| |
| |
| |
Han Rouwenhorst
Poezie in Gelderland
Een bloemlezing uit het ingezonden werk voor de wedstrijd voor literaire debutanten om de Prijs van de Provincie Gelderland 1991
Er stroomt heel wat water door Gelderland. En al dat water stroomt door gedichten van Gelderse dichters. Hun poëzie is gehuld in regen, mist en nevel. Een representatieve bloemlezing uit de kleine vijftienhonderd gedichten die werden ingezonden voor GELDERSE DEBUTEN 1991 behoeft een veerman, ruitewissers, een mistachterlicht en een consequente afstemming op de landelijke nieuws- en actualiteitenzender. Jan Dellebeke als Gerrit Komrij dus.
Wat is representatief? Wordt dit begrip gemeten naar thema, genre, sekse van de dichter? Gaat het om wat de mooiste en de beste gedichten zijn? De jury van dit jaar maakte een keuze. Er zijn echter ook onbekroonde gedichten die het waard zijn gepubliceerd te worden. PARMENTIER maakte een eigen keuze.
Waar water verder reikt dan Waal of Rijn, wanneer de Berkel en de Linge zich bedwingen, dan is daar
| |
Inge
een heel heldere vrouw bekijkt mijn sporen
ze verbaast zich over mijn schaduwen en
deze vrouw is helder tot de ademtocht
er ontstijgen strelingen vanuit haar voeten
en ze wellen op uit haar ogen
ze lacht met die tijdloze lach
ze lacht dus met morgens en met verledens
met tijden die gingen en die komen
ik geloof dus nu in de groene olifanten
in het donker bier en de hellende gebouwen
ik geloof in de prikkelende menigten
en in het gebrek aan lafheid
deze heldere vrouw lijkt een spiegel
waarin de vijfhonderd liefdes die ik heb gehad
de driehonderd vergetelheden en de zeshonderd
waarin mijn bemodderde voeten zich bekijken
mijn schone knieën en mijn mond vrij van verraad
waarin ik mezelf oceanen zie oversteken
deze vrouw die klinkt als een deur die opengaat
of een glijdende rots in de namiddag
helder als die namiddag waarop ik botste
helder als een flonkering
of liefde die gebaard wordt
Helder. Water wordt ijs. De sneeuwkoningin:
| |
Nachtvorst
Te dansen voor de koningin
Wie, wie zegt mij wat ik vermag (te durven)
te schrijven over geel, het sprei, de trap naar
Er zijn geen inhoudelijke bezwaren tegen expliciete geografische vermeldingen, ook niet als ze naar de werkelijkheid van Gelderland verwijzen. Maar te vaak moeten lezen dat een rivier een overgang is, dat water weemoed schept, dat vergankelijkheid en water éen troebel geheel vormen, dat water een spiegel voor jezelf is, maakt leesmoe. Mist ontneemt het zicht op de wolken, waar Nijhoff nog vrijelijk naar keek. Ook de volgende dichter kijkt verder:
| |
| |
| |
Atlas
aan het oosten van de Stille Oceaan.
op de plaatsen waar we zouden gaan.
Op welke kaart we ook keken
uit te rusten in de berm bij een sloot.
en werden bruin in ons gelaat.
Door éen gaatje stak een toren
het torentje van Avezaath.
Nee, niets dan goeds over Gelderland.
| |
Korenmarkt revisited
Bij het abstracte beeld op straat
dat er zich ter verliezen staat
in de nietsziende blik van een blaag van tien
zit een man aan een hond op een bank;
ook al een blinde zo te zien,
loopt men, staat men, een enkeling ligt bovendien,
en zingt een heilssoldaat zijn woorden van dank,
zwengelt zoals doorgaans vooral te dichtbij
de zoon van zijn vader het straatorgel aan
met een stap naar voor, terug en soms opzij
en kijkt als ik door deuren die openstaan
naar hoe de waard het zand op zijn kroegvloer
Daar moest ik eigenlijk maar aan voorbij blijven
weg van de zomerdag op de Korenmarkt.
Dit gedicht heeft een ietwat andere typografie gekregen dan in het manuscript, c.q. compuscript. Er is namelijk iets nieuws in dichterland: het centreergedicht. Talloze inzendingen leken meerwaarde te moeten ontlenen aan het loslaten van een belangrijk principe: de kaarsrechte linkerkantlijn. Het harde mathematische centrum van de opeenvolging van een aantal letterposities bepaalt de geleding. Dat is prachtig, het gedicht ziet er meteen anders uit. Maar of het nu een belangrijke toevoeging is met inhoudelijke conseqenties? Een variant op het centreergedicht, is het polarisatiegedicht: de typografie wordt bepaald door een kaarsrechte rechterkantlijn. Ook heel apart.
Genres scheppen problemen. Wat moet iemand die gedichten beoordeelt aan met de zogenaamde prozagedichten. Sinds rijmdwang en metriek geen dogma's meer voortbrengen, is alles een gedicht als de tekst maar in stukjes is gehakt, die korter zijn dan een normale prozaregel. De schaar is het werktuig van A.F.Th. van der Heijden en van de moderne dichter. Zijn de twee volgende teksten daarom geen poëzie?
| |
Het blauwe aquarel
Grillig stolt het verveloze
bloed. Ik poogde jouw lippen
te tekenen. Daarom scheerde
ik me nooit. Rookte ik sigaren
om jouw uitzicht te verstikken.
om jouw ogen te ontwijken.
vrienden om jouw schoonheid
jouw stilte in een lonk van
moergrond. In mijn blauwe
waterverf vloeien nu jouw
tonen. Schuld droogt lang-
| |
Het filtraat van miss Montana Langs een eindeloze waslijn zonder druipers
over een zojuist door God verlaten strand
verstuift een braadslee brandend zand.
Uit de bevlekte wagen klimt een man,
dronken, het zwaaiende portier achterna.
Miss Montana heeft haar rokken gestreken.
| |
| |
De bril met filter slaat ze van zijn hoofd.
Zij, het meisje, spert zijn ogen. Wijd.
Miss M. spiegelt en mist zichzelf. Niet hem.
Liefde filtreert. Er blijft iets achter.
Zo te zeggen de werkelijkheid zelf.
Want gaat ze, scheurt ze wel.
Vol gas. Gelders en meer dan Gelders. Maar weg is hij. een In Memoriam.
| |
Het ware leven der sterren
Hoe vreemd? De hemel weet hoe. Maar niet alleen de dood maakt een kloof onoverbrugbaar (daar is dat vermaledijde water weer):
| |
Broer
En dan past zwijgen.
| |
| |
Gesticht (Voor K.)
De doven dwalen rond in het museum.
Ze tasten wat. Ze roken. Ze zijn dicht misschien.
Hun uniformen geuren naar ureum.
Stillevens; vlekken. Niemand heeft ze ooit gezien.
Waarom zou iemand gedichten schrijven? Waarom wordt er een wedstrijd georganiseerd voor dichters? Voor Gelderland? De Koning van Katoren wordt een dijkgraaf. De Waterman geeft zich over aan het water: ‘En terwijl hij zich vasthield met de eene hand voelde hij hoe de moeheid uit de beenen ging, het water deed hem goed. En de hand liet los.’
Ach, wie weet komt uit dat Gelderse water een dichter opduiken. Wie weet ziet Narcissus niet alleen zichzelf.
De zelfde H.P. Bosman heeft een eigen visie:
| |
De dichter
Ziehier wat blijft van 't streven
naar faam en dus naar bergen geld:
doch slechts mijn dagen zijn geteld.
|
|