Parmentier. Jaargang 3(1991-1992)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Peter Aansorgh Oxazepam Om niet volslagen krankjorum te worden van die ezelin met haar mooie manen, perfecte lijf, immer hooggehakte hoeven & zwakzinnig gebalk, aan wie je met geen mogelijkheid uit kunt leggen dat je Station-West beter niet kunt ruilen voor de Kalverstraat en je bij Scrabble niets hebt aan de Q wanneer je de U niet bezit & dat ‘gefeliciteerd’ heus wel in het woordenboek staat maar dat je dan bij ‘feliciteren’ moet kijken & dat washandjes strijken zonde van de tijd is, moet hij zich van haar losmaken is hij verplicht haar de rug toe te keren. Steeds als hij op haar toilet staat te plassen en dat tegeltje voor zich ziet: ‘Preek wat waar is, drink wat klaar is, eet wat gaar is’, wordt hij eraan herinnerd dat hij al veel te lang in dat huis is. Hij spuugt van ezelinnen die van tegeltjes houden. Gek, dat zo'n scheiding toch pijnlijk is & droevig & ergens doodzonde & niet uit te leggen (: ‘Is dat nou zo'n ramp dat ik werdt met een t schrijf en niet van toneel hou?’) spijtig, eigenlijk maar het moet. Hij krijgt geen Oxazepam meer van zijn arts & een liter Bols per dag wordt toch wel te duur. [pagina 37] [p. 37] Vlees Hij heeft de windbuks altijd onder handbereik. In de keuken staat ie. Naast de wascombinatie. Onder het raam. Schieten is een passie van hem. Vooral zondags is hij als een bezetene met het schiettuig in de weer. Dan haalt ie nog wel eens het een of ander naar beneden. Een kat neemt ie, als de gelegenheid zich voordoet, ook op de korrel. Dat zijn toch maar moordenaars. Zondag is een klootdag, vindt ie. Dan is er nergens wat aan de hand. En dan duurt zo'n dag zo allejeekus lang. Na de kerkdienst eten ze soep. Groente/tomaten. Daar kunnen ze hem 's nachts voor wakker maken. Na de soep hijst hij zich in zijn om-het-huis-kleding. Een kakistofjas. Overgehouden uit de tijd dat hij ploegchef was. Bij zijn vorige baas. In het borstzakje van die jas prijken, duidelijk zichtbaar, enige balpennen. Voor als je eens wat moet invullen. En een spanningzoekend schroevedraaiertje. De andere, heupzakken, herbergen wat schroefjes, moertjes, bukskogeltjes en wat kleingeld. Daar rammelt hij mee als ie met iemand staat te praten. Voor hem mochten ze die zondag wel afschaffen. De zaterdagavond trouwens ook. In ieder geval de meeste. Want dan zat je daar toch maar voor Jan Lul met de zondagse kleren aan. Een verjaardag of bruiloft laat je natuurlijk niet schieten. Da's logisch. Evenals een goeie kwis of een special van BZN. Dan is zo'n avond klasse. Maar voor de rest, nee. Geef mij de maandag maar. Dan kun je tenminste weer gewone kleren aan. Door de week vervoert hij, per vrachtwagen, varkens van markt naar markt. Of van fokbedrijf naar abbatoir. Ik rijd met vlees. Betitelt hij die arbeid. Die dieren trapt hij gewillig de laadbak in en uit. Je moet die krengen de baas blijven. Die stomme zeugen kunnen behoorlijk bokkig wezen. Een beste kerel. Doet geen vlieg kwaad. Een oppassende man. Een die zijn tuintje er altijd zó uit heeft zien. Zegt de een. Hij heeft de leeftijd niet. Anders was hij, zeker weten, als een duivel zo fout geweest in de oorlog. Zegt de ander. Vorige Volgende