Parnassus, dat is den Blijen-bergh
(1623)–Anoniem Parnassus, dat is den Blijen-bergh– AuteursrechtvrijOp de wijse: Courante Hansken.Heer Iesus leydt sijn gasten aen
Ten dans rontsom den throone;
En singht tot elck met bly vermaeck
Dees veerskens soet van thoone
| |
[pagina 105]
| |
Tot sijne moeder Mariam.
Wat isser tusschen u en my?Ga naar voetnoot+
Ick mensch en Godt verheven;
Ghy zijt mijn liefste moeder bly,
En maghet reyn ghebleven.
Maria Antwoordt.
Mijn ziel maeckt groot u GodtGa naar voetnoot+
Met uwe Seraphinnen mijn Heer,
En mijnen gheest met allen zeer
Verheught in u van binnen.
Tot de Enghelen.
Benedijt God’, Enghelen mijn,Ga naar voetnoot+
Die u maeckt sterck van crachte,
Om sijn bevel licht sonder pijn
Te doen tot elck gheslachte.
De Enghelen antwoorden.
Lof, prijs, all’eer en danckbarhaz,Ga naar voetnoot+
Cracht, wijsheyt boven maten,
Zy u, ons Godt, in eeuwicheydt
Ghegundt van alle staten.
Tot de Patriarchen ende Propheten.
Den Godt van uwe Vaders all’Ga naar voetnoot+
Heeft my tot u ghesonden:
Dat ghy uyt dit Egypten dal
Deur my moeght zijn ontbonden.
De Patriarchen antwoorden.
Weerdigh zijt gy t’ontsluyten rasGa naar voetnoot+
Den boeck met seven sloten:
V bloet ons sielen veel ghenas
Deur ons zoo milt vergoten.
Tot d’Apostelen.
Ghy zijt met my cloeck ende stout,Ga naar voetnoot+
Apostelen ghebleven
In mijn tentatien menighfout
Verdragen in mijn leven.
| |
[pagina 106]
| |
D’Apostelen Antwoorden.
Waer zouden wy doch henen gaen?Ga naar voetnoot+
Tot wien ons bekeere?
Ghy wist ons woorden en vermaen
Van d’eeuwigh goet te leeren.
Tot de Martelaers.
Saligh die om rechtveerdicheytGa naar voetnoot+
Vervolghingh’ hebt gheleden:
Mijn rijck tot inder eeuwicheyt
Schenck ick u nu van heden.
De Martelaers antwoorden.
All’ wat wy veur v blijdelijckGa naar voetnoot+
Leden sonder beswijcken,
By dese vreught oneyndelijck
Is gheensints te ghelijcken.
Tot de Confessoren.
Het licht des werelts lustigh claerGa naar voetnoot+
Waert ghy, vrienden eersame,
Des ick u schencke openbaer
Dit eeuwigh licht bequaeme.
De Confesseuren antwoorden.
Deur waeter moesten wy en dierGa naar voetnoot+
Verduldelijck passeren:
En ghy hebt in verkoelingh’ hier
Ons all’ ghebracht zoo gheren.
Tot de Maeghden.
Ofschoon gheslachte suyver netGa naar voetnoot+
Van schoonicheyt ghepresen,
Met claerheyt zijdy om beset
Der deughden uytghelesen.
De Maeghden antwoorden.
O Bruydegom, om uwen naemGa naar voetnoot+
Als olie uytghegoten
Waert ghy bemindt en aengenaem
Ons Maeghden onverdroten.
| |
[pagina 107]
| |
Dees feeste duert tot allen tijt
Al veur des Heeren throone,
Dat ghesanck en soet jolijt
Is boven maten schoone.
Dit is de speculatie van S. Bonaventura. Lib. de dieta falutis, cap. vlt.
F.G.S.B. |
|