Parnassus, dat is den Blijen-bergh
(1623)–Anoniem Parnassus, dat is den Blijen-bergh– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Op de wijse: Den Corenbijter vlieght in’t velt.Ick wou dat ick uyt die lijden waer
Daer ick soo dickwils suchte,
En dat ick leefde sonder vaer
Daer boven in ghenuchte.
Alsmen al te recht besiet,
Dat hier is opden eerden:
Wat vindtmen anders als verdriet
En vreucht van gheender weerden?
Daer boven is’t soo lieffelijck zijn
Al in des Hemels ruste,
Daermen gheniet tot alle termijn
Godts glorie met welluste.
De feeste duert tot allen tijt
Al veur des Heeren troone,
Dat gheclanck en dat jolijt
Is boven maten schoone.
De Moeder Godts is daer present
Verciert met allen deughden,
En allen de Heylighen excellent
Die doet sy daer verjeughden.
De Engelkens rusten nemmer meer
Van singhen met herten reyne:
Heylich heylich Godt den Heer,
Heylich zijt ghy alleyne.
De Maegdekens singhen soo schoon discant,
Naer des schrifts verclaren,
De Coninck Favid wel bekant
Die speelt op sijne snaren.
| |
[pagina 18]
| |
Ick roep tot u, mijn Heer mijn Godt,
Hoe langh moet ick noch woonen
Al in des werels droevich kot,
Daer ick niet en can verschoonen,
F.G.S.B. |
|