Parnassus, dat is den Blijen-bergh
(1623)–Anoniem Parnassus, dat is den Blijen-bergh– AuteursrechtvrijOp de wijse: In’t soetste vanden Meye.Bedruckt en benout van herten
Vind’ ick my tot inder doot,
Als ick oversien de smerten
Van mijnder boosheydt groot:
Maer als ick daer teghen weghe
O Heer, u bermhertigheydt,
Soo vind’ ick my te deghe
Tot alle lijden bereydt.
Mijn sonden nu veel jaeren
Eylaes! op een ghetast,
Mijn ziel deerlijck beswaeren
Als eenen grooten last:
Maer weder u ghenaden
Geven my eenen moet,
Als ghy, die zijn beladen
All’ tot u comen doet.
Hierom siet my doch aen:
Met een bermhertigh oogh,
Die met den Publicaene
Niet en derf sien om hoogh:
Ghy hebt ons hier ghelaten,
| |
[pagina 81]
| |
V woordt beschreven fijn,
Dat ghy tot onser baten
Ons soudt ghenadich zijn.
Och wie sal my verleenen
Een zee van tranen groot,
Om hier me te beweenen
Mijn sondich leven snoot:
Heer, doet smilten dit herte
Deur uwer liefden brandt,
Dat het met grooter smerte
Ghev’ tranen abondant.
Prince.
O Prince Godt ghepresen
Der sondaers medicijn,
Wilt my doch oock ghenesen
Deur u ghenade fijn:
Soo sal ick t’allen stonden
Van nu af heel verblijdt,
V eer en lof vermonden
Die zijt ghebenedijdt.
Ecclesiastici 43. ’s Hemels cieraet is de claerheydt Vander Sterren. |
|