het merendeel van de gevallen ongunstig is. Het voorbeeld is een paar jaar geleden ten top gedreven in de biografie van Vestdijk door Visser. Dat is een heel omstreden boek geworden en werd door de meeste critici neergesabeld. Visser is een brave liefhebber van Vestdijk, afkomstig uit de bètawetenschap, die alles over Vestdijk verzamelde en op een gegeven moment meende een biografie te kunnen schrijven. Dat lukte hem niet, het boek is heel houterig geschreven, maar de kwestie die hij aan de orde gesteld heeft, blijft staan: hij is geblokkeerd geweest in
| |
| |
zijn werkzaamheden door de weduwe van Vestdijk.
Persoonlijk ben ik een voorstander van absolute vrijheid. Of iemand zou tijdens zijn leven al dingen testamentair moeten hebben vastgelegd. Maar we hebben het bij Franz Kafka gezien: als Max Brod de boeken van Kafka niet bewaard en uitgegeven had, dan was waarschijnlijk de hele wereldliteratuur nu anders geweest, dus we moeten hem dankbaar zijn. Bovendien: als Kafka zo benauwd was over zijn proza, dan had hij het beter zelf kunnen vernietigen.
| |
Wetenschappelijkheid
Sommige biografieën die verouderd zijn of wat feiten betreft achterhaald, blijven toch altijd hun waarde behouden. Het boek van Starkie over Arthur Rimbaud bij voorbeeld, of hier in Nederland, Herman Gorter: neen en ja van J. de Kadt. Toevallig heb ik vanmorgen een contract voor een nieuwe Gorterbiografie afgesloten, maar hoe dat boek ook zal worden, het boek van De Kadt zal zijn waarde behouden. Het is geen wetenschappelijk-definitief boek, maar vanwege een bepaald open, direct facet, namelijk de vraag wat Gorter nu zo bezighield en wat zijn belangrijkste verscheurdheid was, zal dat boek nooit worden achterhaald.
Wetenschappelijkheid en leesbaarheid liggen volkomen in elkaars verlengde: het is ondenkbaar dat wij een niet-wetenschappelijk verantwoorde biografie zouden uitgeven. Amateurisme pikken we niet. Maar het wetenschappelijke kan verpakt zijn in een vorm die geen enkele wetenschap meer verraadt. Dat heb ik zelf ook gedaan in mijn boek over Toussaint Louverture, waarin ik in het naschrift de hele Franse historiografie te grazen neem over Toussaint Louverture en de revolutie, maar ze kunnen me op geen enkele fout betrappen. Het notenapparaat heb ik weggelaten, ik heb het persoonlijke profiel van Toussaint willen schetsen. Je kunt het dus geen wetenschappelijke biografie noemen, maar ik kan wel alles verantwoorden. Ik weet dat er nu ook een nieuw soort biografen opkomt, dat, zich beroepend op nonfictie, de meest absurde fantasieën het boek in sleurt. Dat is een vervelende postmodernistische truc. De roman mag van mijn part zijn gang gaan, maar bij een biografie moet je van éen ding uitgaan, namelijk dat het leven naar waarheid, dat wil zeggen naar schriftelijke of mondelinge bronnen, is opgetekend. Dat betekent overigens niet dat er niet gespeculeerd mag worden.
Eén van de allermooiste moderne biografieën, een die ik om de paar jaar herlees, is Wallenstein, sein Leben erzählt von Golo Mann - de titel alleen al is prachtig - uit 1971. Wallenstein was éen van de grootste figuren in het Duitsland van de zeventiende eeuw, een geweldig legeraanvoerder en een groot politicus die een sleutelrol gespeeld heeft in de Dertigjarige Oorlog, een oorlog waarin conflicten uit de reformatie in de zestiende eeuw werden uitgevochten. Hij begon als legeraanvoerder en ontwikkelde zich tot een zelfstandig politicus die de twee kampen van protestanten en katholieken enerzijds tegen elkaar uitspeelde en anderzijds juist tot verzoening trachtte te brengen. Hij stond aan de wieg van een moderne visie op het Europa zoals zich dat in de zeventiende en achttiende eeuw zou ontwikkelen, met staten zoals we die nu nog hebben. Hij was een vrijdenker; waar het de protestanten en katholieken om ging, interesseerde hem eigenlijk niet en hij werd machtiger dan de Keizer.
Men vond hem veel te visionair, te modern, en bovendien vond men dat hij te veel talenten tegelijk verenigde - hij was legeraanvoerder, politicus, schrijver, denker, astronoom - en dat werkte bedreigend. Uiteindelijk werd hij zo
| |
| |
gehaat dat er een aanslag op hem is gepleegd. Het is de mooiste biografie die ik ken.
| |
Troostende zaken
Mijn fascinatie voor het genre en de biografieën die ik zelf heb geschreven, over Toussaint Louverture, mijn boek over wielrenners: dat is mijn eigen complex. Ik heb een heel plezierige, morsige jeugd gehad, maar toch: ik was een klein, vernederd Rooms jongetje in Hilversum, afkomstig uit een arbeidersgezin met negen kinderen. Ik was de jongste, een nakomelingetje. Mijn oudere broers, die allemaal een fatsoenlijke baan als boekhouder of loodgieter kregen, zagen dat ik goed kon leren en vonden dat ik naar het R.K.-lyceum moest. Dus werd ik als enige uit onze buurt, waar we allemaal met wielrennen en voetballen bezig waren, gedropt op dat lyceum met al die fabrikantenzoontjes. Ik had me nog nooit zo vernederd gevoeld. Ik heb er wel die natuurlijke drang door gekregen me sterk te maken voor wielrenners, die door de intellectuelen worden vernederd, die met hun prestaties een paar jaar voor veel levensplezier van heel wat mensen mogen zorgen en daarna meestal in de diepte vallen. En voor iemand als Toussaint, die in opstand kwam tegen het ergste wat er was, de slavernij.
Maar het feit dat er überhaupt mensen zijn die jaren van hun leven wijden aan de levensbeschrijving van een individu dat hen voorging, om daar uiteindelijk mij mee te fascineren, dat vind ik éen van de troostende zaken in de desolate woestenij van deze tijd.
|
|